Vaak Gestelde Vragen over Soortenmeetnetten
FAQ meetnetten
- Wat is het doel van dit project?
- Wat is een meetnet?
- Wat wil men meten met een meetnet?
- Over welke soorten gaat het?
- Hoe worden deze soorten geteld?
- Hoe worden de locaties geselecteerd?
- Worden alle soorten opgevolgd door vrijwilligers?
- Welke ondersteuning is er voor deelnemende vrijwilligers?
- Wat met vergunningen?
- Welke afspraken zijn er met eigenaars van privé-gronden?
- Ben ik verzekerd tijdens mijn terreinbezoeken?
- Hoe kan ik meedoen aan een meetnet?
Wat is het doel van dit project?
Het project 'Monitoring van beleidsrelevante soorten in Vlaanderen' is een grootschalig telproject in opdracht van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) met als doel het opvolgen van de toestand en trend van soorten van de Habitat- en Vogelrichtlijn en een aantal prioritaire soorten voor Vlaanderen. Natuurpunt Studie coördineert de vrijwilligerswerking binnen dit project, samen met haar thematische werkgroepen en met Likona, Libellenvereniging Vlaanderen en Arabel.
Wat is een meetnet?
Soorten worden opgevolgd via soortspecifieke meetnetten. Een meetnet omvat een aantal locaties waar een soort of meerdere soorten tegelijk met een bepaalde regelmaat en volgens een vaste methode wordt geteld. Er zijn 29 verschillende meetnetten met elk een eigen methode. Sommige types zijn specifiek voor één soort (bv. webtellingen van de Lentevuurspin), andere voor enkele soorten (bv. vlinderroutes), nog andere voor een hele soortgroep (Algemene Broedvogels Vlaanderen). Vrijwilligers kunnen zich opgeven voor een of meerdere locaties binnen een of meerdere meetnetten. Startjaar is 2016 en stapsgewijs worden meer meetnetten opgestart.
Wat willen we meten met een meetnet?
Met een meetnet wordt de toestand van een soort opgevolgd op Vlaamse schaal. Hiervoor wordt een steekproef genomen van meetnetlocaties waar de soort om de paar jaar opnieuw geteld wordt. Volledige tellingen zijn buiten enkele heel zeldzame soorten immers niet haalbaar. De onderzoeksmethode is ontwikkeld om de toestand van soorten in Vlaanderen op te volgen, NIET om de toestand van een soort in een bepaald gebied op te volgen.
Over welke soorten gaat het?
In totaal worden 25 soorten planten opgevolgd, 10 libellen, 13 vleermuizen, 4 mollusken, 4 zoogdieren, 5 amfibieën, 2 spinnen, 2 sprinkhanen, 11 dagvlinders, 2 kevers en worden de bestaande tellingen verdergezet rond algemene broedvogels (140 soorten), bijzondere broedvogels (70 soorten), schaarse broedvogels (30 soorten) en watervogels (108 soorten).
Bekijk hier het volledige soortenoverzicht.
Hoe worden deze soorten geteld?
Voor elke soortgroep werden een of meerdere telmethodes bepaald, waarmee deze soorten op een haalbare én correcte manier geteld kunnen worden. Dit gaat van transectellingen op vaste routes (vb. libellen, dagvlinders), puntmetingen (bv. broedvogeltellingen) tot vangmethodes (bv. amfibieënfuiken). De methodes werden opgemaakt door het INBO, met praktische input van de thematische werkgroepen en vrijwilligers. Je kan meer lezen over deze methodes in dit rapport.
Hoe worden de locaties geselecteerd?
Het aantal te meten locaties werd statistisch bepaald om voldoende informatie te hebben om de gewenste trends te kunnen detecteren. De precieze meetlocaties worden geselecteerd door random steekproeftrekking uit alle recent gekende vindplaatsen van de soort. Hiervoor werden onder andere gegevens uit waarnemingen.be gebruikt.
Worden alle soorten opgevolgd door vrijwilligers?
In de aanloop naar dit project werd afgetoetst welke soorten best kunnen opgevolgd worden door vrijwilligers (dat bleken de meeste soorten) en wat de voorwaarden zijn voor een succesvol project met vrijwilligers. In dit rapport lees je daar meer over. Een aantal soorten en soortgroepen (o.a. vissen) worden opgevolgd door professionelen of op basis van losse waarnemingen.
Welke ondersteuning is er voor deelnemende vrijwilligers/werkgroepen?
De deelnemers ontvangen regelmatige communicatie, professionele ondersteuning, een handig invoersysteem met koppeling met waarnemingen.be, en kunnen altijd terecht op het secretariaat voor vragen. Er is geen vergoeding voorzien voor vrijwilligersprestaties. Voor soortgroepen waarbij grote verplaatsingen onvermijdelijk zijn, kan een kilometervergoeding worden voorzien. Er is een aankoopbudget voor grote materialen zoals fuiken of waadpakken. Voor persoonlijk excursiemateriaal als verrekijker of laarzen is geen budget voorzien.
Wat met vergunningen?
Voor sommige tellingen zijn toegangsvergunningen nodig en/of een afwijking op het Soortenbesluit. ANB heeft hiervoor een vergunning opgemaakt. Natuurpunt Studie bezorgt aan elke teller een persoonlijke ‘meetnetlicentie’ waarmee deelnemers zich kunnen identificeren, en een begeleidende brief waarin staat voor welke doelen de vergunning werd uitgereikt.
Welke afspraken zijn er met eigenaars van privé-gronden?
Meetnetlocaties kunnen ook op privé-gronden vallen. Met de eigenaars van privé-terreinen werden door het INBO afspraken gemaakt. Ze worden tijdig op de hoogte gebracht dat er metingen kunnen gebeuren op hun gronden en kunnen aangeven of ze al dan niet bezwaren hebben dat vrijwillige tellers hun terreinen betreden. Zoniet zullen INBO medewerkers deze taak overnemen. Er werd ook een ‘gedragscode’ uitgeschreven waaraan vrijwilligers worden gevraagd zich te houden. Dit gaat over het gericht onderzoeken en melden van de doelsoort en geen andere soorten, het niet maken van foto's van de omgeving, het tijdig maken van afspraken met de eigenaar over toegang tot het terrein en het afmelden wanneer het terreinbezoek werd uitgevoerd.
Hoe kan ik meedoen aan een meetnet?
Iedereen met een goede kennis van een of meerdere soortgroepen kan zich aanmelden om mee te tellen.
Je kan je aanmelden bij een meetnet naar keuze via www.meetnetten.be. Daarna neemt een veldwerkcoördinator contact met je op.
Als er nog locaties vrij zijn en je aanmelding wordt goedgekeurd, krijg je een overzicht te zien van alle meetnetlocaties. Je kan je naam dan verbinden aan een of meerdere locaties.
Alle tellers ontvangen regelmatig informatie over het meetnet, een handleiding en specifieke informatie over de meetlocaties in kwestie.
Er worden ook opleidingen georganiseerd over de doelsoorten en onderzoeksmethodes.