Verslag Vlaams-Nederlands akkervogelsymposium, 21 oktober 2017
Klik hier om de presentaties van het akkervogelsymposium te bekijken. De posters zullen beschikbaar zijn vanaf 7 november 2017. Foto's van het evenement zijn hier te bekijken.
Tien jaar akkervogelbeleid: wat hebben we geleerd?
Op het Vlaams-Nederlandse akkervogelsymposium van 21 oktober 2017 blikten experten terug op tien jaar akkervogelbeleid. In die tijd is veel bruikbare kennis vergaard, alleen is die niet altijd doorgestroomd naar de instrumenten om akkervogels te beschermen. Waar kennis en motivatie samengaan, ontstaan nochtans succesverhalen. Voor sommige soorten dringt de tijd: de Vlaamse grauwe gors rekt het nog amper twee jaar.
Tien jaar na het legendarische akkervogelsymposium ‘Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden’ (in 2006) was het tijd om de balans op te maken van de afgelopen periode: waarom hebben veel akkervogels het nog altijd zo moeilijk, wat hebben we over ze geleerd en wat is de betekenis geweest van agrarisch natuurbeheer? Die vragen stonden centraal op het vervolgsymposium dat Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland en Werkgroep Grauwe Kiekendief op 21 oktober jl.in Leuven organiseerden.
Akkervogels blijven mensen boeien, zo bleek uit de opkomst van ruim 200 vrijwilligers, medewerkers van overheden en studiebureaus, natuurbeschermers, landbouwers en jagers. Ondanks het enthousiasme waarmee op tientallen plaatsen in Nederland en Vlaanderen akkervogelprojecten zijn opgestart, liggen de resultaten zelden in lijn met de inspanningen. Volgens de Wageningse hoogleraar Plantenecologie en Natuurbeheer David Kleijn wordt zelden aan alle cruciale succesfactoren voldaan, met name: akkervogelbeheer alleen in kansrijke gebieden, een regisserende gebiedscoördinator met kennis van zaken, gebieden met akkervogelbeheer die voldoende groot zijn en waar het oppervlak met maatregelen ook groot genoeg is.
Ook monitoring blijft een heikel punt. In slechts enkele gebieden vindt voldoende monitoring plaats om een vinger aan de pols van de akkervogelstand te houden. Nochtans is monitoring belangrijk om de effectiviteit van de tientallen miljoenen publieke middelen die in agrarisch natuurbeheer worden geïnvesteerd op waarde te kunnen schatten.
Cruciaal is het om effectiviteitsonderzoek van maatregelen te doen vanuit de ecologische behoeften van een soort. Werkgroep Grauwe Kiekendief maakte de oefening voor veldleeuwerik in Groningen. Daaruit bleek dat de helft van de akkerranden op ongunstige plekken lag, met name in de buurt van bomen of bebouwing waar veldleeuweriken niet broeden. Daar waar ze goed gelegen zijn, worden ze wel bezocht om te foerageren maar bieden ze geen oplossing voor het meest nijpende probleem: een gebrek aan veilige broedgewassen. Nieuwe beheersvormen met broedgeschikte gewasteelten als zomergranen, luzerne en extensief grasland dringen zich op.
Hoe onderbouwd maatwerk tot resultaat kan leiden, illustreert Eckhard Gottschalk met 14 jaar onderzoek naar de meest effectieve maatregelen voor patrijs. Bloemrijke stroken met deels eenjarige en deels tweejarige vegetatie bieden zowel nestgelegenheid als insectenrijke foerageerplekken voor opgroeiende kuikens. Gottschalk zet met zijn onderzoek ook het debat rond predatie op scherp. Predatie drukt wel degelijk op de patrijs wanneer stroken minder dan 10 meter breed zijn. Maar in bredere stroken of blokken heeft de patrijs wel kans om predatie het hoofd te bieden. Zijn advies luidt dan ook om akkerbouwlandschappen predatorbestendig te maken met 3 à 7% juiste maatregelen in robuuste eenheden.
Een zelfde verhaal hoorden we bij Jeremy Wilson van RSPB Schotland, waar met ecologisch onderbouwde maatregelen en enthousiaste adviesverleners een populatie grauwe gors eindelijk weer toenam in plaats van achteruitging. De Schotse case kan een leidraad worden voor het noodplan dat de Vlaamse grauwe gors zijn allerlaatste kans op redding moet bieden. Wat zo’n plan dan juist moet inhouden werd aan de hand van een jaarrond-aanpak door Werkgroep Grauwe Gors opgelijst. Als de resterende kernpopulaties een hogere dekkingsgraad aan maatregelen krijgen, aangevuld met overzomerende stoppelakkers en bloemrijk hooiland, hoeft deze ooit algemene akkerspecialist het loodje niet te leggen.
Het panelgesprek ging in op de vraag of we op korte en middellange termijn veel mogen verwachten van de politiek. Komt er ooit nog iets van de jammerlijk mislukte vergroening van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB)? Wordt de prijsvorming in de keten aangepakt, zodat boeren meer marges krijgen om groener te produceren? Zolang deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord, zal het vooral van bewegingen van onderaf moeten komen. Een belangrijke uitdaging daarbij is om boeren meer betrokken te maken. Zonder intrinsieke motivatie wordt agrarisch natuurbeheer immers zelden een succes.
Zal het akkervogelsymposium een keerpunt inluiden voor agrarisch natuurbeheer in Vlaanderen? In zijn slotwoord gaf Toon Denys, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, met een fors engagement tot meer maatwerk en een verscherpte gebiedsfocus een voorzet op het antwoord. En dat geeft hoop, niet in het minst om in de toekomst de rammelende sleutelbos van de grauwe gors op de Vlaamse leemplateaus te kunnen blijven horen.
https://twitter.com/search?q=akkervogelsymposium&src=typd
Tekst: Jules Bos (Vogelbescherming Nederland), Oike Vlaanderen (Werkgroep Grauwe Kiekendief), Freek Verdonckt (Natuurpunt)
Presentaties en samenvattingen van sprekers akkervogelsymposium 21 oktober 2017
De sprekers stellen hun presentatie ter informatie ter beschikking voor de deelnemers. Voor concreet gebruik ervan dient u steeds toelating te vragen aan de auteurs.
Een terugblik op 10 jaar akkervogelbeheer Olivier Dochy, provincie West-Vlaanderen
De meeste akkervogels doen het nog altijd niet veel beter, of zelfs slechter, dan 10 jaar geleden. Toch stond de akkervogelbescherming helemaal niet stil, integendeel! Op tientallen plaatsen zijn projecten gestart, groot of klein. Op slechts enkele plaatsen leidde dit tot echte nieuwe bruikbare kennis, namelijk daar waar serieus onderzoek én overleg met alle terreinmensen en beleidsmakers hand in hand gaan. Uit de mislukkingen werd ook veel geleerd. Al die nieuwe kennis is intussen gebruikt: de menukaart aan beschikbare beheerovereenkomsten voor landbouwers is zo goed als volledig.
Nu nog een manier vinden om er méér van in het landschap te krijgen. Dàt is de grootste uitdaging voor de nabije toekomst. Een meer doeltreffende ‘vergroening’ dringt zich zeker op. Dat lukt volgens mij best in combinatie met een meer multifunctionele landbouw die door de maatschappij beter naar waarde wordt geschat, een halt aan de versnippering van open ruimte, en kennisopbouw bij zowel landbouwers over natuur als bij natuurliefhebbers (en stadsmensen) over landbouw. Met dan nog eens beleidsmensen erbij die luisteren naar wetenschappelijk onderbouwde adviezen is er inderdaad een kans dat we over nog eens tien jaar vaak van akkervogels kunnen genieten.
Organisatie en resultaten van akkervogelmonitoring in Vlaanderen Luc Debruyn, INBO
Punttellingen, een krachtige methode voor monitoring Wouter Vansteelant, Werkgroep Grauwe Kiekendief
Over biodiversiteit en natuurbescherming in agrarisch gebied David Kleijn, WUR
Het gaat slecht met de biodiversiteit. Natuurbeschermingsmaatregelen op boerenland (agrarisch natuurbeheer) heeft niet het gewenste effect. Dat komt omdat de maatregelen enerzijds niet ver genoeg gaan (iets later maaien, beetje bijvoeren in de winter) en op een onvoldoende groot oppervlak worden uitgevoerd. Anderzijds komt het doordat het landgebruik rondom die percelen met agrarisch natuurbeheer gewoon doorgaat met steeds intensiever gebruikt te worden, wat niet alleen leidt tot een verdere achteruitgang van de biodiversiteit daar maar, via onder andere randeffecten, ook op de percelen met agrarisch natuurbeheer.
Waar we naar toe moeten voor effectief agrarisch natuurbeheer is een gebiedsgerichte benadering. Deels moet dat aangestuurd worden door beleid (collectieven, focus op de meest kansrijke gebieden). Net zo belangrijk, echter, is dat er draagkracht en coördinatie komt in de gebieden zelf. Beheer wat wordt opgelegd van buitenaf zonder dat de mensen zelf gemotiveerd zijn leidt zelden tot succes.
How to save the partridge? Results from 14 years of partridge conservation in a project area in central Germany Eckhard Gottschalk, Universiteit Göttingen
Populations of Partridges (Perdix perdix) have declined seriously all over Europe. We started a partridge conservation project in 2004 at the district of Göttingen, central Germany (1.000 km², 54% farmland). Partridge density is low (locally 0-4 pairs/km², population size about 400 pairs). We optimized the agri-environment scheme “flower strip” to improve the habitats: About 1000 flower strips (500 hectares) were introduced to the landscape – in average just 0,8% of farmland, but locally up to 7%. Predator control is not enhanced.
The management is accompanied by a study: partridge counts on 100 km², radio tracking of 200 partridges and studies on habitat quality of flower strips (e.g. insect biomass, effects on other farmland species). We found that the optimized flower strips were highly attractive for partridges. Nesting occurs mainly in perennial vegetation, not in crop fields. Highest mortality for hens is during the incubating period of the clutch. Predation risk on the nest is highly dependent on the width of the structure: > 60% predation losses in structures up to 10m width, but 25% in wide structures.
Population size is stable over the investigation period. The amount of 0,8% habitat improvement was not sufficient to increase the population size. We managed locally a strong increase and calculate from the results that 3-7% of the landscape has to be covered additionally with high quality habitat to increase population size substantially.
Population dynamics of partridge populations is mainly driven by local factors – which gives a strong recommendation for conserving metapopulations. We give guidelines for partridge conservation concerning habitat improvement, project area size and explain the differences of our approach to more hunting-motivated projects.
Targeted agri-environment schemes for the Corn Bunting in Scotland Jeremy Wilson, RSPB Scotland
Corn Bunting populations are in severe, long-term decline in the UK, as elsewhere in westernEurope, and the species is on the red list of birds of highest UK conservation. In Scotland, the population is reduced to 750-900 breeding territories, mainly distributed along the eastern seaboard. Here show how research and monitoring since 2002 has informed the development of targeted agri-environment interventions for Corn Buntings which have resulted in reversal of population decline at the farm scale, and may have stabilised overall population decline.
De zwanenzang van grauwe gors in Vlaanderen Robin Guelinckx, Werkgroep Grauwe Gors
Recent onderzoek van de Werkgroep Grauwe gors bracht aan het licht dat één van onze meest iconische akkervogels van Vlaanderen op het randje van uitsterven staat. De voorbije 15 jaar slonk het aantal grauwe gorzen met 95%. De soort is ondertussen terug getrokken op vier plaatsen in Vlaanderen.
Vanaf 2009 startte de Vlaamse Overheid met beheerovereenkomsten voor akkervogels. Met subsidies namen landbouwers in honderden hectaren akkers maatregelen om de akkervogels er weer bovenop te helpen. Toch bleef de achteruitgang van grauwe gors doorgaan: traditionele overwinteringsplekken liepen leeg en op de randen van het verspreidingsgebied waren jaar na jaar minder zangposten.
Werkgroep Grauwe gors ziet in de alarmerende cijfers het signaal om het agrarisch natuurbeheer beter af te stemmen en aan te vullen op de bescherming van grauwe gors. Veldwerk heeft uitgewezen dat de soort een jaarrond lang zorgen en noden heeft. Die hangen vandaag allen aan een zijden draadje: wintervoedsel vinden, de hungry gap doorkomen, succesvolle legsels voortbrengen en veilige nestplaatsen vinden. Snelwerkende oplossingen zijn nochtans gekend én haalbaar. Willen we vermijden dat de onfortuinlijke akkervogel verdwijnt uit Vlaanderen, dan komt er op aan deze maatregelen op de juiste plaatsen uit te rollen in een ‘noodplan ‘grauwe gors’.
Tien jaar bijleren over veldleeuwerik Henk Jan Ottens, Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief
Onderzoek naar broedende Veldleeuweriken in akkergebieden in de provincies Groningen en Drenthe laten zien dat Veldleeuweriken vooral broeden in gewassen. De voorkeur gaat vooral uit naar bodembedekkende gewassen die niet te laag zijn (10cm) en die niet boven de knie uitkomen (50 cm). In het Nederlandse bouwplan zijn dan ook de meeste broedende Veldleeuweriken terug te vinden in zomer- en wintergranen, grasland, luzerne en suikerbieten.
De aanleg van akkerranden vormen een welkome aanvulling op het voedselhabitat van de Veldleeuwerik. Bijna 80% van de akkerranden binnen een cirkel van 100 meter rond een nest worden door oudervogels bezocht op zoek naar voedsel voor hun jongen. Akkerranden verder dan 100 meter van het nest verliezen snel hun aantrekkingskracht en worden nog maar mondjesmaat bezocht. Dit wordt versterkt doordat gemiddeld 57% van de randen op voor Veldleeuweriken ongunstige plekken ligt, bijvoorbeeld in de buurt van bomen of bij bebouwing.
Uit de resultaten blijkt dat akkerranden een potentieel probleem voor de Veldleeuwerik oplossen, namelijk voedselschaarste, maar geen oplossing bieden voor een tweede nijpend probleem, het gebrek aan veilige broedgewassen. De aanwezigheid van een groot areaal onveilige gewassen om in te broeden heeft ervoor gezorgd dat het provinciale kerngebiedenbeleid tot dusver onvoldoende uit de verf is gekomen. Om de Veldleeuwerik echt verder te helpen zijn nieuwe vormen van beheer gewenst. Namelijk de teelt van gewassen die seizoensbreed ruimte bieden aan Veldleeuweriken op zoek naar een nestplek.
Dat betekent dat Veldleeuweriken tijdens het broedseizoen vooral baat hebben bij extensivering van het productieoppervlak, een grotere gewasdiversiteit en aangepaste teeltwijzen van gewassen.
Postersessie
De meeste auteurs stellen hun posters ter informatie ter beschikking voor de deelnemers. Voor concreet gebruik ervan dient u steeds toelating te vragen aan de auteurs.
De posters worden momenteel nog verzameld en worden op korte termijn online gezet.
Programma akkervogelsymposium 21 oktober 2017
Dagvoorzitter: Nel Sangers
9:15 uur Ontvangst met koffie
10:00 - 12:15 uur
- Een terugblik op 10 jaar akkervogelbeheer Olivier Dochy, provincie West-Vlaanderen
- Organisatie en resultaten van akkervogelmonitoring in Vlaanderen Luc Debruyn, INBO
- Punttellingen, een krachtige methode voor monitoring Wouter Vansteelant, Werkgroep Grauwe Kiekendief
- Over biodiversiteit en natuurbescherming in agrarisch gebied David Kleijn, WUR
Middaglunch en postersessie
13:45 - 17:00 uur - Case studies en panelgesprek
- How to save the partridge? Results from 14 years of partridge conservation in a project area in central Germany Eckhard Gottschalk, Universiteit Göttingen
- Targeted agri-environment schemes for the Corn Bunting in Scotland Jeremy Wilson, RSPB Scotland
- De zwanenzang van grauwe gors in Vlaanderen Robin Guelinckx, Werkgroep Grauwe Gors
- Tien jaar bijleren over veldleeuwerik Henk Jan Ottens, Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief
- Akkervogels in een natuur-inclusieve landbouw – panelgesprek:
Wiebren van Stralen, programmaleider Living Labs natuurinclusieve landbouw
Lieven De Schamphelaere, voorzitter Natuurpunt
Peter Harry Mulder, akkerbouwer in Groningen
David Kleijn, hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer WUR - Nabeschouwing Toon Denys, gedelegeerd bestuurder Vlaamse Landmaatschappij (VLM)
17.00-18.00 uur Receptie
Meer informatie
- Natuurpunt: freek.verdonckt@natuurpunt.be, tel .+32 (0) 492 - 46 14 07
- Vogelbescherming Nederland: jules.bos@vogelbescherming.nl, tel. +31 (0) 6 - 55 10 65 49