
Wilgen
Wilgenwijs worden
Wilgen domineren het Vlaamse landschap. Het zijn lichtminnende, snelgroeiende pionierbomen die gevonden worden op de grens tussen land en water. Eén groep heeft zich gespecialiseerd in overstromingszones langsheen rivieren; andere komen voor op voedselarmere, meestal vochtige standplaatsen. Er zijn zowel boomvormende als struikvormende wilgensoorten.
Omdat wilgen zo variabel zijn in de seizoenen – beharing, knoppen, katjes, bladvorming – is observatie doorheen het hele jaar aanbevolen om vertrouwd te raken met de vele soorten en -hybriden.
- Om wilgenliefhebbers te ondersteunen, werd een Wilgenzoeker opgesteld. Deze sleutel is een handige ondersteuning voor elke beginnende of gevorderde salicofiel.
Daarnaast kan je de Wilgensleutel van Arnout Zwaenepoel gebruiken. Deze behandelt alle in het wild voorkomende en verwilderde wilgen (inclusief ondersoorten, kruisingen en cultuurvariëteiten) in Vlaanderen en Nederland en is rijk geïllustreerd.
Vragen over de wilgen in onze natuur, of vragen over identicatie van soorten,kan je richten aan Wilgen@natuurpunt.be
vrouwelijkekatjesboswilg_joostverbeke.jpg

Waar komt de naam "katje'" vandaan en meer over de voortplanting van wilgen
Tekst: Pol Meert
Volgens de Oxford English Dictionary kwam het woord katje/catkin in 1578 in het Engels terecht toen Henry Lyte (1529-1607) het bedacht in zijn vertaling van Dodoens' New Herbal als vertaling van het Nederlandse "katteken" (kitten) dat wordt gebruikt voor de donzige bloeiwijzen van wilgen en andere planten. ( Dodoens, 1578 )
Rembert Dodoens, een befaamd plantkundige, werd geboren in Mechelen (1517).
Wilgenkatje
Een wilgenkatje is een verzameling van wilgenbloempjes. Afhankelijk van de wilgensoort is het aantal bloempjes verschillend. Men gaat uit van een gemiddelde van 100 bloempjes per wilgenkatje. Een katje van een Boswilg heeft een lengte van 3,5 cm tot 4 cm. Een bloempje is zo’n 8 mm lang.
Kleur: de meeste vrouwelijke katjes variëren van grijsgroen naar groen. Bij de mannelijke katjes is het kleurenpalet groter: van citroengeel tot eigeel en soms steenrood. Er zijn zelfs zwarte katjes: Salix gracilistyla ‘Melanostachys’.
Waarom produceert een wilg katjes?
Belangrijk om weten is dat een wilg ofwel vrouwelijk ofwel mannelijk is. Er zijn dus ook mannelijke katjes en vrouwelijke katjes. Nooit samen op dezelfde boom, enkele uitzonderingen nagelaten. Maar die bevestigen zoals gewoonlijk de regel.
Omdat de wilg zaadjes wil aanmaken, moet er bestuiving plaats vinden. Zelfs al staan wilgen dicht bij elkaar, toch is er wat hulp nodig om het mannelijke stuifmeel bij de vrouwelijke stamper te doen geraken.
Hulp kan komen van de wind maar meestal toch van insecten. Stuifmeel is kleverig en dat blijft kleven aan insecten die het dan overdragen.
Waarom zouden insecten dat doen?
Die hebben er namelijk alle belang bij. Stuifmeel is een belangrijke voedselbron voor vele insectenlarven: eiwitten, vetten, mineralen en vitaminen. En de nectar die de katjes leveren betekent tevens: suikers, vitaminen, mineralen en aroma’s.
Mannelijke katjes leveren zowel stuifmeel als nectar, de vrouwelijke alleen nectar.
De nectar wordt aangemaakt in kleine kliertjes die onderaan de basis van elk bloempje zitten. Zo’n nectarkliertje is piepklein (meestal 0.5 mm) maar een echt onuitputtelijk bronnetje. Afhankelijk van de wilgensoort hebben bloempjes ofwel 1 of 2 nectarkliertjes.
Elke jaar opnieuw?
Elk jaar opnieuw komen er katjes tevoorschijn. Maar ze worden al gevormd in het jaar voordien in de katjesknoppen aan verse jonge twijgen. Gewoonlijk kan men ze reeds herkennen aan de wat dikkere knoppen. De knoppen waaruit bladeren komen zijn dunner.
Dikwijls, maar weer afhankelijk van de soort, zijn de eerste knoppen (beginnend aan het uiteinde van de twijg) bladknoppen gevolgd door een aantal dikkere katjesknoppen.
Bloeitijden
Interessant zowel voor de wilgen als voor de insecten (en voor de imkers), is het feit dat de bloeitijd gespreid is over een bepaalde periode. Zodat er een hele tijd te smikkelen valt. Voorwaarde evenwel is dat er een diversiteit aan wilgen aanwezig is. Een knotwilgenrij van 30 met dezelfde soort levert gedurende 14 dagen een voedselbom, maar daarna is het liedje uit. Liever een verscheidenheid aan wilgen dus.
Die verscheidenheid zorgt er anderzijds ook voor dat er wilgenhybriden ontstaan. Een boswilg kruist zo gemakkelijk met een grauwe wilg. Wat dan weer resulteert in een iets andere bloeitijd van die katjes. Voor bloeitijden verwijs ik tevens naar De Wilgenzoeker, bijlage 8.
Na de bloeitijd
De vrouwelijke katjes die het geluk hadden bestoven te zijn door het mannelijke stuifmeel vormen dan doosvruchtjes waaruit pluisjes tevoorschijn komen met een piepklein (0,1 mm) zaadje er in. En dan is er hulp nodig van de wind om dat pluisje plus zaadje ergens op een geschikte plaats te doen landen. Omdat het zaadje zo klein is, heeft het vrijwel geen reserve en moet er vlug gehandeld, gekiemd, worden. Afhankelijk van de soort beschikt het wilgenzaadje over enkele uren tot enkel dagen om te ontkiemen. Ook hier enkele uitzonderingen zoals de Laurierwilg.
Een geschikte plaats is een vochtige blote bodem. Vocht en voldoende licht zijn cruciaal. Oevers van grachten, beken, rivieren en vijvers waarbij de waterstand fluctueert zijn de uitverkoren plaatsen voor wilgenzaailingen.
_img9067salix_alba_3_sonja_de_neve.jpg

Schietwilg (knotwilg)
Eén van de meest typische wilgen is ongetwijfeld de Schietwilg - Salix alba – in de volksmond ook wel knotwilg genoemd, één van de boomvormende wilgensoorten. Salix alba verdient zijn Nederlandse naam: tot 20 meter hoog kan hij groeien, als hij die kans krijgt. In tegenstelling tot de “breedbladige” wilgen, waaronder bv. Boswilg (Salix caprea), hoort de Schietwilg bij de “smalbladige” wilgen.
Typisch voor Schietwilg zijn de lancetvormige, fijn-getande bladeren die zowel aan de onderkant als de bovenkant “aanliggend behaard” blijven. De bladlengte bedraagt 5 tot 9 cm. De bladbreedte beperkt zich tot 1,5 cm, een belangrijk onderscheid met de Brede schietwilg (Salix alba var. caerulea). Deze heeft, zoals de naam aangeeft, een eerder blauw-groen aspect. Bovendien zijn de eveneens lancetvormige bladeren van caerulea gemiddeld breder dan 1,5 cm. In de Londense regio werd Schietwilg verdrongen door Brede schietwilg die gekend was voor de cricket bats. Ook om esthetische redenen vindt er bij knotwilgen een selectie plaats: er wordt gekozen voor Salix alba var. caerulea omwille van de mooie bredere bladeren. De cultuurvariëteit Liempde van Schietwilg (Salix alba cv. “Liempde”) geniet vaak voorkeur omwille van het typische zilverachtige aspect.
Schietwilg leren onderscheiden van Salix alba var. caerulea, niet alleen op het niveau van het blad of de kleur, maar ook wat habitus (silhouet) betreft, is een eerste eenvoudige stap in het op naam brengen van wilgen.