Analyse Beleidsnota's 2024-2029

Antwerpen
Limburg
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Brussel
Afbeelding
ik kies natuur
natuurpunt
Soort
Biodiversiteit
Bossen
Klimaat
Landbouw
Natuurherstel
Dossier
Looptijd
Actief
Werking
Beleid

Eerst beloofde natuur realiseren, daarna gelijk oversteken

De beleidsdomeinen Landbouw en Omgeving zitten in de nieuwe Vlaamse regering opnieuw bij één minister. Dat biedt kansen. Want de polarisatie tussen landbouw en natuur die is ontstaan in de nasleep van het boerenprotest is niet alleen onnodig, maar vooral contraproductief. We zijn dan ook verheugd dat de bevoegde minister Jo Brouns (CD&V) geen gelegenheid onbenut laat om te benadrukken dat hij werk wil maken van de depolarisatie

Er is in elk geval genoeg werk aan de winkel. Nergens in Europa is er minder natuur dan in Vlaanderen. En niet toevallig is de natuur in Vlaanderen dan ook in lamentabele toestand. “Slechts 3 van de 44 onderzochte Europees beschermde habitattypen blijkt in lokale gunstige toestand te zijn”, klinkt het in de beleidsnota Omgeving. Ook daarmee bungelen we helemaal achteraan in het Europese peloton. 

Het is dus duidelijk dat er nood is aan meer natuur in Vlaanderen: grote, robuuste natuurgebieden die ook onderling met elkaar verweven zijn. Natuur heeft niet alleen een intrinsieke waarde, ze is ook goed voor ons, onze gezondheid en de leefbaarheid van onze omgeving. Daarnaast is meer natuur ook nodig om belangrijke Vlaamse en Europese doelstellingen te realiseren - denk maar aan Sigma en de Blue Deal - die ons beschermen tegen overstromingen en ons helpen om periodes van droogte te overbruggen. Maar ook voor de belangrijkste milieuwetgeving van de afgelopen dertig jaar: de Europese natuurherstelwet, met een strakke timing en heldere doelstellingen. Bovendien is het al sinds het ruimtelijke structuurplan en het natuurdecreet (allebei 1997) de bedoeling geweest om meer natuur en bos af te bakenen. Alleen is dat nog niet gebeurd. 

Om die extra natuur te creëren zijn er twee scenario’s: ofwel regel je dat top-down, met de afbakening van heldere bestemmingen voor natuur. Ofwel laat je dat groene weefsel bottom-up ontstaan, door vrijwillige realisatie van die broodnodige extra natuur. Die laatste optie is de weg die Vlaanderen de afgelopen jaren heeft bewandeld.

In het regeerakkoord heeft de Vlaamse regering duidelijk voor de top-downbenadering gekozen: bestemming en gebruik moet op elkaar afgestemd worden. Dat heeft het voordeel van de duidelijkheid: landbouwgrond dient om te boeren en groene gebieden zijn voorbehouden voor de natuur. Daarom zijn een hele reeks beschermende maatregelen afgekondigd in de beleidsnota. Natuuraankopen door de overheid of met overheidsmiddelen zouden dan geen optie meer zijn in het HAG of herbestemd agrarisch gebied (de overgrote meerderheid van de grond die voorzien is voor landbouw). In de rest van het landbouwgebied wordt gedacht aan een stringent recht van voorkoop voor landbouwers, dat zo opgesteld is dat het in de praktijk moeilijk tot onmogelijk is om nog extra natuur te creëren. Omgekeerd zou dan een gelijkaardig recht van voorkoop voor natuur in groene bestemmingen ingevoerd worden.

We hebben begrip voor de vraag van de landbouwers naar rechtszekerheid. Maar ook de natuur heeft nood aan rechtszekerheid. Het is dan ook niet meer dan logisch dat we gelijk oversteken: als we het landbouwgebied voorbehouden voor de boeren, dan moeten we eerst de historische achterstand voor groene bestemmingen wegwerken. Dus als we kiezen voor een top-downbenadering, dan moeten we eerst en op wetenschappelijke basis de broodnodige extra natuur afbakenen voor we bestemming en gebruik op elkaar kunnen afstemmen.

Het is nu kwestie om de polarisatie achter ons te laten en rond de tafel te gaan zitten: natuurverenigingen, landbouwsector en de minister. Constructief samenwerken zit in het DNA van Natuurpunt. En de minister heeft dat ook zo begrepen: “Om de rechtszekerheid, ook aan de kant van de natuurverenigingen, te waarborgen, werken we deze regels uit met aandacht voor reeds afgesloten overeenkomsten. Hiertoe wordt een werkbaar systeem uitgewerkt met de betrokken landbouw- en natuursector.”

Ruimtelijke ordening

Als de uitzondering de regel wordt

Het is geen verrassing dat de beleidsnota in lijn ligt met het regeerakkoord. De ingeslagen wegen van het ruimtelijke beleid worden in hoofdzaak verdergezet. Niettemin zetten we de opvallendste zaken even op een rij:

Op vlak van visievorming belooft de regering na jaren talmen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (beter bekend als de betonstop/bouwshift) goed te keuren. Opvallend is wel dat de nota veel aandacht heeft voor de doelstellingen inzake ruimtebeslag (waar de cijfers gunstig evolueren), maar de eerder gestelde doelen rond ontharding (waar de cijfers bloedrood kleuren) niet durft te benoemen. Om het neutraliseren van slecht gelegen bouwgrond betaalbaar te houden, herhaalt de nota de goede intentie uit het regeerakkoord om de berekeningswijze van eigenaarsvergoeding (zogenaamde planschade) bij te sturen.

De bouwshift wil open ruimte ook beschermen door op goed gelegen plekken te verdichten. Dit leidt echter tot een verdichtingsparadox zoals de beleidsnota die term introduceert. Om te vermijden dat verdichten ten koste gaat van groene ruimte in kernen is slim beleid nodig. De regering richt onder meer daarvoor een Taskforce Wonen en Ruimte op. Opvallend: over de eerdere Taskforce Bouwshift helaas geen woord. Nochtans had die een meer evenwichtige focus, en legde zij reeds tientallen kant-en-klare oplossingen op de plank. 

Ook zegt de regering in te zullen zetten op doelregelgeving: hiermee wil ze voortaan vermijden dat allerhande strikte regels goede, creatieve oplossingen in de weg staan. Het wordt echter een uitdaging om slechte toepassing van zulke flexibiliteit te voorkomen. Voor de verdichtingsopgave kan dit wel werken, maar voor de andere kant van de medaille (met name de bescherming van de open ruimte en het milieu), is dit geen goed idee.

Op vlak van vergunningenbeleid & handhaving is het overduidelijk dat de regering weinig of niet investeert in planning. Integendeel, net zoals het regeerakkoord bulkt de nota van allerhande uitzonderingsregels. Zo bouwt de regering verder op het controversiële instrument Omgevingsbesluit, werkt ze het begrip bestemmingsneutraliteit verder uit, en wil ze het bouwen in landschappelijk waardevolle gebieden versoepelen. Hetzelfde voor zonevreemde functiewijzigingen in landbouwgebieden. Verder plant ze in te zetten op experimenteerwetgeving, regelluwe zones, het concept ‘tijdelijke natuur’, en de uitbreiding van de lijst van handelingen van algemeen belang. Alles om toch maar te kunnen bouwen waar dat eigenlijk niet kan. Veel van deze voorstellen zijn ook strijdig met de aanbevelingen van de Taskforce Bouwshift.

In het belang van industrie en landbouw bouwt de nieuwe regering dus verder aan de Vlaamse koterij aan afwijkingsbepalingen. Dubbelhartig leest dan ook de probleemanalyse inzake regeldrift en de bijbehorende ambitie van diezelfde regering om deze aan te pakken. Wil de nieuwe regering het kluwen aan Vlaamse regels wegwerken en gelijktijdig de leefomgeving van alle Vlamingen een dienst bewijzen, dan kan ze beter starten met alle bestaande afwijkingsregels af te schaffen en er vooral geen nieuwe bij te verzinnen. Een kwalitatieve leefomgeving begint, staat of valt bij goede ruimtelijke planning en daadkrachtige handhaving, maar op deze punten enkel zachte bewoordingen zonder krachtige daden. Erger, opnieuw onderzoekt de regering een oplossing voor het historisch passief, een mooi woord voor een algemeen pardon voor bouwovertredingen.

Op vlak van inspraak, participatie & toegang tot de rechter voorziet de regering een commissie die haar binnen het jaar moet adviseren hoe lastige burgers de mond gesnoerd kan worden en de toegang tot de rechter kan worden bemoeilijkt. Met een nieuw principe (agents of change) wil ze ook letterlijk paal en perk stellen aan de lawine van bezwaarmogelijkheden. Zo vertrekt de beleidsnota van een uitgesproken negatief beeld van de belanghebbende burger, alsof die elke vergunning aanvecht en procedures misbruikt.   

In de praktijk zien we echter een ander beeld. Vergunningen worden amper aangevochten, laat staan vernietigd (minder dan 1 procent van alle aanvraagdossiers). Integendeel, het zijn veelal aanvragers die bij een weigering of vernietiging eindeloos opnieuw blijven proberen wetende dat burgers de uitputtingsslag moeilijk kunnen volhouden. Evenmin kan burgers worden verweten dat een rechter een vergunning vernietigt omdat ze onwettig is. Indien de overheid van mening is dat de door haar overtreden regels inhoudelijk verouderd zijn, dan worden ze beter geactualiseerd dan wel burgers de toegang tot de rechter te ontzeggen. Het blijft dus wachten op een regering en minister die inspraak en participatie van burgers welgemeend omarmt en aangrijpt om tot breed gedragen oplossingen te komen. 

Water

Zonder water, geen later

De eerste doelstelling voor het beleidsthema Water zet meteen de toon. De Vlaamse regering wil in dialoog gaan met de Europese Commissie om uitzonderingen, uitstel en afzwakkingen te vragen voor het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), één van de krachtigste richtlijnen ter wereld, wordt zo geframed als een sta-in-de-weg. Nochtans is de richtlijn cruciaal voor ons als burgers: de KRW zorgt voor het veiligstellen van de watervoorraden en de waterkwaliteit in Europa en het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Positiever is dat de stroomgebiedbeheerplannen, die de KRW moet vertalen naar Vlaanderen, bindend lijken te worden. Na 24 jaar werken aan proper water (met wisselend succes en een deadline die mikt op 2027), is dat meer dan nodig én logisch. Ook de oprichting van ‘Waterschappen’ kan - indien goed aangepakt en met het maatschappelijk belang voor ogen - een positieve bijdrage leveren aan onze waterkwaliteit. Net zoals het daadkrachtiger maken van het heffingenbeleid voor afvalwater en grondwater. 

Veengebieden zijn een cruciaal hulpmiddel bij koolstofopslag en toekomstige overstromingen. Herstel van deze unieke natuur is cruciaal om ons op het pad te zetten richting klimaatneutraliteit. Helaas is daarvoor in Vlaanderen momenteel geen helder beleid.  Vorige legislatuur werd er om die reden in de CIW Werkgroep Veenherstel een beleidskader veen mét doelstellingen afgeklopt. In het Vlaamse klimaatadaptatieplan en het landbouwbeleid (GLB) werd eveneens expliciet aandacht besteed aan de bescherming en het herstel van veengebieden. Deze nieuwe regering hoefde dus maar binnen te koppen met een gepaste ‘Vlaamse Veenstrategie’. Groot is dan ook onze verbazing dat die strategie in de koelkast wordt gestoken. Veenbescherming wordt nog wel aangehaald, maar eerder in de marge met weinig oog voor een betere regie. Verdere ontwrichting van de Vlaamse veengebieden, ook in landbouwgebied, schaadt echter onze waterhuishouding, waterkwaliteit en biodiversiteit, en vergroot de broeikasgasuitstoot. Natuurpunt blijft pleiten voor een Vlaamse veenstrategie.

De eerdere beslissing van de Vlaamse regering om de middelen van de Blue Deal drastisch in te korten, mocht terecht op heel wat verontwaardiging rekenen. De Beleidsnota Omgeving geeft gelukkig aan dat de Blue Deal een belangrijke rol zal blijven spelen in haar beleid, zowel voor waterkwaliteit als -kwantiteit. Als leidraad kiest de Vlaamse regering voor de noodzakelijke watersysteem-aanpak, ruimte voor water en natuurgebaseerde oplossingen zoals natte natuur. Men wil ambitieuze, afgestemde en haalbare doelstellingen en prioriteiten bepalen voor waterkwaliteit, waterweerbaarheid en waterzekerheid. Een goede zaak. Opvallend: erg veel waterdoelstellingen van deze beleidsnota - zowel naar waterkwaliteit als bescherming tegen droogte en overstromingen - lijken ingekapseld te worden onder de paraplu van de Blue Deal. Alles zal dus vallen of staan met de bijhorende budgettering. Zonder gepaste financiering vrezen we dat zeer veel goede initiatieven dode letter blijven. Daarnaast herhalen we dat zulke Blue Deal 2.0 niet meer kan draaien om pilootprojecten waarbij vrijblijvendheid de boventoon voert. Ervaring leert dat een kentering er maar komt als je stuurt via wet­geving en financiële prikkels. Ook die koppeling zal in een Blue Deal 2.0 nog meer naar voren moeten komen om een echt verschil te maken.

Robin Verachtert: mail: [email protected]

Natuurherstel

De olifant in de kamer

“In Vlaanderen blijven heel wat soortengroepen en hun leefgebieden onder druk staan”, klinkt het in de beleidsnota. “De hoge ruimtelijke versnippering zorgt er ook voor dat de meeste natuurkernen klein en relatief geïsoleerd in het landschap liggen. Uitwisseling van individuen tussen populaties van kwetsbare soorten zijn daardoor moeilijk. Slechts 3 van de 44 onderzochte Europees beschermde habitattypen blijkt in lokale gunstige toestand te zijn.” En nog: “Dit verlies aan biodiversiteit en van de daarmee samenhangende ecosysteemdiensten heeft ook maatschappelijke en economische gevolgen.”

Ondanks die duidelijke urgentie om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen, en daarmee ook de maatschappelijke en economische gevolgen in te perken, ontbreekt in de beleidsnota ‘sense of urgency’ op vlak van concrete maatregelen voor natuurherstel. Integendeel, “no gold plating” blijkt het motto te zijn. Die vrees voor gold plating, of het verder gaan dan wat de Europese regelgeving vereist, is volledig ongegrond. Want na 30 jaar Habitatrichtlijn zijn nog steeds 41 van de 44 Europees beschermde habitattypen er slecht aan toe. Vlaanderen is met dit resultaat de slechtste leerling van de Europese klas: de lat wordt veel te laag gelegd en inspanningen worden tot een minimum beperkt. Als gevolg daarvan gaan ecosysteemdiensten verloren en betaalt de maatschappij de prijs.

De olifant in de kamer in de beleidsnota is de Europese Natuurherstelwet. De belangrijkste natuurregelgeving op Europees niveau sinds de Habitatrichtlijn, en de eerste bindende wetgeving op vlak van natuur, wordt in de beleidsnota een enkele keer aangehaald om er in één adem aan toe te voegen dat maximaal gebruik gemaakt zal worden van de in de wet voorziene afwijkingsmogelijkheden. 

Het engagement beperkt zich tot het implementeren van de 2030-doelstellingen van de Natuurherstelwet, binnen de specifieke Vlaamse context (opnieuw: no gold plating). Van een langetermijnvisie voor natuurherstel met zicht op 2050 - zoals de Natuurherstelwet overigens wel vraagt - is geen sprake. Laat zo’n strategie op lange termijn en met duurzame herstelmaatregelen nu net zijn wat cruciaal is om de nodige ecosysteemdiensten (zoals bescherming tegen overstromingen, lange droogteperiodes, enz.) én duidelijkheid (met stabiel investeringsklimaat) voor ondernemers en landbouwers te garanderen. De beleidsmakers lijken er zich niet van bewust te zijn dat natuurherstel de slimste investering is die de Vlaamse regering kan doen. 

Landbouw

Landbouw binnen de ecologische grenzen van onze regio

Ook rond het thema landbouw bouwt de beleidsnota verder op het regeerakkoord. De Vlaamse regering wil werk maken van een landbouwvisie (2030-2050) om een concrete invulling te geven aan het concept duurzame landbouw binnen de ecologische grenzen van onze regio

Dat de landbouw binnen de ecologische grenzen van de regio moet blijven, is een punt dat Natuurpunt al jaren maakt. We zijn dan ook verheugd dat dit principe opgenomen is in het regeerakkoord en de beleidsnota. Maar de concrete uitwerking om de visie via agro-ecologische principes in te vullen, vinden we niet meer terug in de beleidsbrief. Men ziet de nood aan verduurzaming in, en benoemt die regelmatig in alle relevante topics, maar blijft voorzichtig om die concreet te maken en echt beleid te voeren om die verduurzaming op grote schaal door te duwen. Het blijven soms nog wat voorzichtige stapjes en waarbij men vooral kijkt naar vrijwillige maatregelen, stimuleren en sensibiliseren. 

Bovendien lijkt er ook te weinig erkenning voor het feit dat die transitie richting een duurzame landbouw heel kennisintensief is. De noodzaak aan grootschalige begeleiding van landbouwers, maar zeker ook de opleiding van agro-ecologische begeleiders (in de brede betekenis), is nochtans niet te overschatten. 

De nieuwe landbouwvisie moet klaar zijn tegen 2026. De timing opent meteen een unieke ‘window of opportunity’. Want in 2026 moet ook het natuurherstelplan in het kader van de Europese Natuurherstelwet klaar zijn. Met een minister die voor zowel landbouw als natuur verantwoordelijk is, kunnen politieke spelletjes alvast geen belemmering zijn om beiden op elkaar af te stemmen. Ook het tijdspad (2030 – 2050) komt overeen. Op die manier kunnen we niet alleen onze Vlaamse landbouw binnen de ecologische grenzen houden, maar ook onze Vlaamse natuur herstellen, zowel in natuur- als in landbouwgebied. Koppel daar nog eens de honderden miljoenen aan van een nieuw GLB (2028- 2033) en de miljarden van het stikstofdecreet en je hebt de financiële middelen om daad bij woord te voegen. Dit zou weleens de lakmoesproef voor de kersverse minister kunnen worden. 

Stikstof

Het stikstofprobleem zal niet verdwijnen door erover te zwijgen

Naast de implementatie van de Natuurherstelwet is stikstof de tweede olifant in de kamer. Als we er niet te veel aandacht aan schenken, lost het probleem zichzelf misschien op? Het lijkt erop dat de beleidsnota geschreven werd met dit idee in het achterhoofd.

“We zetten de inspanningen verder om de uitstoot en neerslag van stikstof verder te laten dalen”, zo klinkt het. Er wordt hoog ingezet op technologie waarvan de werking vaak niet is bewezen en waar oplossingen voor de restproducten niet steeds voorhanden zijn. De meest effectieve maatregel, de afbouw van de veestapel of concrete afbouw van stikstofdepositie wordt niet vernoemd.

“We behalen alle doelstellingen van de huidige PAS en voeren de reducties uit. Via het uitvoeren van het huidige goedgekeurde programma stikstofsanering dragen we bij tot het herstel van de schade door vermesting, verdroging en verzuring. Daardoor beschermen we onze natuurgebieden.” 

“We bewaken daarbij de rechtszekerheid om zo een vergunningenstop voor de brede maatschappij te voorkomen en doen geen afbreuk aan de beoogde doelstellingen.”

Maar de huidige Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) heeft maar een tijdshorizon tot 2030. We weten nu al dat extra maatregelen nodig zijn na die deadline. De mogelijke omvorming naar een vergunningenbeleid op basis van emissies alleen zal niet volstaan. Wat bovendien met achterhaalde wetenschappelijke data waarop PAS is gebaseerd? Rechtszekerheid kan maar mits regelgeving gebaseerd is op meest recente wetenschappelijke inzichten.

De zinsnede uit het regeerakkoord om verplaatsingen van habitats te bepleiten op Europees niveau werd genuanceerd maar dat neemt niet weg dat men hiermee opnieuw probeert weg te komen met een minimum aan inspanning op vlak van maatregelen om milieudrukken terug te dringen. Goede algemene milieukwaliteit blijkt geen prioriteit, vergunningverlening en business as usual des te meer.  

Visserij

Samen met de sector verder werken aan een duurzame toekomst

Voor visserij en aquacultuur leest de beleidsnota hoopgevend. Verduurzamen is één van de hoofddoelstellingen voor de Vlaamse visserijsector de komende jaren. Door onder meer verder de schouders te zetten onder het Convenant ‘Visserij verduurzaamt’, wil de Vlaamse regering mee bouwen aan een sfeer van vertrouwen tussen vissers, wetenschappers en natuurorganisaties. Dit is noodzakelijk, want de uitdagingen op zee blijven groot. Naast oplossingen voor de vermindering van brandstofgebruik of initiatieven zoals fishing for litter, blijft het cruciaal om de bodemimpact zoveel mogelijk te beperken en de bijvangst te minimaliseren. 

Winst valt er nog te behalen door participatie aan bijvoorbeeld het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZVA) te vergroten naar de FOD Marien Milieu. Zo krijgen projecten met een focus op het herstel van de Noordzeenatuur meer kansen binnen EFMZVA. Als visserijsector en als natuurorganisatie willen we uiteindelijk hetzelfde: een gezonde Noordzee met gezonde vispopulaties. Geoptimaliseerd databeheer en ‘real time data’ kan hier een grote rol spelen: gevoelige gebieden worden vermeden via precisievisserij, zoals de mariene reservaten. Wetenschappelijk onderzoek kan het herstel van deze gebieden de komende jaren nauwkeurig opvolgen. De blijvende inzet van ILVO voor de ontwikkeling van duurzame visserijtechnieken is onontbeerlijk, maar belangrijk is om de doorvertaling naar “het terrein” niet uit het oog te verliezen. Innovatieve vismethoden die minder bodemimpact hebben (bijvoorbeeld passieve visserij) moeten ingang kunnen vinden bij vissers in de praktijk. Belangrijk is dus het socio-economische luik: zijn de nieuwe methoden bruikbaar? Maken ze een positief verschil voor het mariene milieu in de praktijk? 

Aquacultuur is een vrij nieuwe sector, die op zich weinig negatieve impact heeft op het mariene milieu, als men enkele randvoorwaarden in acht neemt. Cruciaal hierbij de komende jaren zal zijn: geen aquacultuur in natuurgebied op zee (want de effecten van een grootschalige uitrol zijn nog te weinig bekend), enkel extractieve aquacultuur toepassen (geen toevoeging van antibiotica, voeding...), geen viskweek op zee opstarten en geen introductie van exoten.

Sarah Tilkin, [email protected]

Klimaat

Iedereen aan boord houden op de klimaattrein

Rechtvaardige transitie moet meer zijn dan een voetnoot in klimaatplannen, het moet de hoeksteen vormen van toekomstgericht sociaal klimaatbeleid, aldus onze klimaatkoepel Klimaatcoalitie. Het is dan ook een positieve evolutie dat de nieuwe minister van Energie Melissa Depraetere (Vooruit) nu duidelijk stelt dat klimaatbeleid sociaal beleid moet zijn

Daarnaast geeft ze aan dat ze op korte termijn het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) wil actualiseren en aan de Vlaamse Regering voorleggen. We kijken uit naar deze eerste, belangrijke indicatie van dit ambitieniveau. Al blijft invulling nog wat flou. De vorige versie was in ieder geval op alle vlakken beneden de lat; zo stelt ook onze koepel BBL. 

Veel minder hoopgevend is dan weer dat de Beleidsnota Klimaat het aannemen van bijkomend beleid opnieuw zeer voorwaardelijk geformuleerd: zo ‘kunnen’ er maatregelen genomen worden. Daarnaast betreuren we ook de codificatie van ‘no gold plating’, iets dat doorheen het hele regeerakkoord (te) vaak aan bod komt. Specifiek voor klimaat is dit problematisch en zelfs tegenspraak met introductie van de beleidsnota klimaat die het belang van snelle en ingrijpende transitie benadrukt. Niet het minst om strategische en sociale redenen.

Ook opvallend: de rol van de landbouwsector in klimaatbeleid wordt amper aangepakt. Het is een gemiste kans om geen stelling in te nemen hoe we de reductie van methaanuitstoot zullen realiseren in de sector. Het minimum minimorum is toezicht op een correcte evaluatie van convenant enterische emissies door minister van Klimaat met benodigde bijsturing op korte termijn. Dit dient een gedeelde verantwoordelijkheid te zijn tussen de ministers van Landbouw en Klimaat.  

Gelukkig maakt de beleidsnota duidelijk dat ook ons landgebruik een cruciaal middel is tegen klimaatverandering. “Zowel uitdagingen op vlak van het uitwisselen van data en informatie, als uitdagingen op vlak van effectieve implementatie van maatregelen op het terrein, worden aangepakt", aldus de Omgevingsnota. Zo wil minister Brouns in 2025 samen met de minister van Klimaat een eerste LULUCF-actieplan uitwerken. Een goede zaak, maar waarom wordt het plan voor een Vlaamse veenstrategie dan weer weggeschreven in de beleidsnota? Zonder meer bescherming en aandacht voor veengebieden, dé CO2-buffers van onze Vlaamse natuur, kan dit allemaal een maat voor niets worden.

Nationale Parken en Landschapsparken

Natuur herstellen is meer dan een wandeling in het park

In 2023 zijn vier Nationale Parken en vijf Landschapsparken erkend door de Vlaamse Regering. De ontwikkeling van de Nationale Parken moet leiden tot een duurzame bescherming en ontwikkeling van landschapsecologische processen en de bijhorende ecosystemen, habitats en leefgebieden van soorten. 

De Vlaamse Parken worden ondersteund in de uitvoering van hun masterplannen en operationele plannen, vanuit een geïntegreerde aanpak met het oog op een maximale doorwerking en realisatie van de verschillende Vlaamse beleidsdoelen op vlak van toerisme, landbouw, natuur, bos, water, landschap en erfgoed. De ruimtelijke samenhang binnen de Vlaamse Parken zou worden verbeterd via de masterplannen. 

Naast de extra middelen voor toerisme en recreatie, zijn ook bijkomende investeringen voor natuurontwikkeling meer dan broodnodig. Alleen dan kunnen de parken een florerende bestemming zijn voor mens en natuur. De hoge ruimtelijke versnippering zorgt er namelijk voor dat de meeste natuurkernen klein en relatief geïsoleerd in het landschap liggen. Uitwisseling tussen individuen van populaties van kwetsbare soorten zijn daardoor moeilijk. We moeten dus blijven streven naar grote en aaneengesloten natuurgebieden. En tegelijkertijd ook buiten de beschermde gebieden blijven werken aan kwaliteitsvolle natuur.

Op dit moment is nog onduidelijk hoe het beleid van de Vlaamse Parken via onderzoek, evaluatie, rapportage en monitoring kan worden onderbouwd met kwaliteitsvolle, objectieve en actuele cijfers. Ook is het afwachten welke instrumenten zullen worden ingezet en of deze opgenomen kunnen worden in de Vlaamse Investeringsagenda Open Ruimte voor het beleidsdomein Omgeving, dat in 2025 geconcretiseerd wordt.

Uiteraard blijven we als partner in de verschillende Vlaamse Parken graag actief meewerken aan het behoud, versterken en ontwikkelen van de natuur.

Welzijn, natuur en gezondheid

Goede intenties, maar concrete aanpak ontbreekt

De beleidsnota omgeving lijkt, op vlak van de relatie tussen natuur en gezondheid, te focussen op intenties. Zo is er de intentie om de samenwerking tussen onder meer het natuurbeleid, het ruimtelijke beleid en het gezondheids- en welzijnsbeleid te versterken en te verankeren met als doel middelen en kennis te bundelen en de samenwerking te stroomlijnen. Een concreet plan van aanpak bij deze intentie ontbreekt voorlopig. Men is bijvoorbeeld ook nog op zoek naar koppelingen met andere impulsen, zoals de bouwshift en klimaatadaptatie om basisnatuurkwaliteit in de bebouwde omgeving mogelijk te maken.

Meer groen in onze leefomgeving is gezonder en zorgt voor een flinke besparing op de zorgkosten, maar daar wordt niet op ingezet. De nota stelt dat het aantal inwoners dat nabij wijkgroen (binnen 800 meter van de woning) woonde, 63 procent bedroeg in 2019. Terecht wordt opgemerkt dat dit aandeel lager ligt in meer verstedelijkte gebieden. In Vlaanderen wonen namelijk meer en meer mensen in verstedelijkte gebieden. Natuurpunt roept op om tijdens deze bestuurstermijn werk te maken van het tekort aan en de ongelijke verdeling van stedelijke natuur. Meer natuur in je buurt verlaagt tal van ziekteklachten en verhoogt het welzijnsgevoel. Een Nederlandse studie berekende dat 10 procent meer groen in je buurt tot een zorgkostendaling van 400 miljoen euro per jaar leidt. De natuur werkt zowel preventief als curatief, en dat willen we ook verankerd zien in zowel het natuur- als gezondheidsbeleid. 

De Vlaamse overheid maakte van de 3-30-300-regel de nieuwe groennorm voor Vlaamse steden en gemeenten. Natuurpunt vraagt om dat toe te passen in praktijk. De klimaatverandering heeft nu reeds een voelbare impact op onze leefkwaliteit. Zo krijgt circa 9 procent van de jonge kinderen (0-4 jaar) en ouderen (+65 jaar) te maken met zware hittestress tijdens een extreme hittedag. Dat cijfer ligt overigens beduidend hoger in stedelijke omgevingen. Studies uit Parijs leren ons dat elke euro die werd geïnvesteerd in de verdubbeling van stadsgroen, een besparing van 5 euro oplevert in de zorgkosten. 

De boomkruinbedekking en oppervlakte stadsnatuur in verstedelijkte gebieden wordt minstens “in stand gehouden”. Maar de Europese Natuurherstelwet stipuleert dat de groene ruimte in de stad moet toenemen met minstens 3 procent tegen 2030 (met ten minste 10 procent boomkruin-bedekking) en 5 procent tegen 2050. Hoe gaan we aan deze doelstelling voldoen? 

Veel woon-, werk-, speel- en zorgomgevingen snakken al decennia naar meer natuur en moeten het nu weer stellen met kleinschalige ‘projectoproepen’ als ‘Natuur in je buurt’ en ‘Groene Rand’. Een structureel beleid met meer groen voor een gezondere leefomgeving is nodig. Men richt zich op het instrument ‘Natuurweefselplanning’ dat ‘via proefprojecten’ moet leiden tot een effectief beleidsinstrument voor stedelijke natuur. Dat klinkt eerder kleinschalig, vaag en zal nog veel tijd vragen. Er is echt veel meer nodig dan het opzetten van een lerende netwerk, een extra studie, een methodologie, een toolbox… Er kan miljoenen bespaard worden op de uitgaven van de zorgkosten, door preventief en direct werk te maken van natuur-gebaseerde oplossingen in onze leefomgeving. Dat werd al voldoende bewezen in binnen- en buitenland. 

Er worden veel rapporten en studies aangekondigd, maar welke maatregelen zijn voelbaar voor de mensen? Er wordt gekeken naar de gemeentelijke Energie- en klimaatactieplannen en de Hemelwater- en droogteplannen die moeten bijdragen aan oplossingen op vlak van natuur en welzijn. De minister wil een begeleidend instrumentarium zoals technische fiches, vademecums, …voorzien om de basisnatuurkwaliteit te kunnen garanderen. Ervaring leert dat het jaren duurt om fiches en rapporten te maken, waardoor directe en broodnodige oplossingen en acties nog uitblijven. Welke acties op voldoende schaal mogen we verwachten op het terrein zelf, voelbaar voor de mensen, binnen nu en vijf jaar? 

Contact

  • Bij vragen, neem contact op met Mattias Bruynooghe, diensthoofd Beleid, [email protected]