Antwerpse Haven natuurlijker
Met het project ‘De Antwerpse haven natuurlijker’ proberen Natuurpunt Antwerpen Noord & Kempen, Natuurpunt Waasland, het Havenbedrijf Antwerpen-Brugge en de Maatschappij Linkerscheldeoever de handen in elkaar te slaan voor het behoud en de optimalisatie van de aanwezige natuur in de Antwerpse haven en dat zonder de economische belangen te schaden.
Het Antwerps havengebied is in totaal ca. 12.000 hectare groot. Het havengebied op rechteroever is het grootste (± 7.000ha) en ook het oudste. Het havengebied op linkeroever is kleiner, maar wordt nog verder ontwikkeld. Naast een belangrijke economische groeipool, heeft de Antwerpse haven echter ook tal van potenties op vlak van natuur.
Uniek stukje natuur
De specifieke natuur in het havengebied is enerzijds verbonden aan de nabijheid van de Schelde en haar getijdewerking (slikken en schorren) en anderzijds aan de specifieke karakteristieken van de opgespoten gronden. Het havengebied is namelijk grotendeels opgespoten met kalkrijk schelpenzand afkomstig van baggerwerken in de Schelde. Dat kalkrijk zand biedt enerzijds een bufferende werking voor externe invloeden (zoals zure regen of stikstofdepositie) en anderzijds biedt het kansen voor een aantal kalkminnende soorten zoals orchideeën.
Van tegenpolen naar partners
Vanwege tegenstrijdige belangen waren de industrie en de natuurbehoudsverenigingen in de haven niet steeds de beste vrienden. Dat bereikte een dieptepunt in 2001, toen de werken aan het Deurganckdok onder druk van natuurverenigingen werden stilgelegd met grote, financiële gevolgen voor de Antwerpse haven.
Uiteindelijk groeide echter het besef dat de jarenlange ‘tegenwerking’ vooral uitdraaide op ergernis, frustraties en gemiste kansen voor beide partijen. Dit vormde de basis voor de samenwerking onder de vorm van het project ‘de Antwerpse haven natuurlijker’. Tijdens het eerste jaar van het project werden de actuele en potentiële natuurwaarden in het Antwerps havengebied in kaart gebracht. In augustus 2002 werd de samenwerkingsovereenkomst met drie jaar verlengd en werden er twee projectmedewerkers in dienst genomen. Tot op de dag van vandaag wordt er ononderbroken verder uitvoering gegeven aan dit project.
Vóór het samenwerkingsproject werd bij de uitbreiding van economische activiteiten praktisch geen rekening gehouden met natuur, waardoor ze verdween of teruggedrongen werd tot geïsoleerde braakliggende terreinen, veiligheidsbuffers en wegbermen.
Sinds het tot stand komen van het samenwerkingsproject krijgt de natuur in het Antwerps havengebied meer kansen, weliswaar rekening houdend met de aanwezige en uitbreidende industrie.
De restjes natuur werden – dankzij het M.B. Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven (23/05/2014) (SBP) – met elkaar verbonden en vormt zo een heus netwerk van ecologische infrastructuur (EI) in de haven. Dit EI wordt – dankzij de maatregelen uit het SBP – zodanig ontwikkeld dat het een optimaal leefgebied wordt voor de beschermde, havenspecifieke natuur.
Het beleidskader daarvoor werd vastgelegd in het Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven (SBP). Het M.B. bevat een kaart met de onderdelen van het netwerk, legt de doelstellingen vast voor de in het havengebied voorkomende, beschermde soorten (aantallen) en habitats (oppervlakten & netwerkfunctie) en somt de maatregelen op die nodig zijn om het netwerk te optimaliseren. Inmiddels werd het SBP verlengd voor de periode 2022-2027 (M.B. 26/09/2022).
Ecologische infrastructuur
Eén van de hoofddoelen binnen het project ‘De Antwerpse haven natuurlijker’ was de concrete afbakening van ecologische infrastructuur (EI) en de opmaak van inrichtings- en beheerplannen voor die gebieden. Vóór dergelijke afbakening werd amper of geen rekening gehouden met de natuurwaarden in de haven. Die natuur trachtte zich in stand te houden in de vele restgebieden, veiligheidsbuffers, wegbermen en braakliggende terreinen.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorzag dat maximaal 5% van alle zeehavengebied gevrijwaard zou blijven van industriële ontwikkelingen om te dienen als ecologische infrastructuur. Binnen het Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven (SBP) werd het netwerk van ecologische infrastructuur afgebakend. Het doel om maximaal 5% (600 hectare) van het havengebied als ecologische infrastructuur af te bakenen, wordt dankzij het Soortbeschermingsprogramma gehaald.
Permanente (en tijdelijke) ecologische infrastructuur
In het eerste SBP (2014-2019) werd in de afbakening van het netwerk van ecologische infrastructuur, naar analogie met de natuurcompensatiegebieden uit het Nooddecreet van het Deurganckdok, een opsplitsing gemaakt tussen permanente en tijdelijke onderdelen. De permanente EI zou steeds behouden blijven, terwijl de tijdelijke onderdelen weliswaar konden worden ingezet voor het behalen van de doelstellingen van het SBP, maar indien nodig konden verdwijnen. Bij inname van deze gebieden zouden de aanwezige natuurwaarden uit het SBP dan elders gecompenseerd moeten worden.
Bij de opmaak van het tweede SBP (2022-2027) werd deze zienswijze echter verlaten. Niet alleen werd er weinig tot niets geïnvesteerd in deze tijdelijke gebieden omdat ze toch tijdelijk waren, maar ook zorgde de term tijdelijke EI voor nodeloze verwarring. In werkelijkheid was er immers beleidsmatig geen verschil tussen de tijdelijke EI en andere braakliggende terreinen in het havengebied. Bij het op de schop gaan van deze terreinen dienden de aanwezige beschermde natuurwaarden immers sowieso elders te worden gecompenseerd. Het netwerk van Ecologische Infrastructuur van het tweede SBP bestaat dan ook enkel nog uit permanente onderdelen. De tijdelijke gebieden werden uit het netwerk geschrapt.
De EI bestaat uit een netwerk van enkele grotere, zogenaamde kerngebieden (zoals bv. Spaans Fort, Haasop, Grote Kreek en de Rode Weel) en tussenliggende corridors. De EI verzorgt daarbij niet enkel voor een verbinding naar kerngebieden van de EI, maar verzekert ook een connectie met natuurkerngebieden die daarbuiten liggen (zoals bv. Rietveld Kallo, Schor Ouden Doel, Groot Buitenschoor, Opstalvallei en Bospolder). De verbindingsstructuren tussen die kerngebieden zijn veelal, langgerekte smalle zones zoals bermen en leidingstroken. In dat geval spreken we van een corridor. Wanneer de corridor een zone bevat waar meer geschikt habitat aanwezig is (zoals een voortplantingspoel voor Rugstreeppad), spreken we van een corridor met stapsteen.
Het netwerk van ecologische infrastructuur bevindt zich op grondgebied van openbare instanties (zoals het Havenbedrijf Antwerpen-Brugge, de Vlaamse Waterweg, Agentschap voor Wegen en Verkeer, Infrabel en NMBS…) en lokale overheden (zoals de stad Antwerpen).
In een latere fase is het de bedoeling dat meer bedrijven op eigen initiatief aansluiten of acties opzetten ter versterking van het netwerk van ecologische infrastructuur. Het basisnetwerk (zoals aangeduid in het M.B.) zal daarbij als juridische rechtszekerheid worden ingeschakeld: de natuur op de bedrijventerreinen is een surplus – die indien nodig voor het bedrijf – later verder ontwikkeld kan worden, zij het met oog voor de natuur tijdens de werken (bv. niet tijdens broedseizoen…). Sommige bedrijven zoals Gyproc in Kallo hebben die stap al gezet door de inrichting van een heuse biodiversiteitszone.
Gebieden Linkerscheldeoever (LSO)
De EI op de Linkerscheldeoever bestaat enerzijds, aan de westrand van de Waaslandhaven, uit het Spaans Fort in Verrebroek, dat direct ook aansluit op de natuurcompensatiegebieden Drijdijck en Putten West en de natuurgebieden Grote en Kleine Weel en Grote Geule in Kieldrecht.
Anderzijds bestaat de EI in het zuiden uit de cluster van de gebieden Haasop, Steenlandpolder, R2-vlakte en de ecozone van de Golf van Kallo in Kallo. Beide clusters van gebieden staan met elkaar in verbinding via een stelsel van watergangen (zoals de Watergang van de Hoge Landen en de Noord Zuid-verbinding) en via de bermen van de Hazopweg en het rondpunt Haandorp.
In het oosten zorgt het netwerk voor een verbinding met Rietveld Kallo, Groot Rietveld en Blokkersdijk op de grens van het havengebied via de bermen van de Keetberglaan, de Karperreed en de Palingbeek.
Tot slot bevindt er zich ook ten noorden van Kallosluis een belangrijk gedeelte van het netwerk met onder andere de bermen van de Ketenislaan, Ring 2 en Sint-Antoniuslaan richting Doel dorp.
Haasop is een vrij groot (een 80-tal ha) natuurgebied bestaande uit riet, open water, droge en natte graslanden en bos. Dit gebied herbergt heel wat doelsoorten van het SBP. Je treft er o.a. broedvogels van riet en water zoals blauwborst, bruine kiekendief en roerdomp, maar het gebied is minstens ook even belangrijk voor rugstreeppad, meervleermuis en bijzondere planten van kalkmoerassen zoals dwergzegge, rond wintergroen en groenknolorchis.
Steenlandpolder
Steenlandpolder is een 25-tal hectare groot bestaande uit riet en open water en rugstreeppadenbiotoop. Alhoewel het ingesloten ligt door drukke wegen zoals de Steenlandlaan en de Ring 2 kan je er toch soorten waarnemen zoals Bruine kiekendief en Roerdomp. Dankzij de ontsnipperingsmaatregelen voor Rugstreeppad staat het ook in verbinding met Haasop en zelfs Watervleermuis weet het gebied te vinden dankzij het aquaduct dat over het Liefkenshoekspoor loopt.
R2-vlakte en het Spaans Fort
De R2-vlakte en het Spaans Fort zijn elk slechts 10 ha groot, maar zijn minstens even waardevolle onderdelen van het netwerk, zij het voor Rugstreeppad, zij het voor broedvogels van riet en water of orchideeën van natte graslanden.
Bermen
De bermen bestaan dan weer voornamelijk uit droge graslanden en ruigtes, belangrijk voor bv. Argusvlinder, maar hier en daar bevinden er zich ook pareltjes waar orchideeën groeien. Op plaatsen waar pijpleidingen aanwezig zijn (het merendeel), wordt de bodem geregeld omgewerkt, waardoor die bermen veel potenties bieden voor pioniersvegetaties.
Gebieden Rechterscheldeoever (RSO)
De EIN op rechteroever bestaat uit de natuurkerngebieden: de Grote Kreek, de Verlegde Schijns en de Wachtboezems, de zone Oud Schijn en de Zouten. Ze worden verbonden door bermen van de Noorderlaan en de Scheldelaan, aangevuld met andere restgebieden ter ondersteuning van het netwerk.
Grote Kreek
De Grote Kreek is een natuurgebied bestaande uit riet, open water, plas dras en natte graslanden. De voornaamste doelsoorten zijn blauwborst, bruine kiekendief, meervleermuis en visdief. Langs het pad van de parking naar de vogelkijkhut ligt een zuidgerichte dijk die wordt beheerd voor argusvlinder en enkele meelifters van bruin blauwtje.
De Verlegde Schijns en de Wachtboezems
De Verlegde Schijns en de Wachtboezems bestaan voornamelijk uit riet en open water. De doelsoorten zijn blauwborst, bruine kiekendief en meervleermuis. De Verlegde Schijns hadden historisch – naast een waterafvoerende functie – ook een militaire functie. De dubbele gracht en enkele militaire bouwwerken maakten deel uit van de Veiligheidsomwalling Noord, een uitbreiding van de Brialmontfortengordel om de ontwikkelende haven mee te verdedigen. De Verlegde Schijns vormen momenteel een prima biotoop voor riet- en watervogels. Ook vleermuizen maken frequent gebruik van de Verlegde Schijns. De resterende militaire bouwwerken zullen worden ingericht als winterverblijfplaats voor vleermuizen.
Zone Oud Schijn
De zone Oud Schijn behoort tot hetzelfde EIN-gebied als de Verlegde Schijns en heeft met andere woorden dezelfde doelsoorten. De zone Oud Schijn bestaat uit een afwisseling van graslanden, rietgrachten en knotbomenrijen.
De Zouten
Het natuurgebied De Zouten bestaat uit droge graslanden en pioniersvegetaties, afgewisseld door ruigtes en bos. De doelsoorten zijn bruin blauwtje en zijn meelifters.
Om tot een functioneel netwerk te komen werden ook tal van bermen mee opgenomen in het netwerk van ecologische infrastructuur, vooral dan bermen van de Scheldelaan en de Noorderlaan. Die bermen bestaan voornamelijk uit droge graslanden en ruigtes. Op plaatsen waar pijpleidingen aanwezig zijn (het merendeel) wordt de bodem geregeld omgewerkt, waardoor die bermen veel potenties bieden voor pioniersvegetaties. De voornaamste doelsoorten in die bermen zijn dan ook bruin blauwtje en zijn meelifters.
Soortenbeschermingsprogramma
Het Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven (SBP) is een programma om meer dan 90 beschermde soorten in het Antwerps havengebied en de daarmee verbonden habitats optimaal te beheren en te beschermen. Het SBP omvat een hele lijst aan maatregelen die er voor moeten zorgen dat de er voorkomende beschermde soorten robuuste populaties weten op te bouwen in de Ecologische Infrastructuur. Omdat tegen het einde van de looptijd van het eerste Soortenbeschermingsprogramma (SBP) (van 2014 tot 2019) nog niet alle maatregelen waren uitgevoerd werd het verlengd voor de periode 2022-2027. In het vernieuwde SBP zijn echter enkele zaken veranderd.
Plaats voor verschillende soorten
In het SBP zijn meer dan 90 beschermde soorten opgenomen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen havenspecifieke en niet-havenspecifieke soorten. Havenspecifieke soorten zijn sterk verbonden aan de havenspecifieke habitats en komen verhoudingsgewijs meer voor in het havengebied dan elders in Vlaanderen. Niet-havenspecifieke soorten zijn er niet perse aan verbonden, maar kunnen er wel in belangrijke mate voorkomen.
Het SBP werd opgebouwd rond 10 zogenaamde paraplusoorten. Voor elke paraplusoort werd een Individueel Soortenbeschermingsprogramma (ISBPP) opgemaakt. Onder elke paraplusoort kunnen andere, zogeheten meeliftende soorten worden ondergebracht. De paraplusoorten zijn zodanig gekozen dat er van kan worden uitgegaan dat de getroffen inrichtings- en behoudsmaatregelen ook gunstig zullen zijn voor de andere, meeliftende soorten die in hetzelfde habitat voorkomen. De meeliftende soorten ‘liften’ dus mee onder de paraplu van maatregelen voor de paraplusoort.
Het SBP II bevat overwegend dezelfde soorten en daaraan gebonden instandhoudingsmaatregelen en doelstellingen als het eerste SBP. Qua soorten werd er wel wat verschoven. Bruine kiekendief en Slechtvalk werden er bv. niet meer in opgenomen. Vanwege een dramatische afname in de populatie werd er voor Bruine kiekendief een apart gebiedsdekkend project opgezet. De slechtvalk toonde anderzijds een veel positiever verhaal. Deze soort deed het de voorbije jaren zeer goed en vereiste dus geen bijkomende maatregelen. Het Bruin blauwtje deed het de afgelopen jaren ook beter, dankzij de kolonisatie van een nieuw type waardplant. Bruin blauwtje werd dan ook vervangen door een andere bedreigde vlindersoort, namelijk de Argusvlinder. De Argusvlinder vertoont een sterk afnemende trend in Vlaanderen en heeft populatietrend ‘ernstig bedreigd’.
Een tweede aanpassing op soortenvlak is een bundeling van bepaalde soortgroepen. Zo werden moeraswespenorchis en wit bosvogeltje gekoppeld binnen het ISBPP ‘Wilde orchideeën’. Naast deze twee soorten bevat het ISBPP wilde orchideeën nog 7 andere orchideeënsoorten, zoals Bijenorchis, Hondskruid en Vleeskleurige orchis. Groenknolorchis behield echter wel een eigen ISBPP wegens de isolatie van diens groeiplaats en unieke ecologische vereisten. Een tweede groep die gebundeld werd, zijn de ‘gebouwbewonende zwaluwen’. Deze groep bevat de gekende Huiszwaluw en Gierzwaluw, maar werd uitgebreid met nieuwkomer Boerenzwaluw. Boerenzwaluw werd toegevoegd omwille van de aantallen die drastisch zijn afgenomen in Vlaanderen de laatste 50 jaar en de vaststelling dat deze soort op verschillende bedrijfssites in het havengebied broedt.
Aan elke paraplusoort zijn doelstellingen en specifieke maatregelen verbonden. Grofweg kunnen de maatregelen worden opgedeeld in de categorieën beheer, inrichting, monitoring en communicatie.
Havenspecifieke habitats
In het SBP zijn tevens ook 7 havenspecifieke habitats opgenomen. Dit zijn habitats die specifiek verbonden zijn aan het havengebied en er dan ook geregeld voorkomen. Volgende lijst geeft een opsomming van de aanwezige havenspecifieke habitats:
- Pioniersvegetaties type II (opgespoten terreinen met zeer ijle begroeiing)
- Droge graslanden en ruigtes
- Natte graslanden en depressies op opgespoten terreinen
- Struweel en bos op kalkhoudend substraat
- Riet en moeras
- Eutroof water en diepe waterplassen
- Gebouwen en droge infrastructuur
Monitoring van het SBP
Jaarlijks worden de doelstellingen van het SBP geëvalueerd. Om dat te kunnen doen, worden de populaties van de soorten uit het SBP uitvoerig opgevolgd. Deze monitoring wordt door zowel de vrijwilligers als de professionele medewerkers uitgevoerd. De nadruk ligt daarbij in eerste instantie op de paraplusoorten, maar ook voor heel wat meeliftende soorten wordt een monitoring op touw gezet.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief