Biologe Annelies Jacobs over haar strijd voor biodiversiteit
“Je moet de plant eerst zien om hem graag te kunnen zien”
Als één van de sterkhouders op de studiedienst van Natuurpunt inventariseert Annelies Jacobs al jaren bedreigde plantenpopulaties met het oog op hun herstel. Tijdens de lockdown trok ze haar stoute stapschoenen aan om alle 1287 wilde plantensoorten in België in kaart te brengen. De meest merkwaardige 300 kregen een plekje in haar boek De wilde planten van België. Reden genoeg voor een interview.
De bron van alle leven, schrijft Emanuele Coccia in zijn La vie des plantes, is het blad van een plant. Daar, halverwege tussen hemel en aarde, worden de zuurstof en de suikers gemaakt waar al het andere leven op teert. Toch lijken planten maar weinig respect te krijgen in ruil. In België is een derde van de wilde flora bedreigd.
Bio
- 2008: meldt zich aan als natuurwaarnemer voor waarnemingen.be
- 2010: wordt voorzitter van Natuurpunt Mortsel
- 2013: studeert af als master in de biologie aan de Universiteit Antwerpen
- 2015: wordt als wetenschappelijk medewerker bij Natuurpunt verantwoordelijk voor de inventarisatie, de opvolging en het herstel van bedreigde plantenpopulaties i.s.m. meer dan 200 lokale vrijwilligersgroepen
- 2023: publiceert het boek De wilde planten van België bij Lannoo
- 2024: bereidt een doctoraat voor over de impactevaluatie van beheermaatregelen op vegetaties sinds de jaren '50
Wat gaan we daaraan doen, aan dat biodiversiteitsverlies? Of eerst: waarom is diversiteit zo cruciaal? Hebben we aan 500 soorten niet genoeg? Noem eens een systeem dat instort als een plant uitsterft.
Annelies Jacobs: “Dat geldt voor de meerderheid van de systemen, vrees ik. Het belang van biodiversiteit druk je niet uit in een aantal soorten. Het schuilt in de samenhang. Planten liggen aan de basis van de voedselketen. Het voorkomen van een plant kan je dus zien als een thermometer. De samenhang van soorten geldt dan als een superthermometer. Daar kan je meer uit afleiden, onder meer om je beheer te optimaliseren. Een voorbeeld: veel bijen zijn oligolectisch. Ze verzamelen stuifmeel op één plantensoort. In het geval van de knautiabij is dat bijvoorbeeld de beemdkroon. Als je dan weet dat één bij minstens 50 bloemkoppen nodig heeft, dan weet je ook hoe laat het is als je dat aantal bloemen ergens niet bereikt. Telkens als er een soort verdwijnt, is het alsof er een baksteen uit je huis valt. Speel je enkele stenen kwijt, dan zal je huis nog overeind staan, maar wind- en waterdicht zal het niet meer zijn. Steekt er dan klimaatonheil de kop op, dan zal je ‘t je beklagen dat je destijds je ‘bakstenen’ niet beter hebt verzorgd.”
Aphrodyte en de ecosysteemdiensten
“Ik heb soms moeite met het concept ecosysteemdiensten dat de voorbije jaren opgang maakte om het belang van natuur te onderstrepen. Ja, ik zou een monetaire waarde op elke plantensoort kunnen plakken, maar dat is niet waar het om draait. Meer dan het nut wil ik mensen met mijn boek de samenhang én de schoonheid laten zien. Het verhaal van de knautiabij denken we ondertussen te kennen, maar er zijn nog zoveel dingen die we nog niet weten. Vandaar dat ik lang met mijn uitgever heb gepingpongd. Ik wilde niet nog een determinatieboek schrijven waarin de planten per familie worden gesorteerd of op kleur. In mijn ‘flora’ vind je per plant verhalen, mythes, anekdotes en foto’s op salontafelboekformaat. Over wilde marjolein kom je bijvoorbeeld te weten dat de oude Grieken geloofden dat Aphrodite, de godin van de liefde, die plant zijn lekkere geur gaf om stervelingen aan haar schoonheid te herinneren.”
“Ik hoop dat mensen één en ander in hun hart sluiten doordat ze elke plant in zijn samenhang leren appreciëren. Het omgekeerde is trouwens ook het geval: wat je niet kent, kan je niet zien. Zo ben ik ooit naar De Panne getrokken op zoek naar een bijzondere soort vroegeling. Tevergeefs. Toen ik thuiskwam, zag ik ‘m in mijn voortuin op Linkeroever staan. Zodra je het zoekbeeld hebt, zie je planten dus wel. Ander voorbeeld: toen ik cursisten een ijsvogel liet horen, hadden de meesten er nog nooit één gezien. Toen ze ‘t geluid eenmaal konden thuisbrengen, stroomden de berichtjes binnen: iedereen had plots ijsvogels gespot. Bij mensen die graag ijverig het ‘onkruid’ van hun stoep verwijderen vallen de oogkleppen vaak af als je hen toont dat er brede wespenorchis op hun oprit staat. Dat is trouwens vervelend wanneer ik ga wandelen met vrienden: ik geraak altijd achterop omdat ik voortdurend allerlei moois zie (lacht).”
Je merkt in je boek ook op dat we, paradoxaal genoeg misschien, veel biodiversiteit juist te danken hebben aan “eeuwenlang intiem samenspel met de mens”. Ben je nog plekken tegengekomen waar zo wordt ‘geboerd’ dat het de biodiversiteit bevordert?
“In de Gaume is de diversiteit aan akkerflora opvallend. Wellicht niet toevallig boert juist daar 60% van de landbouwers biologisch. Mensen denken vaak dat ze voor natuur naar de Alpen moeten. Maar ons kleine België is een bijzonder geval hoor, als het gaat over de diversiteit aan biotopen. Dat is deels geologisch te verklaren, maar minstens even belangrijk is de interactie met mensen. Onze heidegebieden zijn ontstaan dankzij een potstalcultuur waarin schapen een centrale rol speelden. Bloemrijke graslanden danken hun karakter aan de beweiding met koeien en paarden, en aan het hooien. Op onze akkers hebben zich biotopen ontwikkeld waarin kamille, korenbloemen en veldleeuweriken floreren – of floreerden – samen met voedselgewassen. In en om turfputten kregen weer andere systemen vorm. Zelfs in onze bossen heeft hakhoutbeheer lang voor de lichtrijke omgeving gezorgd waarin flora en vlinders konden gedijen. Onderzoek toont overigens aan dat de temperatuur in onze bossen ondanks de klimaatopwarming verrassend is gedaald. Bossen zijn immers donkerder geworden door de teloorgang van hakhouttradities. Tal van iconische bossoorten dreigen zo fantoompopulaties te worden, zoals de wilde appel. Die is er nog en kan nog oud worden, maar plant zich bijna niet meer voort omdat hij in het donker te weinig bezoek van bestuivers krijgt en moeilijk kan kiemen.”
De wilde planten van België
Meer weten over de inheemse planten die ons land rijk is? Voor € 49,99 (of € 44,99 ledenprijs) prijkt De wilde planten van België op jouw salontafel. Handige botanische fiches en prachtig fotomateriaal inbegrepen.
Rewilding of toch liever niet?
“Als ik mensen hoor pleiten om de natuur zoveel mogelijk te laten rewilden, dan vraag ik me soms af of ze de voorgeschiedenis – en de huidige noodzaak – van die interactie tussen mens en landschap wel kennen. Het is een mythe dat we de biodiversiteit in ons land kunnen opschroeven door de natuur overal los te laten. Net dat intiem samenspel met de mens heeft onze halfnatuurlijke systemen zo rijk gemaakt. Als je in de systemen die daar afhankelijk van zijn het beheer volledig laat varen, zal onze biodiversiteit afnemen. Om een diversiteit aan leefgebieden te bekomen, willen we menselijke interactie dus vrijwaren. In projecten zoals LIFE HARWIN (HAbitat Restoration WINgevalley) gaan we nog een stap verder: we geven bijzondere zorg aan kwetsbare plantenpopulaties. Zo zamelen we onder meer zaden in met het oog op doelgericht herstel. Zaden die op de grond vallen verliezen meestal na vijf jaar al hun kiemkracht. 85% van de wilde flora produceert zo slechts een kortlevende bodemzaadbank. Voor die soorten dreigt dus ‘weg is weg’ als we niets doen.”
Je boek volgt de seizoenen. Planten lijken een ingebouwde kalender te hebben als je kijkt naar de opeenvolging van bloeiers. Zie je op dat vlak klimaateffecten?
“Klopt. In voorjaarsbossen zie je bosanemoontjes, speenkruid en salomonszegel opkomen nog voor er bladeren aan de bomen verschijnen. Mensen denken soms dat we, om slim op de klimaatverandering in te spelen, zuiderse soorten moeten aanplanten. Maar dan krijg je mogelijk nare effecten zoals mismatches met insecten. ‘Snelwegsleedoorn’ is daar een voorbeeld van. Die zuidelijke variant bloeit in februari, veel vroeger dan onze sleedoorn, wanneer er nauwelijks insecten actief zijn. Introduceer één vreemde soort en je zal zien dat de andere soorten die ermee samenleven niet de tijd krijgen om zich daarop aan te passen. Nee, de sleutel om met klimaatverandering om te gaan schuilt in de genetische diversiteit van onze flora. Onderzoek met zaden die in de jaren 90 werden verzameld toont aan dat diezelfde planten nu al vroeger bloeien. Planten passen zich wel degelijk aan. We weten niet hoe populaties er over 20 jaar zullen uitzien, maar wel dat de bloeitijd van zuiderse planten nu niet zomaar compatibel is. Daarom mikken we op behoud van genetische variatie. Die levert meer op voor onze diversiteit dan zomaar enkele zuidelijke soorten inbrengen, precies omdat ze kansen creëert voor populaties om zich aan te passen en zo de weerbaarheid verhoogt.”
Zitten er tussen die 2000 uitheemse planten in België (die dus met veel meer zijn dan de inheemse) dan helemaal geen soorten die we evengoed mogen koesteren?
“Deels zeker wel. Anderzijds hanteren we dat onderscheid inheems-uitheems niet zomaar. Planten die hier al duizenden jaren voorkomen hebben de tijd gehad om complexe ecologische relaties op te bouwen, niet het minst met bestuivers. Rondom exoten ontbreken die rijke relaties. Ze zorgen met andere woorden voor minder robuuste natuur. Op basis van een analyse van waarnemingen.be hebben we onlangs trouwens uitgezocht welke plant in tuinen door de meeste wilde bijensoorten wordt bezocht. Enig idee?”
Ja! De paardenbloem.
“Inderdaad. De paardenbloem is dé bijenkampioen, met een straatlengte voorsprong op de bloemen(mengsels) uit het tuincentrum. Ook dat is een argument om vooral goed te starten met wat er al is. Biggenkruid, akkerdistel en jakobskruiskruid zijn evengoed belangrijk voor wilde bijen. Als mensen mij vragen wat ze voor de bijen kunnen doen, antwoord ik vaak: denk als een hongerig insect. Laat vlekken wilde bloemen staan in je gazon. Het bespaart je maaiwerk én een uitstap naar het tuincentrum. Of alle exoten dan weg moeten? Nee. We hebben ook uitheemse soorten die weinig invasief zijn of die hier al zo lang vertoeven dat ze een cultuurhistorische betekenis kregen. Het sneeuwklokje is zo’n stinzenplant die vanuit kasteel- of kloostertuinen zijn weg vond in onze (half)natuur. Voor zo’n 0,1% ligt dat evenwel anders. Reuzenbalsemien of Japanse duizendknoop vertonen, bij gebrek aan competitie en/of predatoren, een invasief karakter en zijn ronduit een vloek voor de diversiteit.”
“Natuurbescherming is altijd keuzes maken: kiezen we voor een herstel van onze kwetsbare biodiversiteit, dan betekent dat ook dat we bijvoorbeeld in de Kempen soms dennen kappen (die daar exoten zijn én aangeplant) om de heidegebieden terug kansen te geven. Heel vaak gaat het over het herstel van snippertjes natuur die te klein zijn voor de insectenkernen die de systemen in stand kunnen houden. Natuurbeheer blijft complex, maar, op veel locaties die we beheren gaat de diversiteit wel vooruit.”
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief