Dit artikel presenteert gegevens van simultaantellingen in het Dijleland in 1980, waarbij zowel tellers als telposten in verschillend landschap (veld, bos, stad) vergeleken werden. Wanneer telteams naast elkaar vanaf dezelfde plaats de zichtbare vogeltrek probeerden te tellen, was het verschil beangstigend groot indien men er van uitgaat dat zij hetzelfde hadden moeten opleveren omdat ze een totaaltelling uitvoerden.
Zelfs bij een matige trekintensiteit (375-825 vogels/uur) werd gemiddeld 20 tot 30% van zowel vogels als groepen en soorten gemist die door een ander team wel werden opgemerkt. Soorten die regelmatig in relatief kleine, goed geordende formaties doorkomen leverden meer consistente resultaten op, met hogere relatieve efficiënties. Soorten die in grotere groepen passeren gaven grotere verschillen tussen de tellers en bijgevolg ca. 20% lagere relatieve efficiënties. Wanneer men echter aanvaardt dat de telteams elk slechts een steekproef namen van het trekverloop, dan blijken de gegevens beter bruikbaar. Zo kregen de telteams wel een gelijkaardig beeld van de diversiteit aan overtrekkende vogels.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief