Soortenbehoud komt vaak pas in actie wanneer het (bijna) te laat is. Focus gaat dan uit naar noodinterventies in de allerlaatste gebieden waar de soort nog voorkomt. Maar dat is niet noodzakelijk de plaats waar een soort voordien het meest succesvol was en waar ook de beste kansen liggen voor duurzaam herstel. Grauwe Gors is zo een soort die dramatisch snel achteruit is gegaan in Vlaanderen (en daarbuiten) en die vroeger succesvol was in hooilanden, maar waarvan de restpopulaties nu enkel op uitgestrekt akkerland voorkomen. Daaruit leidt men nu af dat dit de kensoort bij uitstek is voor open akkerland. Dat is hier en nu wel het geval voor de fractie van de populatie die ons nog rest in Vlaanderen, maar uit de geschiedenis en de kerngebieden in Iberië leren we dat Grauwe Gorzen liever andere dingen willen. Grauwe Gorzen verkiezen er graslanden en halen de hoogste dichtheden zowel in steppe als in dehesa savannelandschappen, waar ze trouwens prominent deel uitmaken van wat wij hier als een bosvogelgemeenschap zouden aanzien. Akkers op zich zijn dus niet essentieel voor de soort. Voldoende afwisseling tussen percelen met een hoge(re), dichte grasvegetatie om veilig (en vooral vroeg) in te broeden en meer open kruiden- en insectenrijke vegetaties waarin vlot kan gefoerageerd worden op blote bodem blijken belangrijk.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief