Onder de loep - Hoe planten vooruit willen

Planten vormen bloemen, bloemen vormen zaden. Met die zaden plant een plant zich voort. De verspreiding van die zaden heeft verregaande gevolgen voor de overlevingskansen van een plant. En laat planten nu niet meteen van het meest mobiele soort zijn. Inventief daarentegen … Uit Natuur. Zomer 2024

Auteurs
Natuurpunt
Publicatiedatum
jun 2024
Bron
Natuur.

Natuur. Zomer 2024-2

Natuur. Ledenmagazine Zomer 2024

Thema: Bloei

Wil je het volledige magazine lezen? Word dan nu lid van de grootste natuurfamilie van Vlaanderen.

Cover Natuur. Zomer 2024-2
Categorie
Niet van toepassing
Thema
Natuurstudie
Type publicatie
Artikel

Met zaad als leidraad

Planten vormen bloemen, bloemen vormen zaden. Met die zaden plant een plant zich voort. De verspreiding van die zaden heeft verregaande gevolgen voor de overlevingskansen van een plant. En laat planten nu niet meteen van het meest mobiele soort zijn. Inventief daarentegen … Uit Natuur. Zomer 2024

We deden het allemaal wel eens: alle pluisjes van een uitgebloeide paardenbloem in één keer proberen weg te blazen. Dat brengt geluk. Of, zo wordt gezegd, misschien word je dan wel honderd jaar. Of dat zo is, laat ik in het midden. Wat wel zeker is: mensen (en dan vooral kinderen) zijn bondgenoten voor de paardenbloemen in de verspreiding van hun zaden. Die bloemen hebben niet liever dan dat hun zaden hoog in de lucht geblazen worden. Ze maken gebruik van de wind om die zaden te verspreiden. Een ‘eerder primitieve manier’ van zaadverspreiding, zo schrijven wetenschappers. Dat klinkt misschien wat negatief, maar de strategie werkt wel bijzonder goed. Want al vallen de meeste van die zaadjes binnen de 10 meter rondom de plant, sommige krijgen echt de wind in de zeilen en komen soms wel 3 kilometer verderop terecht. Lang niet slecht voor een plant. Niet bij alle soorten lukt dat even goed: de zaadjes van de slaapbol worden ook door wind uit de zaaddozen geblazen. Maar bij gebrek aan ‘parachute’ komen ze in de onmiddellijke omge - ving van de moederplant terecht. Dat is dan misschien toch wel primitief?

Afbeelding
Groot springzaad

Vallende appels

Planten zijn niet echt mobiel: ze staan liefst ergens goed geworteld en zich verplaatsen zit er dan niet in. Toch wil elke plantensoort – en dat zijn er meer dan 1000 in Vlaanderen – zijn plekje opeisen. En, als het even kan, ook nieuwe plekjes of gebieden koloniseren. Sommige plantensoorten kunnen daarvoor gebruik maken van wortelstokken of uitlopers, maar de meeste soorten rekenen op hun zaden om meer oppervlakte in te nemen of nieuwe gebieden te bereiken. Daarvoor beroepen ze zich op vijf verschillende strategieën. Een eerste verspreidingsstrategie is dus via de wind, zoals de paardenbloem. Heel wat andere planten laten hun werk echter aan de zwaartekracht over. Als zaden (of de vruchten waar de zaden in zitten) te zwaar zijn, vallen ze gewoon – de appel valt letterlijk niet ver van de boom, al geraakt hij soms verder als dieren hem opeten. Water- en oeverplanten laten hun zaden ook los, maar ze rekenen voor de verspreiding op het (stromend) water.

Knisperend dennenbos

Sommige planten hebben ingewikkelde, ingebouwde mechanismen om hun zaden te verspreiden – met al even ingewikkelde namen. Ballistochorie bijvoorbeeld: een strategie waarbij de plant zijn zaden wegschiet. Een van de meest sprekende vertegenwoordigers uit die categorie dankt zijn naam er zelfs aan: het groot springzaad (zie p.49). Bij de minste aanraking of beweging schiet het groot springzaad zijn rijpe zaden weg aan een snelheid van 45 km per uur. De zaden vliegen soms meters ver. Toch is ballistochorie niet altijd zo opvallend. Bij planten met peulvruchten, zoals brem, valt het wegspringen van de zaden bijvoorbeeld minder op. Je zal het nog eerder met je oren opmerken, dan met je ogen. Bij warm en droog weer barsten de peulen open, wat een knisperend geluid produceert. Dat knisperen hoor je trouwens ook in een dennenbos met rijpe zaden. Die komen vrij als de dennenkegels openspringen, eveneens bij warm en droog weer. Ga maar eens muisstil bij grove dennen zitten op een warme lentedag. Echte ballistochorie is dat echter niet: dennenzaadjes dwarrelen meer, en worden niet afgeschoten.

Mierenbroodjes

Een laatste manier waarop planten hun zaden verspreiden, is door middel van dieren. Daarin vind je nog allerlei variaties. Sommige planten zoals lijsterbes produceren bessen die door vogels opgegeten worden (en die er natuurlijk nadien weer uitkomen). Andere planten krijgen zaden met haakjes die blijven hangen in de vacht van zoogdieren – of aan onze kleren. Denk aan kleefkruid of grote klit. Maar de ogenschijnlijk meest vernuftige manier van zaadverspreiding door dieren gebeurt via de zogeheten mierenbroodjes. Tientallen soorten planten doen dat: van anemonen, viooltjes en sleutelbloemen tot ereprijs, smeerwortel en stinkende gouwe. Een mierenbroodje is een zoet, oliehoudend aanhangsel aan het zaad. De zaden vallen op de grond, waarna mieren de zaden gaan verslepen. Het mierenbroodje knagen ze eraf en gebruiken ze als voedsel. Zo komen de zaden in de buurt van het mierennest terecht. Een handige manier wanneer je als lage plant midden in een bos met weinig wind groeit. ’t Is te zeggen: op het eerste gezicht lijken mieren - broodjes efficiënt. Maar uit onderzoek blijkt dat planten met mierenbroodjes zich maar aan heel lage snelheid weten uit te breiden. Voor bosplanten gaat dat om 5 tot 65 meter per eeuw. Jawel, per eeuw. Dat sommige plantensoorten die tijdens de laatste ijstijd naar Zuid-Europa teruggedrongen waren, nog steeds bezig zijn met hun noordwaartse opmars mag dus niet verwonderen. De kolonisatie van geschikt leefgebied is voor die soorten een werk van zéér lange adem. Uit wetenschappelijke experimenten blijkt dat bosplanten uit Midden-Frankrijk perfect kunnen overleven in Vlaamse bossen. Maar ze zijn hier gewoon nog niet geraakt.

Tijden van postzegelnatuur

Hoe je als plant je zaden verspreidt, heeft dus verregaande gevolgen voor je overlevingskansen, zeker in tijden van een veranderend klimaat. Voor bosplanten die zich verspreiden via zaden met mierenbroodjes zijn bosverbindingen (eventueel via houtkanten) levensnoodzakelijk. Voor andere plantensoorten, waarvan de zaden bijvoorbeeld via de wind verspreid worden, is het gemakkelijker om grote afstanden te overbruggen en nieuwe plekjes te koloni - seren, ook in een versnipperd landschap. Typisch voor veel lastige invasieve exoten is dat ze hun zaden gemakkelijk kunnen verspreiden: de bessen van Amerikaanse vogelkers worden door vogels gegeten, bezemkruiskruid en Canadese guldenroede verspreiden zaden via de wind en de zaden van reuzenbalsemien worden weggeschoten, vaak in een waterloop, waardoor ze oevers gemakke - lijk kunnen koloniseren. Bij natuurherstel zorgt kennis over zaadver - spreiding voor discussie. Als we heischraal grasland herstellen, moeten we dan wachten tot de typische planten voor dit grasland er weer vanzelf verschijnen? Of moeten we ze een handje helpen en zaden (liefst van populaties uit dezelfde regio) inbrengen? Dat laatste betekende twintig jaar geleden nog vloeken in de kerk, maar wordt steeds vaker een gangbare praktijk. In de postzegelnatuur die Vlaanderen nog rijk is, wordt het alsmaar moeilijker om bijzondere natuurtypes te herstellen.

Meer uit Natuur. Zomer 2024