Everzwijn
Het wild zwijn staat voor woeste natuur in Vlaanderen. Samenleven met de wilde voorouder van het huisvarken wordt de uitdaging.
9 jaar
Alleseter, met een voorkeur voor plantaardig voedsel.
Wilde zwijnen leven in een stabiele matriarchale groep (rotte) en verdedigen hun territorium tegen indringers.
Gematigde, vochtige tot natte loofbossen (eiken, beuken, essen of elzen), struwelen, rietvelden, moerassen, oudere naaldbossen met dichte ondergroei.
Groepsdier
Truffels (maar verder geen andere paddenstoelen)
Hoe herken je het everzwijn?
- groot, krachtig, massief hoefdier
- ruwe, lichtgrijs-roodbruine tot grijs-zwarte, borstelige vacht
- biggen hebben een geelbruin gestreepte vacht (pyjama)
- mannetjes hebben een paar stevige, tot slagtanden uitgegroeide hoektanden
- snuit eindigt in platte, schijfvormige neus
- De staart is 15-30 cm lang en eindigt in een kwast
Het wild zwijn staat voor woeste natuur in Vlaanderen. Samenleven met de wilde voorouder van het huisvarken wordt de uitdaging.
Hoe leeft het everzwijn?
Wat eet het everzwijn?
Wilde zwijnen zijn alleseters (omnivoor). Ze moeten het vooral hebben van relatief gemakkelijk verteerbaar voedsel. Ze eten voornamelijk hoogwaardig plantaardig voedsel, zoals eikels, beukennoten, kastanjes, wortelen, bladeren van wilde planten en landbouwgewassen (maïs, knollen, bieten).
In goede mastjaren bestaat hun dieet voor 70 tot 80% uit beukennoten en eikels. In zo’n jaren eet een mannetjeszwijn bijna 2 kg eikels per dag. Afhankelijk van het seizoen en het voedselaanbod wordt het dieet aangevuld met dierlijk voedsel zoals in de bodem of in dood hout levende larven, regenwormen, kleine knaagdieren, konijnen, aas, naaktslakken, amfibieën en truffels.
Hoe plant het everzwijn zich voort?
Mannetjes (keilers of beren) en vrouwtjes (zeugen of baggen) ontmoeten elkaar in de paartijd (de bronst of beentijd). Die valt in de herfst. De conditie van een dier bepaalt of het meedoet aan de voortplanting. Zeugen doen mee aan de voortplanting vanaf een gewicht van 25 à 30 kg. Tijdens de bronst leveren de keilers felle gevechten om de berige zeugen. Na de paring en een draagtijd van 110 à 120 dagen worden de jongen geboren, meestal in maart. Een worp bestaat gemiddeld uit zes biggen. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest (de ketel). In dit nest blijven ze samen met hun moeder de eerste week van hun leven. Na een week sluiten moeder en jongen zich weer aan bij de oorspronkelijke groep.
Waar vind je het everzwijn?
Het wild zwijn leeft voornamelijk in vochtige tot natte loofbossen (met eik, beuk, es en els) maar komt ook voor in oudere naaldbossen met dichte ondergroei, struwelen en zelfs in rietvelden en moerassen.
> Bekijk deze soort op waarnemingen.be
Komt het everzwijn veel voor?
Overdag houden wilde zwijnen zich doorgaans schuil in hun nest (leger), dat zich meestal in dichte dekking bevindt. De aanwezigheid van wilde zwijnen kan best worden vastgesteld aan de hand van loopsporen, zoelplekken waar ze hun modderbad nemen, schuurbomen, wroetsporen en uitwerpselen. Om de wilde zwijnen zelf te zien, ga je best in de schemering of ’s nachts op pad. Wilde zwijnen zijn schuw en horen goed. Stil en lang wachten in de buurt van sporen is dan ook de beste techniek om een wild zwijn te spotten.
Natuurgebieden
Alle natuurgebiedenLeer soorten herkennen en geef je waarnemingen door
Trek met je telefoon naar buiten en identificeer soorten met de gratis app ObsIdentify: de natuurherkenner in je broekzak. Door je waarnemingen op te slaan, lever je tegelijk een belangrijke bijdrage aan het onderzoek rond soorten. Download de app hier:
Overlast van everzwijnen
Wilde zwijnen zoeken regelmatig voedsel in landbouwgebieden. Hierdoor kunnen ze economische schade aan landbouwgewassen veroorzaken. Gewasschade kan ontstaan door vraat, wroeten, liggen, rollen, krabben en vertrappen. De meeste schade komt voor bij aardappelen, grasland (omwoelen), maïs en graan. Enkel het plaatsen van een degelijk zwijnenraster (110 cm hoog raster van betongaas) of schrikdraad omheen de teelten kan de overlast verhinderen. De maatregel is echter praktisch niet altijd uitvoerbaar. Het succes van alle andere afweermiddelen (op basis van geur of geluid) is doorgaans maar van korte duur (wilde zwijnen leren snel). In een aantal gevallen zal, na overleg met alle betrokken actoren (landbouwsector, wildbeheerseenheden, Agentschap voor Natuur en Bos, natuurverenigingen), populatiebeheer nodig zijn.
Ook naar het verkeer toe kunnen wilde zwijnen voor problemen zorgen (aanrijdingen). Snelwegen die het leefgebied van wilde zwijnen doorsnijden zijn tegenwoordig meestal uitgerasterd opdat zwijnen en snelverkeer gescheiden zouden blijven. In toenemende mate wordt dit uitrasteren gecombineerd met de aanleg van ecoducten zodat populaties niet van elkaar worden afgescheiden. Die goed werkende oplossingen worden echter niet of nauwelijks voorzien op provinciale en lokale wegen. Aanrijdingen zijn het gevolg. De meeste aanrijdingen vinden plaats in de schemering en het duister. Er zijn nauwelijks aanrijdingen overdag. Maatregelen als waarschuwingsborden, wildspiegels, reflectoren en geur- of akoestische gordijnen hebben niet het gewenste effect. Enkel door snelheidsbeperkingen en het periodiek afsluiten van wegen (bv. tussen 22u - 24u en tussen 6u - 8u) kan het aantal aanrijdingen met wilde zwijnen significant worden verlaagd.