Algemeen
De zomertortel (Streptopelia turtur) is een uitgesproken trekvogel. De soort overwintert in de Sahel en keert rond half april terug naar de broedgebieden in Europa. Tegen het einde van de zomer zit het broedseizoen erop en keren ze terug naar hun overwinteringsgebieden. Zomertortel zijn echte zaadeters. Met een grootte van 25-28 cm is het de kleinste duivensoort die je in Vlaanderen kan aantreffen. In het wild kan de soort maximaal tot 20 jaar oud worden maar door alle uitdagingen die een zomertortel tegenkomt, bedraagt de gemiddelde levensduur slechts twee jaar.
Trend
In de jaren '70 kwam de zomertortel nog verspreid voor over gans Vlaanderen. De Vlaamse broedpopulatie werd destijds geschat op zo'n 19.000 broedparen. De soort kende een sterke afname waardoor de populatie begin jaren 2000 geslonken was tot naar schatting 3.000 à 4.500 broedparen. De soort kwam toen wel ruim verspreid over Vlaanderen voor. Ondertussen zijn grote gaten gevallen in het verspreidingsgebied en in de resterende kerngebieden tekent zich een sterke afname in aantallen af. De voorbije 20 jaar verloor Vlaanderen 80 à 90% van de populatie zomertortel.
Volgens de laatste schattingen blijven er momenteel slechts 150 à 200 broedparen over in Vlaanderen. De verspreiding beperkt zich steeds meer tot de zwaardere bodems en zones langs rivier- en beekvalleien. De zomertortel werd in 2016 dan ook opgenomen in de categorie ‘ernstig bedreigd’ op de IUCN Rode Lijst van de Broedvogels in Vlaanderen.
Waar kan je zomertortels aantreffen?
De zomertortel is een soort van structuurrijk landschappen. De grootste dichtheden worden bereikt in gevarieerde (cultuur)landschappen met verspreide bosjes, boomgaarden, houtkanten, bomenrijen en jonge bosaanplanten indien er voldoende ondergroei aanwezig is. Ook in meer natuurlijke biotopen zoals verruigde moerassen, langs de randen van grotere bosgebieden en in extensieve landbouwgebieden waar hooilanden en graanakkers elkaar afwisselen kan je deze soort terugvinden. Het landbouwgebied doet daarbij vooral dienst als foerageergebied. Loofbossen zijn geschikt als broedplaats indien ze lichtrijk, halfopen en meerlagig zijn. Gemengde bossen en zelfs beekbegeleidende bossen worden geprefereerd. In kustduinen worden de hoogste dichtheden dan weer bereikt in hoge struwelen met een gemengde soortensamenstelling en verboste struwelen.
De laatste jaren beperkt de verspreiding van de zomertortel in Vlaanderen zich steeds meer tot verschillende rivier- en beekvalleien waar ze gebonden is aan zwaardere bodems als leem of klei.
Zomertortels foerageren het liefst op blote bodem in korte, ijle vegetatie. Dit betekent dat de soort in onze contreien in hoofdzaak in kleinschalige, structuurrijke landbouwlandschappen voorkomt.
Zomertortel gezien? Geef hier je waarnemingen door.
Wat hebben zomertortels nodig?
Broedgelegenheid
Zomertortels keren rond half april terug uit hun overwinteringsgebieden in de Sahel. Niet lang na hun aankomst in hun broedgebied (mei) starten ze met de bouw van hun nest. Zomertortels verkiezen houtige elementen in het landschap zijn als broedplaats. Het nest bevindt zich vaak op 1-3 m boven de grond in een struik en is opgebouwd uit een combinatie van dunne takjes, twijgen, gras en bladeren. Meidoorn, hazelaar, sleedoorn en vlier zijn geprefereerde neststruiken. De aanwezigheid van bramen of klimop, die voor meer structuur en een betere bescherming zorgen, kunnen bijdragen aan de nestplaatskeuze.
Het vrouwtje legt na de paring twee wit gekleurde eieren die gedurende 13-14 dagen bebroed worden. Na ca. 20 dagen vliegen de jongen uit. Zomertortels kunnen twee tot drie broedsels per jaar voortbrengen.
Voedselbeschikbaarheid
De zomertortel voedt zich uitsluitend met zaden. De voorkeur gaat hierbij uit naar zaden en vruchten van akker(on)kruiden waaronder soorten uit de families van de kruis- en vlinderbloemigen, duizendknoop, klaproos, amaranten, composieten en diverse gras-, kool- en graansoorten. Onder meer duivenkervel, vogelmuur, rupsklaver, ganzenvoet, naaldaar staan vaak op het menu van de zomertortel. De aanwezigheid van voldoende vroegbloeiende kruiden en grassen is van groot belang om de vogels bij aankomst in de broedgebieden van voldoende voedsel te voorzien.
Zomertortels zoeken hun voedsel hoofdzakelijk op de blote grond of tussen grashalmen in open delen van het landschap. Zo wordt naar voedsel gezocht op braakland, maar ook op extensief bewerkte akkers met veel blote grond, langs kruidenrijke bermen en onverharde wegen en in (schrale) graslanden. Zomertortels prefereren korte, open en zadenrijke vegetaties (< 20cm) waarbij minstens 60% van de oppervlakte van de bodem open blijft tussen half april en juli. Per 100ha akkerland zou minstens 2-3ha aan geschikt foerageerhabitat ingericht moeten worden.
Een poel of andere makkelijk beschikbare waterbron in de directe omgeving (tot maximaal 300m van de broedlocatie) maken het plaatje compleet.
De soort kan voedsel zoeken op geruime afstand van het nest (1-5 km) maar om de overlevingskansen van de jongen te verhogen en een goed broedsucces te verzekeren wordt een beperkte afstand, een straal van 300m rond het nest, aanbevolen. Leefgebieden die rijk zijn aan zaadvormende vegetaties (halfnatuurlijk grasland, extensief begraasde terreinen, braakliggend akkerland en steengroeven) worden hierbij geprefereerd.
De overleving van de nestjongen neemt toe wanneer de oudervogels voldoende voedsel kunnen aanbrengen op het nest. Jongen blijven in de eerste drie weken na uitvliegen in de directe nabijheid van het nest, vaak zelfs binnen een straal van 100 meter. De combinatie van een geschikte nestplaats met een nabijgelegen zadenrijk foerageergebied is bijgevolg de meest kritische factor om de overleving van jonge zomertortels te verhogen.
Knelpunten
De oorzaken van de achteruitgang worden algemeen toegeschreven aan een combinatie van:
- het verlies van nestgelegenheid en foerageermogelijkheden:
- het verdwijnen van kleine landschapselementen (KLE's) zoals struiken, struwelen, bomen en houtkanten in het cultuurlandschap door o.a. bebouwing en intensivering van het landbouwgebied zorgt ervoor dat er minder geschikte nestplekken aanwezig zijn.
- afname kwaliteit en kwantiteit foerageergebied:
- het intensieve gebruik van het landschap in combinatie met onkruidbestrijding zorgt ervoor dat kruidenrijke overhoekjes verdwijnen.
- soortenrijke graslanden en bermen zijn belangrijk als foerageergebied gedurende de broedperiode. Deze worden bedreigd door het veelvuldig gebruik van meststoffen en herbiciden, de omvorming tot akkers en (te) vroege maaidata.
- Hierdoor wordt het voor de zomertortel steeds moeilijker om voldoende geschikt voedsel te vinden.
- omvorming van structuur- en soortenrijke (broek)bossen in valleigebieden naar homogene populieraanplantingen.
- verharden van onverharde wegen en (bos)paden die als foerageergebied kunnen dienen.
- versnippering van het leefgebied: de aanwezigheid van geschikt foerageergebied in de nabijheid van het nest is een belangrijke vereiste voor een geslaagd broedgeval. Het wegvallen van een van beide kan ervoor zorgen dat een gebied niet langer geschikt is als leefgebied.
- ontbreken van gepast beheer van broedbiotoop en foerageergebieden:
- het verdwijnen van opgaande bosranden met struweel
- het dichtgroeien van open plekken en bospaden waar kruiden en struweel zich kunnen ontwikkelen
- omzetten van een middelhout- of hakhoutcultuur naar een gesloten hooghoutbestand of kaalkappen waarbij de bodem zwaar wordt beschadigd of kroon- en takhout blijft liggen.
- door achterstallig maai- of graasbeheer treedt geleidelijk verruiging op waardoor kruidenrijke vegetatie verdwijnen
Bovenop het verlies aan leefgebied, ondervindt de populatie zomertortel een hoge jachtdruk tijdens de najaarsmigratie en in de overwinteringsgebieden, wat de instandhouding en het herstel van de populatie nog verder hypothekeert.
Beschermingsmaatregelen
Een optimaal leefgebied voor de zomertortel bestaat uit een combinatie van een geschikt broed- en foerageergebied die op maximaal 300m van elkaar gelegen zijn. Om deze broed- en foerageergelegenheden te optimaliseren kan ingezet worden op:
- behoud van bestaande KLE's en de aanplant van nieuwe KLE's in het buitengebied: per 100ha leefgebied is idealiter 500-2000 meter hagen, houtkanten en andere broedbiotopen (zoals structuurrijke bosranden) aanwezig. Een variatie aan soorten is daarbij aangeraden, waarbij doornige struiken en klimplanten worden geprefereerd als nestplek.
- optimalisatie beheer KLE's in functie van zomertortel: struwelen die te open geworden zijn, worden best gefaseerd afgezet zodat ze opnieuw kunnen uitgroeien tot geschikte broedlegenheid. Hagen dienen daarvoor minstens 4m breed en 3m hoog te zijn.
- behoud en optimaal inrichten van bosranden en duingebieden
- behoud en uitbreiding van foerageergebied: het laten staan van kruidenrijke overhoekjes, bloemrijke bermen, het toepassen van een niet-chemische onkruidverdelging, bescherming van historische graslanden kan de foerageermogelijkheden behouden.
- De aanleg van wildakkers of akkerreservaten waar kruidenrijke mengsels worden ingezaaid die een bron van voedsel vormen voor de zomertortel gedurende het ganse broedseizoen. Hierbij moet er ingezet worden op schrale vegetaties die regelmatig bewerkt worden en waarbij blote bodem behouden blijft zodat de vogels tussen de vegetatie kunnen foerageren.
Een mogelijke mix bestaat uit vroege Engelse wikke (25%), hopklaver (20%), gewone rolklaver (20%), vroege witte klaver (20%), vroege rode klaver (10%) en duivenkervel (5%). Het gaat hierbij dus om varianten die vroeg tot bloeien komen en er op het optimale moment voor zorgen dat de zaden beschikbaar zijn voor de zomertortel. Idealiter wordt dit mengsel (handmatig) ingezaaid in blokken of stroken van ongeveer 6m breed tussen 1 augustus en 15 oktober. - behoud van onverharde wegen en paden waarlangs zomertortels kunnen foerageren.
- het inzetten van begrazing in duingebieden en bosranden met als doel een mozaïeklandschap te creëren waardoor de verschillende leefgebiedonderdelen met elkaar verweven worden.
Meer informatie
- Broedvogels in Vlaanderen 2013-2018. Recente status en trends van in Vlaanderen broedende vogelsoorten (Vermeersch, G. et al. 2020).
- De IUCN Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (Devos et al., 2016).
- Achtergrondrapport bij het Soortbeschermingsprogramma zomertortel (ANB)
- International Single Species Action Plan of the conservatino of the European Turtle dove
- Turtle doves in a changing landscape: Gaining Insight into the Daily Movements of Turtle Doves in relation to the landscape - Vreugdenhil (2021) - Zeeuwse Landschap
- Overzicht van de waarnemingen van zomertortel in België