Aan de slag voor bijen
Het gaat niet goed met onze bijen. Maar jij kan helpen.
Naast de honingbij kent ons land nog zo’n 335 soorten bijen, die veelal alleen leven. Samen met de hommels worden zij ‘wilde bijen’ genoemd. We horen steeds vaker dat bijen massaal verdwijnen. Niet alleen honingbijen boeren achteruit, ook heel wat wilde bijen zijn bedreigd. En dat is slecht nieuws. Bijen vervullen immers een sleutelrol. Ze zijn in grote delen van de wereld de belangrijkste bestuivers van land- en tuinbouwgewassen. De wereldwijde toegevoegde waarde van bestuiving wordt op 153 miljard dollar per jaar geschat! In België komt dat ongeveer op een half miljard euro per jaar. 84% van de Europese gewassen is afhankelijk van bestuiving, veelal van bijen.
Wilde bijen stellen hoge eisen aan hun leefgebied. Ze hebben nood aan geschikte nestplaatsen, specifiek nestmateriaal en de juiste nectar- en stuifmeelbronnen. Ze hebben een beperkte actieradius; voedselbronnen en nestplaatsen mogen niet verder dan enkele tientallen tot honderden meter verwijderd zijn van elkaar. Variatie op microschaal is dus van groot belang.
Meer dan 45% van Vlaanderen is landbouwgebied. De laatste decennia is hier een voortdurende achteruitgang van zowel bloemplanten als bloembezoekende insecten. Hier kan aan worden gewerkt door onder andere rand- en bermbeheer, pestici- dengebruik en behoud van kleine landschapselementen (KLE’s).
Voordelen van een bijvriendelijke landbouw
Het nemen van maatregelen voor bijen in landbouwgebied heeft heel wat positieve effecten. Een verbeterde bestuiving biedt directe voordelen, vooral in de open groenten-, fruit- en zaadteelt. Een geïntegreerde gewasbescherming waarbij rekening ge- houden wordt met natuurlijke vijanden van plaaginsecten en natuurlijke bestuivers kan zelfs kostenbesparend zijn.
Er is ook het positief gevoel dat wandelaars hebben als ze in een ‘groen’ landschap kunnen wandelen of fietsen. Dit kan zich uiten in een toeristisch voordeel. Landbouwers zijn landschapsbeheerders bij uitstek en spelen een belangrijke rol bij het bepalen van het uitzicht van het buitengebied.
Aan de slag voor bijen!
Er kan op veel manieren rekening gehouden worden met bijen in het landbouwgebied. Bij de aanplant van bomen en struiken en de inzaai van bloemenmengsels wordt best voor aangepaste inheemse soorten gekozen. Heel wat bijensoorten hebben immers een specifieke inheemse waardplant. Bij het kiezen van de plaats voor inzaaien, mag de schaal waarop bijen leven niet vergeten worden. Voorzie voldoende bloemenranden, liefst in de buurt van kleine landschapselementen zoals heggen, houtkanten of wegbermen.
Met deze fiche stellen we tientallen concrete en haalbare bijenmaatregelen voor.
Een landschap
voor bijen
Als landbouwer kan je op talloze manieren iets doen voor bijen. De overheid stimuleert land- en tuinbouwers om bij hun bedrijfsvoering rekening te houden met het milieu. Hier- voor werden de codes van goede landbouwpraktijk opge- maakt. Beredeneerde bemesting, waterverbruik, erosie, waterverbruik en preventie zijn maar enkele thema's die hierin aan bod komen. Wie de goede landbouwpraktijk na- streeft doet eigenlijk al heel wat goeds voor het milieu en dus ook de bijen.
Werk, waar mogelijk, met de natuur die al voorhanden is.
Op kleine plekjes en hoekjes waar inheemse planten hun gang kunnen gaan zullen al gauw bijen en hommels te vinden zijn. Ook bij de aanplant of inzaai genieten inheemse planten de voorkeur. De meeste bijensoorten zijn immers gebonden aan 1 of enkele inheemse waardplanten.
Goede voorbeelden kunnen collega-landbouwers inspire- ren tot het nemen van maatregelen. Voldoende informa- tie, eventueel aan de hand van infoborden, kan toeristen en wandelaars overtuigen van de genomen maatregelen. Maar ook zonder infobordjes zal een biodivers landschap als aangenamer ervaren worden en een positief gevoel bij toerist en wandelaar achterlaten.
Bijenvriendelijke gewassen
- Een aantal gewassen is zeer bloemrijk en vormt daardoor op zich al een belangrijke nectar- en stuifmeelbron. De bekendste bijenvriendelijke teelt is koolzaad.
- Let extra goed op bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op die teelten aangezien zij grote hoeveelheden honingbijen, hommels en solitaire bijen zullen aantrekken.
- Na de oogst kan een (vroege) groenbedekker ingezaaid worden.
Herken en behoud bloemrijke bestaande vegetaties
Sommige (on)kruiden zijn erg goede bijenplanten. Wanneer het geen schadelijke onkruiden betreft, bekijk dan of de noodzaak voor het verwijderen ervan wel opweegt tegen de waarde van die planten voor bestuivers.
Voorjaar
Onkruiden die van groot belang zijn voor verschillende bijensoorten in het voorjaar zijn onder andere: dovenetel, vergeet-me-nietje, gevlekt longkruid, hondsdraf, kruipend zenegroen, speenkruid, paardenbloem, ...
Zomermaanden
In de zomermaanden komen daar volgende soorten bij: smeerwortel, grote klaproos, korenbloem, gewone rolkla- ver, honingklaver, heggenwikke, vogelwikke, voederwikke, scherpe boterbloem, gewoon knoopkruid, knikkende distel, speerdistel, witte klaver, bitterzoet, ...
Hoe meer voedsel beschikbaar, hoe meer nakomelingen en hoe beter de bestuiving van het gewas in het daaropvolgende jaar. Als je dus bloemrijke vegetaties hebt staan, bekijk dan of je ze kan behouden.
Erfbeplanting
Erfbeplanting is niet alleen fraai, maar kan ook voor bijen een echte nectar- en stuifmeelbom zijn.
Er bestaat geen specifiek subsidiekanaal voor erfbeplanting, maar hagen, houtkanten en heggen vallen wel onder de regeling van beheerovereenkomsten die kunnen aangegaan worden met de VLM.
Laat je voor de keuze van de aanplant van hagen, heggen, houtkanten of solitaire bomen leiden door inheemse boom- of struiksoorten (schietwilg, winterlinde, veldesdoorn, europees krentenboompje, gele en rode kornoelje, één- of tweestijlige meidoorn, wilde liguster, Gelderse roos, sleedoorn, wilde appel en sporkehout) als belangrijke leverancier van nectar en stuifmeel tijdens de bloei. Voor de aanplant van bomen en struiken wordt best inheems en autochtoon materiaal gebruikt.
De bedrijfsingang is als het ware het visitekaartje van het landbouwbedrijf en z’n bewoners. Een dreef of bomenrij zorgt meteen voor een sterke blikvanger. Waar een dreef niet mogelijk is, kunnen twee mooie solitaire bomen ook een duidelijk accent geven. Lindes zijn hiervoor heel geschikt. Combineer met lage struiken voor een groen aspect.
Behoud van kleine landschapselementen (KLE’s)
KLE’s zijn van enorm belang voor bijen. Ze bieden zowel voedsel, nestplaats als beschutting. Lijnvormige landschapselemen- ten vormen verbindingen tussen groenpolen en kunnen als stapstenen gebruikt worden. De overheid ondersteunt de aanleg en het behoud van deze KLE’s door middel van beheerovereenkomsten (BO). Zo is er de overeenkomst ‘Aanleg en onder- houd van haag, heg of houtkant’.
Veel gemeenten en provincies voorzien een subsidie voor het knotten. Vraag ernaar bij uw landschapsplanner bij de Vlaamse Landmaatschappij.
Kies daarbij voor bijenvriendelijke bomen en struiken. Maak onder meer gebruik van wilgen, éénstijlige en twee- stijlige meidoorn, Gelderse roos, gewone vogelkers, hondsroos, gele en rode kornoelje, sleedoorn, sporkehout, wilde kardinaalsmuts, wilde liguster, hulst, veldesdoorn, brem, wilde lijsterbes en winterlinde.
Een zeer kenmerkend element in het landschap zijn knotwilgenrijen, typerend voor de kleinschalige landschappen van onder andere de Vlaamse Ardennen en het Pajottenland. Knotwilgen zijn eigenlijk speciaal gesnoeide (geknotte) schietwilgen.
Knotwilgen dienen elke vijf of zes jaar gesnoeid (geknot) te worden. Snoeien kan in de periode november-maart. Wilgen zijn ook goede nectar- en stuifmeelplanten voor honingbijen, wilde bijen en hommels. Knot dus niet alle knotwilgenrijen in de buurt in hetzelfde jaar, maar ga gefaseerd te werk.
Spaar de wegbermen
Wegbermen zijn erg belangrijk voor het behoud van planten en dieren. Ze vormen groene linten in het landschap die belangrijk zijn voor bijen.
In landbouw- en woongebieden zijn bermen vaak nog de enige uitwijkplaats voor planten en dieren. Meer dan de helft van de inheemse plantensoorten groeit in wegbermen. Bermen worden niet bemest en er worden geen pesticiden gebruikt.
Meestal zijn lokale overheden verantwoordelijk voor het beheer van wegbermen. Toch kan je als landbouwer aandacht besteden aan wegbermen door bij bewerkingen, bemesten of het aanbrengen van gewasbeschermingsmiddelen een ruime afstand te bewaren tot de wegberm om schade door ploegen, uitlogen van meststoffen of stofdrift van gewasbeschermingsmiddelen te vermijden.

Groenbedekkers voor bijen
Groenbedekkers kunnen als nateelt van vroege of late gewassen ingezaaid.
Bijenvriendelijke groenbedekkers in een braakregeling zijn onder meer: boekweit, phacelia, rode en witte klaver, gewone rolklaver, bladrammenas, lupine, komkommerkruid, raapzaad, koolzaad en gele of witte mosterd.
Vroege groenbedekkers kunnen vanaf eind juli ingezaaid worden. Alleen groenbedekkers met een korte ontwikkelingstijd komen in aanmerking. Vooral honingbijen en wilde bijensoorten die in de nazomer actief zijn kunnen van vroege groenbedekkers profiteren. Belangrijke bijenvriendelijke groenbedekkers zijn onder andere witte of gele mosterd, bladrammenas, nootzoetraapzaad, boekweit, phacelia en komkommerkruid.
Late groenbedekkers kunnen vanaf half augustus worden ingezaaid. Hiervan profiteren enkel honingbijen en hommels die nog laat op het seizoen actief zijn. Nootzoetraapzaad en witte of gele mosterd worden vaak ingezet als late groenbedekker. Groenbedekkers die te laat ingezaaid worden zullen te laat bloeien en hebben voor bijen geen extra meerwaarde.
Subsidies voor de inzaai van groenbedekkers kunnen aangevraagd worden bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Hiervoor dient de totale oppervlakte groenbedekkers op de verzamelaanvraag ingevuld te worden.
- Vlinderbloemigen hebben een gunstig effect op het volggewas doordat ze stikstof uit de lucht binden en beschikbaar maken.
- Ook de gecombineerde teelt van klaver en zomergraan kan als een vorm van groenbemesting gezien worden. Wanneer het zomergraan geoogst wordt, krijgen de klavers alle kansen om tot bloei te komen en zorgen zij nog enkele weken voor een mooi bloeiaspect. Klavers brengen ook extra structuur aan in de bodem en zorgen voor de vastlegging van stikstof.
- Klaver kan ook afzonderlijk als groenbedekker ingezaaid worden. De afgelopen eeuw hebben zij echter sterk aan belang inge- boet. Het zijn nochtans zeer goede bijenplanten. Witte klaver zal meer bezocht worden door honingbijen, rode klaver meer door langtongige hommels en solitaire bijen. Combineer eventueel ook met incarnaatklaver, luzerne of gewone rolklaver.
Indien groenbedekkers riskeren in zaad te komen door vroege inzaai zal de landbouwer moeten maaien. Dit gebeurt dan uiteraard best wanneer bijen niet actief op zoek zijn naar nectar en stuifmeel. Dat wil zeggen dat er best gemaaid wordt bij temperaturen <10°C of ’s morgens vroeg of ’s avonds wanneer bijen niet actief zijn.
Inzaai van meerjarige akkerranden
Op plaatsen waar natuur maar tijdelijk welkom is, kan het inzaaien van een bloemenmengsel nuttig zijn. Hierbij kan best gekozen worden voor een mengsel met inheemse bloemen van autochtone afkomst of kies voor echte cultuurgewassen. Die hebben als voordeel dat ze niet uitkruisen met inheemse soorten.
Bovendien hebben soorten die al lang gebruikt worden in de landbouw al bewezen dat ze geen problemen veroorzaken in de omgeving en dat ze goed zijn voor bijen. Vermijd de inzaai van zeldzame of bedreigde inheemse plantensoorten.
Mengsels met meerjarigen zijn duurzamer en moeten niet elk jaar opnieuw ingezaaid worden. In het eerste jaar is er wel wei- nig bloei, daarom worden ze vaak gemengd met eenjarige bloemen. Meerjarigen verdragen een maaibeheer goed.
Een meerjarige, vaste bloemenweide wordt meestal 2 maal per jaar gemaaid in de periodes tussen 15 juni en tussen eind september en eind oktober. Een gefaseerd maaibeheer waarbij de ene helft van de bloemenrand gemaaid wordt in de eerste maaibeurt en de andere in de tweede maaibeurt leidt tot een langere bloeiperiode en zorgt ook voor schuilmogelijkheden voor insecten in de winter. Laat het maaisel enkele dagen liggen zodat zaden kunnen afrijpen en insecten kunnen schuilen in de resterende vegetatie.
Werk eventueel samen met wildbeheerseenheden voor het creëren van wildakkerranden die een combinatie van bestuivers, klein wild en akkervogels opleveren.
Beheerovereenkomsten
Beheerovereenkomsten zijn afspraken die op vrijwillige basis gemaakt worden tussen de landbouwer en de overheid, met name de Vlaamse Maatschappij. We sommen hier de overeenkomsten op die nuttig kunnen zijn voor bijen.
Neem contact op met de bedrijfsplanner in jouw regio (verbonden aan de Regionale Landschappen) voor meer info over de voorwaarden en de verschillende mogelijkheden.
Beheerovereenkomsten zijn afspraken die op vrijwillige basis gemaakt worden tussen de landbouwer en de overheid, met name de Vlaamse Maatschappij. We sommen hier de overeenkomsten op die nuttig kunnen zijn voor bijen.
Om het afspoelen van bodemdeeltjes tegen te gaan worden zogenaamde erosiestroken aangelegd. Die bestaan vaak uit ingezaaide grasstroken en zijn vooral populair in de leemstreek. De grasstroken kunnen eventueel doorgezaaid worden met klavers en andere kruiden om hier bijenvriendelijke randen van te maken.
Perceelsranden natuur liggen langs waterlopen en mogen niet bemest of besproeid worden. Neem enkele goede bijenplanten op in het grasmengsel zodat de randen ook aantrekkelijk zijn voor honingbijen, hommels en solitaire bijen.
De beheerovereenkomst botanisch beheer: de bloemrijke graslanden trekken heel wat bijen en vlinders aan. De beheerover- eenkomst vergoedt de landbouwer voor zijn productieverlies.
Bepaalde akkervogelmaatregelen zoals bloemrijke graanpercelen of trioranden kunnen ook voordeling zijn voor bijen. Probeer enkele goede bijenplanten in de akkerranden (zoals rode klaver en gewone rolklaver) op te nemen en je slaat meteen twee vliegen in één klap.
De beheerovereenkomst rond de aanleg en onderhoud van haag, heg of houtkant wordt in detail besproken bij ‘behoud van kleine landschapselementen en wegbermen’

Een bijenhotel bestaat meestal uit een combinatie van nestgangen in houtblokken en bundels met holle stengels.
Zo’n 50 soorten solitaire bijen en ook heel wat solitaire wespen en andere insecten nestelen in zogenaamde bijenhotels.
Voorzie gaatjes met diameters die variëren van 2 tot 12 mm en zorg ervoor dat holle stengels of houtblokken aan de achter- zijde gesloten blijven.
Bijenhotels zijn vooral interessant in de fruitsector. De gehoornde en rosse metselbij zijn twee van de actiefste bewoners van een bijenhotel en zijn uitstekende bestuivers van voorjaarsfruit zoals appels, peren, pruimen en kersen. Metselbijen bestuiven zelfs tot 120 keer efficiënter dan werksters van honingbijen!
Plaats een bijenhotel steeds beschut tegen regen en wind en gericht op het zuiden en op een zonnige plek. Plaats het bijen- hotel niet te laag bij de grond tegen opspattend water. Bijen zijn echte zonnekloppers en maken hun nesten graag in zonnige omgevingen.
Behandel het bijenhotel niet met verven of vernissen. Een ecologische vernis mag eventueel wel.
Het plaatsen van een infopaneel naast het bijenhotel kan zorgen voor een verlaagde kans op vandalisme en leidt tot een grotere appreciatie bij recreanten.

Fruitboomgaarden zijn heel erg afhankelijk van bijen en andere bestuivers. Alle voorjaarsfruit in boomgaarden wordt immers bestoven door insecten, met honingbijen, hommels en solitaire bijen als belangrijkste bestuivers.
Voor de aanleg en het onderhoud van hoogstamboomgaarden met variëteiten van kers, appel, peer, pruim, nectarine en perzik kan een subsidie aangevraagd worden bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij. De subsidie wordt aange- vraagd via de verzamelaanvraag. Er wordt een verbintenis van vijf jaar aangegaan.
Zowel hommelkoninginnen, zandbijen, groefbijen als metselbijen hebben hierin een niet verwaarloosbaar aandeel.
Om ook die wilde bestuivers een handje te helpen kan je zorgen voor een uitgebreid bloemenaanbod. Behoud van paarden- bloemen tussen de bomenrijen, ingezaaide klaver- of koolzaadveldjes, de aanplant van een sleedoornhaag, … het helpt al- lemaal om de wilde bestuivers aan voedsel te helpen. Die dieren hebben immers ook een grote nood aan extra stuifmeel- en nectarbronnen vóór, tijdens en ná de bloei.
Voor de metselbijen kan je door middel van een eenvoudig bijenhotel nestgelegenheid voorzien. Voor de grondbewonende soorten, zoals hommels, zand- en groefbijen zijn kleine landschapselementen zoals heggen en houtkanten en goed onder- houden wegbermen belangrijk.
In boomgaarden kan een geïntegreerde bestrijding heel wat winst opleveren voor bloembezoekende insecten. Kies voor bio- logische, mechanische en biotechnologische methodes, eerder dan voor chemische bestrijding.
Oordeelkundig gebruik van pesticiden
Bestuivers zijn, in tegenstelling tot heel wat plaagsoorten, niet in staat zich snel te vermenigvuldigen. Wanneer ze, als gevolg van een verkeerde behandeling met gewasbeschermingsmiddelen, verdwenen zijn kan het dus lang duren voor ze terugkeren.
- Pas gewasbeschermingsmiddelen dus correct toe.
- Gebruik producten niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken, bv. op bloeiende gewassen of onkruiden. Verwijder of maai dit onkruid voor de bespuiting.
- Spuit niet in de nabijheid van bijenkorven. Maak eventueel afspraken met de imker om de volkeren tijdelijk te verwijderen van het terrein.
- Werk op een milieubewuste manier; pas de richtlijnen van de geïntegreerde gewasbescherming toe. Zorg ervoor dat het pro- duct niet kan afvloeien naar waterlopen, vijvers en riolen.
- Kies, indien mogelijk, steeds voor een selectief gewasbeschermingsmiddel dat de natuurlijke vijanden en bestuivers zoveel mogelijk spaart.
- Spuit bij weinig wind en bij voorkeur ’s morgens of ’s avonds wanneer bijen niet actief zijn. Gebruik geen pesticiden als het regent of bij hoge temperaturen. De werking is dan minder doeltreffend.
- Vermijd neo-nicotinoïden. Deze superpesticiden blijken immers zeer schadelijk te zijn voor bloembezoekende insecten in het algemeen en bijen in het bijzonder. Ze worden vooral toegepast bij de teelt van aardappelen, mais, granen en in de groenten- en fruitteelt. De voornaamste actieve stoffen zijn acetamiprid, clothianidin, imidacloprid, thiacloprid en thiamethoxam. Zij zijn persistent en hebben een systemische werking.
Boslandbouwsystemen (Agroforestry)
Een boslandbouwsysteem, ook wel agroforestry genoemd, is het combineren op eenzelfde perceel van een landbouwteelt met een aanplanting van bomen.
Kies voor bijenvriendelijke bomen zoals diverse wilgensoorten of lindes.
De aanleg en het onderhoud van boslandbouwsystemen worden tot maximaal 70% gesubsidieerd door het Agentschap voor Landbouw en Visserij. De subsidie wordt aangevraagd via de verzamelaanvraag. Voorafgaand inschrijven is verplicht en gebeurt via de website van het Agentschap. De minimale perceelsoppervlakte is 0.5 ha.
Brochures en publicaties
Met steun van: