Schupleer-Graafweide - Derde Beek

Ontdek de kaart en wandelingen

Afbeelding
vorselaar-wandelingen-derde_beek-overstroming-banner
Vorselaar

Uitgebreide Info

De streek tussen de Kleine Nete en de Aa is een bijzonder mooi en gevarieerd gebied met diverse biotopen en typische Kempische landschappen.

Vooral tijdens de laatste eeuwen heeft de mens dit landschap meermalen omgevormd.  Om dit te illustreren hebben we aan de Derde Beek wandeling 9 infopunten uitgekozen.

Aan de hand van een QR-code aan ieder infopunt vinden we wat uitleg over het landschap en zijn geschiedenis. Je kan deze ter plaatste scannen of hieronder terugvinden.

Intro

De streek tussen Kleine Nete en Aa is een bijzonder mooi en gevarieerd gebied met diverse biotopen en typische Kempense landschappen.

In 1994 werd door Natuurpunt een eerste perceel aangekocht, met een oppervlakte van een halve hectare. Stelselmatig werden waardevolle percelen bijgekocht. Ruim 10 jaar later was er al 17 hectare in beheer. De laatste jaren ging het pijlsnel met o.m. belangrijke aankopen van enkele adellijke families.

Ondertussen is dit gegroeid tot een gebied van meer dan 100 hectare. Al in 2003 werd het Schupleer-Graafweide door de Vlaamse regering officieel erkend als natuurgebied.

Tijdens deze “Derde Beek Wandeling” kunnen jullie niet alleen kennismaken met een erg rijke fauna en flora, maar ook met een stuk geschiedenis dat hier werd geschreven.

Hier aan het startpunt van de wandeling vind je de Schapenstal. Een eiken gebinte van een 18de -eeuwse stal werd aangekocht in Retie. Met aloude technieken werd ze door tientallen vrijwilligers in zijn authentieke vorm terug opgebouwd.

Zij functioneert nu als ontmoetingsruimte waar tientallen activiteiten plaatsvinden. Een gedeelte van de stal wordt gebruikt als schaapskooi voor de kudde Kempense Heideschapen die het natuurgebied begraast.

Het Schupleer is bijzonder waterrijk. Tussen Vorselaar en Grobbendonk meandert de Kleine Nete nog als één van de zuiverste én visrijkste rivieren van Vlaanderen. Aan de historische watermolen in Grobbendonk mondt de Aa uit in de Kleine Nete. Het landschap bestaat uit natte wei- en hooilanden, broekbossen, ruigtes en rietkragen. Aan de zuidkant van het gebied tref je de beboste duinen van de Kempense heuvelrug aan.

Het lager gelegen deel van Schupleer is een natuurlijk overstromingsgebied waar in natte winters vele hectaren broek en weideland blank komen te staan. De naam van het gebied verwijst volgens sommige bronnen naar het harde labeur van onze voorouders die in de vallei van de Aa moerasijzererts of “ijzermaal” ontgonnen. Het ijzersteen moest naar de losplaats ter hoogte van de priorij van den Troon in Grobbendonk worden gebracht. De platte schuiten trok men met mankracht. Om de afstand te beperken groef men tussen Aa en Nete verschillende kanaaltjes. Enkele van deze “keelen” zijn nu nog in het landschap zichtbaar en hebben het ook zijn naam gegeven. “Schupleer” verwijst immers naar oudere vormen van “schip” en “leiden”, en betekent zoveel als “geleide of gegraven waterloop”. De ijzerlagen vormen een harde, ondoordringbare bodemlaag die het kwelwater, dat in het gebied wordt opgestuwd, zijn typische rode kleur geeft.

Natuurpunt beheert verschillende delen van het gebied. In de valleien staat het bewaren en herstellen van het open en natte karakter centraal. Hooilanden worden planmatig gemaaid, zodat oorspronkelijke bloemen en kruiden opnieuw kansen krijgen. Dankzij dit beheer zijn planten zoals het moerasviooltje, de zompzegge en veenpluis verveelvoudigd. Typische vogels zoals kleine karekiet, ijsvogel, roodborsttapuit hebben hier hun stek. Salamanders, padden en kikkers hebben het naar hun zin in de poelen die werden uitgegraven. Op de hoger gelegen stukken werkt Natuurpunt aan het herstel van het oorspronkelijk Kempens landschap met zijn mozaïek van bos, heide, zandduinen en vennen. Typische soorten, zoals de boomvalk en de gevlekte orchis, profiteren hiervan.

Via 9 infopunten krijg je meer uitleg over het landschap en zijn geschiedenis. Scan ook zeker de QR-codes die je vindt op de paaltjes voor meer details.

Een prettige wandeling!

QR 1 - Info - IJzererts in de Kempen

Velen onder ons weten dat er in de Kempen wit zand wordt ontgonnen.  In de ondergrond van de Limburgse Kempen vindt men steenkool en grind.  Maar dat er in onze streken ook ijzererts werd ontgonnen is minder bekend.  Dit ijzererts noemen we hier ijzermaal.  Een meer algemene naam voor ijzermaal is ijzeroer of moerasijzererts.

Het ijzermaal vindt men vooral in de beekvalleien van de Kleine Nete.  Het is een ijzerhoudend gesteente dat ontstaat doordat het ijzer dat in het grondwater is opgelost onder bepaalde omstandigheden kort bij het oppervlak neerslaat.  Dit vormt onder het grondoppervlak een harde ondoordringbare laag.  Het ijzergehalte varieert van plaats tot plaats maar blijft meestal onder de 27%.

In de Kempen werd dit ijzermaal ontgonnen vanaf het midden van de 19de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw.   Doordat het ijzermaal een ondoordringbare laag vormt, blijven weilanden lang onder water staan.  Opkopers boden de boeren aan om het ijzermaal weg te graven en daarna de grond terug gelijk te maken.  Het was een win-win situatie: de opkopers verhandelden het ijzermaal, de boeren kregen geld voor het ontginnen van het ijzererts en hadden nadien betere weilanden. 

Zoals steeds zien sommigen ook nadelige kanten aan de exploitatie van ijzermaal.  Prof. E. Vliebergh* schrijft in 1908: “Maar ’t bracht alleszins geld bij de boeren-eigenaars, in eenen tijd dat geld minder onder de menschen was dan nu, het ijzererts uithalen beteekent den grond verbeteren, er waren echter boeren die hunne boerderijen verwaarloosden om zelf het ijzererts uit te halen en te vervoeren; sommigen leerden ook te dier gelegenheid genever drinken.”

* 'De Kempen in de 19de en in 't begin der 20° eeuw' Prof. Emiel Vliebergh (1908)

QR 2 - Info - Van moeraserts tot hoogoven

Als we vanuit Vorselaar richting Heiken wandelen, moeten we 3 beken oversteken: de Aa, de Tweede Beek en de Derde Beek.  Dit zijn sinds lang ook de officiële namen van deze waterlopen.  Bij infopunt 1 staken we de Aa over, nu staan we aan de Tweede Beek.  Het “ijzermaal” in Vorselaar bevindt zich in de omgeving van de Aa en het “Schupleer”.

In de tweede helft van de 19de eeuw was de ontginning van ijzermaal hier een belangrijke industriële activiteit.

Het uitgegraven ijzererts werd op kleine schuiten geladen en door mankracht naar een overslagplaats op de Kleine Nete getrokken.  Aan de overslagplaats werd alles overgeladen op grotere trekschuiten, ‘kempenaars’ genoemd.  In Vorselaar, langs de Dijkbaan, bevond zich lange tijd een scheepsbedrijf waar de kleinere schuiten werden gemaakt en hersteld.

Om de afstand tot de overslagplaats in te korten werden er tussen de Aa en de Kleine Nete verschillende kanaaltjes gegraven “keelen” genaamd.  Ook de Tweede beek werd hiervoor benut.  Ze verbond de Aa met de Derde beek die op zijn beurt na 100 m in de Kleine Nete uitmondde.  De Tweede beek is hier inderdaad opvallend recht.

De verwerking van erts tot ijzer en staal gebeurde vooral in de Luikse en Duitse hoogovens.  De kempenaars werden op een in die periode gegraven kanaal richting Herentals getrokken en voeren via het kanaal Herentals-Bocholt, over de Zuid-Willemsvaart en de Maas naar de staalfabrieken.

QR 3 - Info - Natte valleigronden en broekbossen

De beemden en bossen tussen de Kleine Nete en de Aa, doorkruist door de Tweede en de Derde Beek, zijn op landschappelijk vlak heel waardevol.

We staan hier op de Vorseldijk die verder leidt naar de Aa (bijrivier van de Kleine Nete). De natte beemden aan de linkerkant (aangekocht door Natuurpunt) komen in de winter onder water te staan en maken deel uit van het natuurlijk overstromingsgebied. Tijdens de wintermaanden vinden talrijke trekvogels, doortrekkers en standvogels hier extra voedsel: de kievit, de grote zilverreiger, de blauwe reiger, de watersnip… Door de aanplanting van canadapopulieren in de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft men geprobeerd de drassigheid van de ondergrond te verminderen. Achter de canadapopulieren bevindt zich een vochtig broekbos met zwarte els, wilgen en essen. De nattigheid komt van overstromende beken met een sterke kwelwerking die grondwater naar de oppervlakte stuwt.

QR 4 - Info - Derde Beek

Door de vele bochten kan de beek heel wat water herbergen. Bij het ruimen van de beken is het nefast om het slib op de oever achter te laten. Daarom werden, in het kader van het Life-project, de oevers afgegraven. Voor de omgevende is het beter dat het water na overstroming terug naar de bedding kan.

De Derde Beek wordt gevoed door kwelwater en bevat vrij zuiver grondwater, omdat het water na insijpeling tot een ondoordringbare laag (ijzeroer) opnieuw naar boven wordt gestuwd onder druk. De bruine kleur is te wijten aan de activiteit van ijzerbacteriën. Plantensoorten die gebonden zijn aan mineraalrijk of mineraalarm grondwater worden kwelindicatoren genoemd.

De flora in de beek bestaat uit liesgras, waterzuring, gele waterkers, sterrenkroos, waterweegbree, wederik… Op de oevers groeien ook echte koekoeksbloem, echte valeriaan, moerasspirea, gele lis... Naast de brug staat engelwortel: een schermbloemige plant die ook dikwijls in ruigten terug te vinden is.

QR 5 - Info - Groot broek

Door de economische vooruitgang rond de jaren 60 van vorige eeuw kregen de mensen meer welvaart. Dit uitte zich naast een grotere financiële slagkracht ook in meer vrije tijd, denk maar aan de verworven vrije zaterdag. In plaats van op reis te gaan naar de Ardennen of de kust kochten veel mensen een stukje grond niet ver van huis, en zetten er een chalet of caravan op. Zo zagen we in de Kempen overal illegale weekendverblijven verschijnen die destijds veelal te goeder trouw gekocht werden.

Nu tracht de overheid deze verblijfjes zoveel mogelijk te ontmoedigen en terug te geven aan de natuur. Ook hier werd een buitenverblijf door Natuurpunt omgevormd tot een plaats met een grotere natuurwaarde.

De grote exotische canada-populieren werden gerooid. De vijver met zijn onnatuurlijke steile oevers werd aangeschuind zodat oeverplanten, steltlopers en amfibieën terug hun gangen kunnen gaan. Aan weerszijden van het perceel werden inlandse struiken aangeplant zoals hazelaar, els, wilg en sporkehout.

QR 6 - Info - Heide

Gedurende honderden jaren waren de Kempen grotendeels begroeid met heide. Bossen waren eerder zeldzaam en meestal eigendom van abdijen en de adel. Ze dienden hoofdzakelijk als jachtgebied.
Vroeger werden de heidevlakten begraasd, vaak door schapen. De dieren zorgden voor vlees en wol maar nog belangrijker voor de boeren waren de uitwerpselen van de dieren in de potstal.

Een potstal is een stal met een verdiepte bodem waar de mest wordt ‘opgepot’. Heide werd hiervoor afgeplagd: met speciale schoppen werd de bovenste laag van de heide afgestoken en verspreid in de potstal. De schapen die overdag op de heide graasden werden ‘s nachts naar de potstal gebracht waar de mest en de urine zich vermengden met de plaggen. Om de bodem toch wat droog te houden werden regelmatig nieuwe plaggen aangevoerd. In het voorjaar wanneer het niveau in de stal heel wat gestegen was, werd deze “natuurlijke meststof” verspreid op de akkers. Hierdoor kon de boer de arme Kempische grond verrijken en allerhande gewassen kweken.

Met de opkomst van de kunstmeststoffen in het begin van de 20ste eeuw verdwenen ook de potstallen.

Op de plek waar we ons nu bevinden werden door Natuurpunt bossen gekapt om opnieuw plaats te maken voor een heide biotoop.

De zo vaak bezongen ‘purperen heide’ is een ‘halfnatuurlijk’ landschap. Een halfnatuurlijk landschap is een landschap waarin de flora en de fauna zich spontaan gevestigd hebben, maar wel beïnvloed is door menselijk ingrijpen. Om de heide te kunnen behouden is het noodzakelijk om regelmatig jonge boompjes te verwijderen of te laten afgrazen.
Daardoor vinden we in het heidelandschap planten en dieren die nergens anders voorkomen. Op de drogere plaatsen bloeit de struikheide terwijl op de nattere heidegebieden de kleinere dopheide gedijt. Ook komen we hier het zeldzame korstmos “rode heidelucifer” tegen, het groeit op open plaatsen in de heide en op zandverstuivingen. Door het heideherstel kunnen we nu vogels als boomleeuwerik en boompieper bewonderen en verwachten we hier ook de nachtzwaluw.

QR 7 - Info - De vennen, flora en fauna

Bij de aankoop door Natuurpunt bestond dit terrein voornamelijk uit grove den, zomereik, heiderelicten, spork, wilg… Na raadpleging van de Ferrariskaarten werd besloten om, op de lagergelegen zones, de oorspronkelijke vennen opnieuw open te maken en te herstellen. Het uitgegraven deel werd gebruikt om de vroegere landduin te herstellen. Hier werd een vogelkijkwand gebouwd. Het ven aan de linkerzijde is vrij ondiep en wordt gevoed door hemelwater; het andere ven is ongeveer anderhalve meter diep en bevat grondwater.

Aan de rand van de vennen groeit veenmos en haarmos en op de lage natte stukken vinden we dophei, waternavel, gevlekte orchis, moeraswolfsklauw, tormentil, kleine ratelaar, stekelbrem, veldbies, melkeppe, heidekartelblad (zeldzaam) en kleine zonnedauw (een inheems vleesetend plantje dat een kleverige zure vloeistof afscheidt en zo kleine insecten kan vangen). Kleine zonnedauw is een typische plant van de natte heide.

De heischrale graslanden achter de vennen worden gekarakteriseerd door de aanwezigheid van blauwe knoop, blauwe zegge en gevlekte orchis. Dit type grasland heeft een hoge biodiversiteit en wordt blauwgrasland genoemd.

De boomvalk wordt hier regelmatig gespot boven de vennen, op zoek naar libellen en waterjuffers. Ook de havik nestelt in de buurt.

Aan de andere kant van de vennen probeert Natuurpunt mettertijd een mantelzoom te creëren om de geleidelijke overgang naar bos te realiseren.

QR 8 - Info - Bossen in de Kempen

Veel mensen denken dat er in de Kempen altijd veel dennenbossen hebben gestaan. Het Kempisch landschap is echter in de loop van de eeuwen vaak volledig van uitzicht gewijzigd.

Tot in de eerste helft van de 19de eeuw waren lagergelegen gronden moerassig en enkel geschikt voor broekbossen met vooral els, wilg en es.  Op de drogere plaatsen waren de meeste bomen in de loop der eeuwen gekapt. Er ontstonden uitgestrekte heidelandschappen die begraasd werden door het vee. Door deze intense begrazing maakten bomen weinig kans om door te groeien. De meeste van deze “woeste” gronden waren eigendom van de gemeente: de “gemene” gronden.

De jonge Belgische staat trachtte vanaf het midden van de 19de eeuw de economische waarde van deze woeste gronden te verbeteren. Daartoe moedigde zij de gemeenten aan om deze gronden te verkopen zodat de nieuwe eigenaar ze konden omvormen tot landbouwgrond of dennenbossen. Ook vele gemeenten bebosten de eigen percelen. Dat dit niet steeds naar de zin was van de lokale bevolking hoeft ons niet te verwonderen: de oppervlakte woeste gronden als graasgebied voor het vee werd steeds kleiner.

Na de opkomst van de Limburgse mijnen in het begin van de vorige eeuw was er nog meer vraag naar dennenhout wat het aanplanten van dennenbossen stimuleerde.

Het is in die periode dat het huidige ‘typische’ Kempische landschap werd gevormd met percelen landbouwgrond en uitgestrekte monotone dennenbossen op de minder vruchtbare plaatsen.

In het hedendaagse landschapsbeheer streven we naar een diversiteit om de ecologische waarde van het landschap te verhogen. Om nieuwe heidelandschappen te creëren worden op sommige plaatsen de dennenbomen gekapt. Elders worden de monotone dennenbossen gedund zodat ook inheemse loofbomen een kans krijgen.

QR 9 - Info - De kelders

We wijken hier eventjes af van het parcours en gaan naar links tot aan de ijzeren brug.

In deze beemd groeien enkele ratelpopulieren of espen.  Deze bomen zijn zeer licht minnend en kunnen de concurrentie niet aan met andere bomen, daarom groeien ze meestal alleen of aan de randen van het bos.  De ronde getande bladeren hebben zeer lange platte stelen.  Zelfs bij een beetje wind gaan deze platte stelen kantelen en trillen en geven een ratelend geluid, vandaar het spreekwoord ”trillen als een espenblad”.

Als je vanop de brug naar links kijkt, zie je een groepje bomen op een donk.  Een donk is een verhoogde plaats in het moeras en was in de oudheid een geschikte plaats om te wonen.  Daar er vlakbij een nogal kunstmatige heuvel ligt, zou het logisch zijn dat dit een grafheuvel was van de bewoners van de donk.  Onderzoek moet dit nog bevestigen.

Bekijk ook de nestkast aan de donk waar elk jaar een torenvalk broedt.  Ook de grote zilverreiger komt hier aan de Derde beek foerageren.  Wanneer je stil bent en een beetje geluk hebt, zie je reeën grazen.

Mie Broos

Afbeelding
Mie Broos Vorselaar
Vorselaar

De wandeling is ongeveer 5 km lang en is het tweede gedeelte van de bestaande Mie Broos wandeling die in het totaal 9 km is. Ze vormt een lus tussen de Derde Beek-wandeling en de Roest-wandeling.

Op het parcours wordt op 7 plaatsen uitleg gegeven over natuur, landschap en geschiedenis. Ter plaatse wordt gebruik gemaakt van QR-codes, aangebracht op de wegwijzers. Hieronder kan je de info nu al nalezen.

Afbeelding
Wandeling Mie Broos Vorselaar
Vorselaar

We wandelen in het gebied tussen Kleine Nete en Aa.  De rivieren worden van elkaar gescheiden door de Kempense Heuvelrug van Kasterlee naar Herentals. De bekkens van de Kleine Nete en de Aa behoren tot het ‘Netebekken’, dat deel uitmaakt van het Scheldebekken. De Kleine Nete is ongeveer 50 km lang, ontspringt in Mol en stroomt via Herentals naar Lier. 

De Aa, is één van de bijrivieren van de Kleine Nete en ontspringt ten noorden van Turnhout. In Grobbendonk mondt de Aa uit in de Kleine Nete. Op de samenvloeiïng staat de watermolen van Grobbendonk. Deze is reeds ingetekend op de Ferrariskaart (1771-1775).

Het waardevol valleigebied is aangeduid als Europees habitatrichtlijngebied.

QR 1 -Info - Wie was Mie Broos?

Mie Broos leefde tussen 1839 en 1927 op het Heiken in Vorselaar. Haar echte naam was Maria Van Loock. Ze bereidde zelf haar zalfjes waarvan de hoofdingrediënten bestonden uit zoete lies, zwavel, smeerwortel en kwikoxide. Heel waarschijnlijk gebruikte ze ook geneeskrachtige planten uit de omgeving.

De behandeling van huidziekten, puisten en eczeem was haar specialiteit. Men kwam van heinde en ver om bij haar genezing te vragen. Er zijn getuigenissen dat ze zelfs medicamenten verstuurde naar de Verenigde Staten, Canada en Duitsland.

Mie Broos was niet alleen een late kruidenheks, maar ook een vrouwelijke Robin Hood. De arme volksmens hielp ze gratis en de rijken liet ze betalen. Volgens getuigen behoorden kardinalen en de provinciegouverneur tot haar patiënten.

Ooit moest ze voor de rechtbank van Turnhout verschijnen voor haar praktijken, maar ze werd niet veroordeeld.

QR 2 -Info - De Aavallei verandert

We aanschouwen hier een weids weidelandschap. Dat was ooit anders. Vroeger bestond het gebied tussen Aa en Kleine Nete uit een kluwen van beekjes en riviertjes. Door de talrijke overstromingen in de winter was het een moerassig gebied dat ontoegankelijk was. 

Sinds de vijftiende eeuw, door toedoen van de nabij gelegen priorij Onze-Lieve-Vrouw Ten Troon, ging men hier de gronden ontwateren door greppeltjes te graven. In het gehucht ‘ Het Heiken’ woonden toen arme boerengezinnen die kleine perceeltje gras- en akkerland bewerkten.

Op de weilanden grazen nu hoofdzakelijk paarden. Ook hier, net als in de rest van Vlaanderen, is de ‘ verpaarding’ duidelijk te zien. De paardensector wordt niet alleen recreatief en sportief, maar ook economisch steeds belangrijker. 

De traditionele gemengde landbouwbedrijven daarentegen krijgen het steeds moeilijker. Bestaande boerderijen worden omgevormd tot pensionstal, fokkerij of africhtingsstal. Denk maar aan de wereldberoemde stal van jumpingpaarden van Axel Verlooy, die hier vlakbij ligt.

QR 3 -Info - Het peertsbos een oeroud bos

De naam Peertsbos is waarschijnlijk afgeleid van de oude benaming voor grenspaal ‘pertse’. Het ligt inderdaad op de grens van Herentals en Vorselaar. Toch is het ook mogelijk dat Peertsbos gewoon verwijst naar paarden.

Dit prachtig natuurgebied is 200 ha groot. Het bos, ooit eigendom van het oud Gasthuys, nu van de stad Herentals, wordt beheerd door Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Een deel is voor een termijn van 99 jaar in erfpacht gegeven aan Sport Vlaanderen (het vroegere Bloso) die er een infrastructuur uitbouwde voor sport en recreatie.

Het bos is een zeer oud waardevol relictbos. Het is een bos dat de tand destijds doorstond, ondanks de grote veranderingen die er in de omgeving plaatsvonden. Een deel is nog steeds loofbos dat werd en wordt beheerd als een ‘middelhoutbos’. Een aantal grote bomen mocht uitgroeien en de rest werd om de vijf tot tien jaar gekapt. Het hakhout, met vooral veel hazelaar, schoot telkens weer op en leverde brandhout op om te koken en de woningen te verwarmen. De hoge bomen leverden vooral timmerhout. 

Vroeger kwam men in het bos ook met dieren. Varkens aten er de afgevallen eikels en andere vruchten waardoor er open plekken ontstonden. Daar kwam dan ruimte voor andere vegetatie. Kortweg, in z’o’n bos was de biodiversiteit groter dan in de productiebossen van dennen die recenter op de hogere stukken zijn aangeplant.

QR 4 -Info - De geschiedenis van de Kleine Nete

Om de Kleine Nete bevaarbaar te maken en de overlast van het water te beperken, hebben de mensen al sinds eeuwen werken uitgevoerd. Het bedijken van de rivier zorgde ervoor dat het water minder uit zijn bedding trad. Het ruimen van de beplanting en het verdiepen van de rivier maakten dat het water sneller werd afgevoerd en dat de rivier bevaarbaar werd. 

De Kleine Nete, zoals alle rivieren van het Scheldebekken, waren traagstromende rivieren die hun weg zochten in de vlaktes van de Kempen. Hierdoor ontstonden kronkelende rivieren met vele bochten, meanders geheten. Bij de kanalisatie zijn veel van die meanders afgesneden. De grootste aanpassing is gebeurd tijdens de negentiende eeuw. Na 1840 zijn er stroomafwaarts naar Herentals geen grote veranderingen meer aangebracht.

Maar elke periode kent zijn eigen problemen. Door de klimaatopwarming dient men vandaag meer aandacht te schenken aan het bergen van water. Daarom denkt men eraan om oude afgesloten meanders terug aan te sluiten op de waterloop. Dat zal zeker de biodiversiteit ten goede komen.

QR 5 -Info - De Kempense heuvelrug

Tijdens het tertiaire tijdperk (tussen 65 en 2 miljoen jaar geleden) ontstonden de heuvelruggen die uitsteken in het landschap.  Klei en zand werd afgezet door de zee. Dat zand bevatte een grote hoeveelheid ijzer en klitte samen tot een harde ijzerzandsteenlaag. Omdat de harde ijzerzandsteen meer weerstand bood aan erosie bleven er harde heuvelruggen uitsteken in het landschap.

De Kempense Heuvelrug strekt zich uit van Kasterlee tot Herentals met uitlopers tot in Vorselaar en Grobbendonk.

In de buurt van Kasterlee kent het landschapstoerisme al een lange traditie. Denk maar aan de vele inwoners en toeristen die hier al speelden in het zand van De Hoge Mouw en op de luchtwortels klommen van de dennen op de Kabouterberg.

Ook dit gebied heeft een aantal sterke toeristische troeven waar men in de toekomst verder gaat op inzetten.

QR 6 -Info - Waterzuivering

Het nabijgelegen zuiveringsstation en het afsluiten van de vele riolen die ooit uitmondden in de rivier, maakten dat de Kleine Nete momenteel één van de zuiverste waterlopen van Vlaanderen is. Er zwemmen meer dan 20 soorten vis in, waaronder meerval, kopvoorn en snoek. Als je goed kijkt merk je zeker kleine kringetjes op het wateroppervlak die op de aanwezigheid van vissen duiden. Op zonnige dagen zie je de vissen vrolijk opspringen uit het water.

QR 7 -Info - Even uitrusten en genieten van de natuur

Lees onderstaand gedicht van Bertgal, ‘Stadsgedichten, verzet de stad 2004’ - Herentalsenaren dichten over stad en omgeving.

Daar aan de zonnige Netekant

heb ik stil zitten dromen,

mijn huid is lichtjes bruin gebrand 'k ben tot diepe rust gekomen.

Die geel, groene tintenpracht

het fluisteren van het water en de bomen,

geuren van het gras en hooi heel zacht

Neem dan plaats op de bank. Doe je ogen dicht. Laat je opnemen door de ruimte die voor je ligt. Ruik. Luister. Voel het bos achter je, de hooilanden voor je, omzoomt met bomenrijen en vennen nabij. Libellen dansen en insecten zoemen. We glijden weg in een moment van vergeten rust. (Jan Bockx).

De hooilanden worden door een landbouwer beheerd en in samenspraak met Natuurpunt wordt er elk jaar slechts een gedeelte van het gras gemaaid.

De poel links achteraan de weide dient nog door Natuurpunt onder handen worden genomen. De helling van de oever moet minder steil worden gemaakt, zodat de amfibieën er gemakkelijker in en uit kunnen.