Publicaties

Regelmatig kruipen (bestuurs)leden van Natuurpunt Zedelgem in hun pen om u op de hoogte te houden van allerlei weetjes die verband houden met de natuur in onze gemeente. Via onderstaande opsomming willen we u kennis laten maken met enkele ervan.
Sommige artikelen werden reeds gepubliceerd, o.a. in De Spille, het tijdschrift van Natuurpunt Brugs Ommeland en Middenkust.

Maar er zullen tevens artikelen verschijnen die nooit werden gepubliceerd. In dat geval verkrijgt u hier de primeur.

Geschiedenis

von Humbolt in het Brugse Ommeland

Dit herinnerde mij aan een ander hoog bezoek dat het Kanaal ooit te beurt is gevallen. Niemand minder dan Alexander von Humboldt, immers, heeft de kanaalbermen ooit aanschouwd. Von Humboldt is zowat de grondlegger van de ecologie, en van daaruit ook de natuurbescherming.

Het begint bij Georg

Dit weinig bekende feit zit verstopt in de reisnotulen van een andere natuurvorser, Johann Georg Adam Forster genaamd. Forster was geboren in Pools-Pruisen (°1754), en bleek gauw uitzonderlijk getalenteerd. Hij werd als 17-jarige opgenomen in het reisgezelschap van de Brit James Cook, op diens tweede reis rond de wereld. Forster was er in dienst als biologisch tekenaar.

Die rol typeert de nauwgezette blik en kritische geest van Forster, die ook tot uiting kwam in zijn werk als academicus, journalist, verlichtingsdenker en revolutionair. Zijn indrukwekkende palmares ten spijt, overleed Forster op amper 39-jarige leeftijd.

 

Georg Forster

Georg Forster

 

Door de Lage Landen

In zijn onophoudelijke drang te reizen en te beschrijven, ondernam Forster in 1790 een reis door de Lage Landen. Het resultaat werd in boekvorm opgetekend. Forster was 35 jaar, en op dat moment vooral begeesterd door politieke en sociale thema’s. Het aandeel natuurhistorische observaties in dit werk is dan ook beperkt. Toch zitten er niettemin enkele interessante passages in.

Om er eentje mee te geven : “We reisden over land [van Oostende] naar Brugge. […] Tussen Gistel en Jabbeke wisselen grote gebieden met heide en eiken- en beukenbossen elkaar af naast enkele sparren en een ruime voorraad [brem], meer in de buurt van Brugge wordt het eikenbos dichter.”

 

Ferrariskaart

Forster en von Humboldt moeten over de huidige Brugsesteenweg hebben gereisd
De Ferraris-kaart toont het landschap van toen (eind 18e eeuw).

 

In goed gezelschap

Forster begeleidt tijdens die reis een toen 20-jarige jongeling, Alexander von Humboldt. Beide mannen hadden elkaar eerder ontmoet, waarbij Alexander met grote bewondering naar Forster moet hebben geluisterd. Want hoewel dit voor hem zijn eerste grote reis was, was von Humboldt één en al Wanderlust en Fernweh. Met name bij de aanblik van Londen, waar de toenmalige wereld op de Theems bijeen lag “als een Zwarte Woud van bootmasten”, was er voor von Humboldt geen houden meer aan. Hij moest en zou de wereld verder verkennen en beschrijven.

En verkennen deed hij. Von Humboldt doorkruiste met name Zuid-Amerika, zoals dat nooit eerder was gebeurd. Hij doorkruiste regenwouden, pampa’s, en beklom wat toen bekend was als de hoogste berg ter wereld. Hij schreef in monumentale werken alle beschikbare kennis neer (over het werk met de veelzeggende naam Cosmos deed hij 25 jaar), en voegde er tal van eigen inzichten aan toe. Hij introduceerde nieuwe velden, zoals de vegetatiekunde en de biogeografie. Hij was daarbij ook de eerste om wetenschappelijk te beschrijven hoe maatschappelijke expansie het milieu degradeerd. En dat kaartte hij meteen ook aan bij de wereldleiders van toen, zoals de toenmalige president van de Verenigde Staten.

Von Humboldt inspireerde zo velen na hem. Onder andere Charles Darwin was een bewonderaar. Met het huwelijk tussen de ecologie (von Humboldt) en de evolutie (Darwin) was de moderne biologie geboren.

 

Georg Forster

Alexandre von Humboldt

 

De Barge

Forster en von Humboldt reisden van Brugge naar Gent met de barge, en hebben duidelijk van hun trip op het Kanaal genoten. “Hier vergaten we de ongemakken van de reis tot dusverre, want Cleopatra heeft op de Cydnus niet comfortabeler gevaren […] De vaart is zeer breed en goed onderhouden. […] Vijf paarden trokken ons door de stille wateren van deze vaart zonder dat we ook maar de geringste beweging bespeurden. […]”.

Het is een aangename gedachte dat, waar zich nu wielrenners en bromfietsen langs het water haasten, ooit grote inzichten werden gedeeld. Keuvelend maar opmerkzaam, omgeven door slechts het geluid van waterlelie en plomp, die ‘op bevallige wijze’ boven en onder het water krulden en doken.

 

Barge

De barge, voortgetrokken door paarden

Bram D'hondt

Natuur algemeen, landschap

Natuurpunt Zedelgem herstelt waardevolle heide

Bij ‘heide’ wordt in Vlaanderen doorgaans aan de Kempen gedacht. Minder gekend is dat dit landschap eeuwenlang ook grote delen van Oost- en West-Vlaanderen paars kleurde. Eind 18de eeuw was er in deze regio haast evenveel heide te vinden als in de Kempen nu. Maar daar blijft nog amper iets van over…

Uit oude kaarten weten we dat omstreeks 1775 in de zandstreek ten zuiden en oosten van Brugge nog 10.800 hectare heide aanwezig was. Deze oppervlakte is gelijkaardig aan het huidige heideareaal in de Kempen, dat bijna 15.000 hectare bedraagt (Piessens et al. 2005).

De achteruitgang van de West- en Oost-Vlaamse heide is echter enorm: aan het begin van deze eeuw is meer dan 99% van het oppervlak verdwenen! De weinige restanten die er nog zijn, zijn daarom des te meer waardevol. Dit is niet enkel voor hun historisch karakter, maar ook wegens een aantal interessante natuurwaarden.

Waar mogelijk, tracht Natuurpunt dan ook delen van deze oude heide te herstellen. Ten slotte vormt heide het habitat van vele, nu zeldzaam geworden, planten en dieren.

Natuurpunt Zedelgem voerde zo een heideherstel uit in Doeveren (Loppem-Waardamme). Hier werden grote bestanden rododendron en sparren verwijderd, destijds aangeplant ter ‘verfraaiing’ van het bos. Dergelijke (exoten)bestrijding doet bij bezoekers al eens de wenkbrauwen fronsen, maar is soms noodzakelijk om een goede natuurtoestand te bereiken. Zo bleek ook in Doeveren, waar een aantal soorten na vele decennia afwezigheid opnieuw de kop opstaken.

Kleine zonnedauw
Kleine zonnedauw in Doeveren (Erwin Derous)

In 2004 werd de spits afgebeten: op de plaats waar de eerst verwijderde rododendron had gestaan, werd Kleine zonnedauw gevonden. Met de ‘dauw’-druppels op zijn bladeren lokt dit vleesetende plantje insecten, om alzo de voedselschaarste op de heide het hoofd te bieden.

Op een vrijwilligerswerkdag in 2013 werd vervolgens een jonge plant van Rode dophei gevonden, de zeldzaamste van de inheemse heidestruiken. Dit jaar werd op dezelfde plaats Tweenervige zegge gevonden, een zeer zeldzaam cypergras dat in Vlaanderen beperkt is tot het Brugse Houtland. Samen met Rode dophei bakent deze soort de zogenaamd Atlantische Heide af. Dit verwijst naar de kustgebondenheid van dit type heide, waarmee het zich van de Kempen onderscheidt.

Maar de grootste zeldzaamheid moest nog komen. Tijdens een bezoek van de Vlaamse Werkgroep Bryologie en Lichenologie in 2014 werd, tussen gerooide rododendron, een mos verzameld dat achteraf als Rood rimpelmos werd geïdentificeerd. Bijzonder, want deze soort was al sinds 1902 niet meer in België gevonden en stond te boek als ‘vermoedelijk uitgestorven’ (De Beer et al. 2014)!

De voornoemde planten zijn een pakje bescheidener dan de weelderig bloeiende rododendron die voor hen is moeten wijken. Maar om deze soorten niet verloren te laten gaan uit ons landschap, zijn zo’n ingrepen soms broodnodig. Wie weet welke soorten er nog in de bodem op een (her)kans(ing) liggen te wachten…

Bram D’hondt

Referenties :

De Beer D, Reyniers J & Stieperaere H (2014)
Nieuwe en interessante mossen in Vlaanderen. 3. Muscillanea 34.

Piessens K, Stieperaere H, De Beelde T & Hermy M (2005)
Heiderestanten in Zandig Vlaanderen, een zonnige toekomst? De Levende Natuur 106: 178-182.

Nog niet eerder gepubliceerd.

Planten

Een kleine ode aan dalkruid

Van zodra de winter wijkt voor de lente, komen de eerste plantjes in bloei. Voornamelijk in bossen is het een zaak van levensbelang om niet te laat te bloeien, vooraleer het loof van de bomen hen het vitale licht afneemt. Hier bevindt zich een plantje die luistert naar de naam Dalkruid.

Dalkruid
Foto: Erwin Derous

Houtlandse bossen

Dalkruid is een echt bosplantje, en wel van bossen die worden aangeduid als ‘voedselrijk’. Het gaat dan niet om een voedselrijkdom zoals we die vinden op maïsakkers, maar om hoeveelheden aan voedingsstoffen zoals die van nature voorkomen in leembodems. Het zwaartepunt van Dalkruid ligt voor Vlaanderen dan ook in de leemstreek (Vlaams-Brabant en Brussel).

Toch moet je zo ver niet rijden om het plantje te aanschouwen. In sommige bossen van het Houtland groeit Dalkruid immers ook. Dat is het geval in het Wijnendalebos, Groenhovebos en het kasteel d’Aertrijke. In het werkingsgebied van Natuurpunt Zedelgem zijn dat het Plaisiersbos, Hoogveld en Doeveren. In andere bossen, zoals het Vloethemveld, is de soort afwezig: te ‘voedselarm’!

Met dank aan Linnaeus

Het loont altijd eens de moeite even stil te staan bij de wetenschappelijke naam van een plant. Van Dalkruid is deze: Maianthemum bifolium. Opgedeeld in stukken vertaalt maius zich als mei, anthemum zich als bloem, bi als twee en folium als blad. Samengevoegd krijgen we dus iets als “het tweebladig meibloempje”. En daarmee heeft het zichzelf mooi voorgesteld…

Bifolium

Een opvallend en onmiskenbaar kenmerk van Dalkruid zijn immers zijn twee glanzendgroene, hartvormige blaadjes, de één net iets hoger ingeplant dan de ander. Wie de blaadjes goedbestudeert, kan opmerken dat de bladnerven parallel lopen, waarmee Dalkruid zijn biologische afkomst verraadt: dit is een kenmerk die we heel veel terug vinden bij lelie-achtigen. De plant wordt dan ook traditioneel toegekend aan de leliefamilie, maar
tegenwoordig is enige voorzichtigheid geboden: recente inzichten hebben de indeling van de lelie-achtigen serieus omgewoeld, en deze is nog verre van gestabiliseerd.

In een dal

Maar daar ligt Dalkruid zelf wellicht niet wakker van; zij heeft andere zorgen om het hoofd! Hoewel het milieu van Dalkruid bekend staat als ‘stabiel’ (dit wil zeggen: zonder veel veranderingen, die de plant moet zien te ontlopen), is het voor elke plantensoort van cruciaal belang zich zo goed mogelijk te verspreiden. Zoals vele planten van stabiele milieu’s en bossen in het bijzonder, doet Dalkruid dat ondergronds met behulp van wortelstokken. En dat doet ze goed: hele matten kan ze vormen op de bodem van het bos. De vele plantjes zijn zo eigenlijk één en hetzelfde individu.

Wat ze echter minder goed doet, is zich over grotere afstanden in het landschap verspreiden. Dalkruid kan niet aan zelfbestuiving doen, en dus moet stuifmeel van een ander individu de stempel bereiken. Deze taak wordt in de eerste plaats vervuld door zweefvliegen. Bij het oppikken van stuifmeel op de ene plant en het afgeven ervan op de ander is veel geluk
gemoeid, gezien de soms wel grote afstanden tussen verschillende planten in een bos. Als we dan even bedenken hoever onze bossen uiteen zijn verwijderd, dan wordt uitwisseling tussen bossen al helemaal hachelijk.

Zonder stuifmeel kunnen geen besjes worden gevormd, en bij Dalkruid is het vruchtsucces dan ook meestal gering. De besjes die wél gevormd worden, zitten ook met een probleempje. Doordat Dalkruid een giftig plantje is, wordt ze gemeden door zoogdieren als vossen en marters, en ook bij vogels gaat de voorkeur wellicht naar andere bessensoorten.

Voor het voortbestaan van Dalkruid is het daarom belangrijk om grote, gezonde bossen te hebben, en die met elkaar te verbinden. Dit verhoogt de kans voor Dalkruid om zich gedurende haar leven toch minstens éénmaal succesvol te verspreiden, aanzienlijk. Het “tweebladig meibloempje” mag dan ook gerust worden beschouwd als een symbool voor de missie van Natuurpunt Zedelgem, die haar graag uit het, nu ja, dal helpt.

Bram D’hondt

Klein, kleiner, kleinst

Op zoek naar de miniaturen van het bloemenrijk

Het is voor velen die kennis maken met de wilde flora een verrassing: hoe klein die plantjes wel niet kunnen zijn. Het is dan ook niet vreemd voor plantenliefhebbers tijdens een uitje op de knieën of de buik te gaan, de loupe in de aanslag. Het gaat daarbij welteverstaan niet (steeds) om mosjes of minuscule zwammetjes, maar wel degelijk om heuse bloemplanten, met volwaardige stengels, bladeren, bloemen en vruchten. In dit artikel besteden we aandacht aan deze kleinoden uit het bloemenrijk. We maken een wandeling dwars doorheen Zedelgem, met de neus boven de grond, en gaan op zoek naar tien kleine bloempjes uit onze streek...

We beginnen onze tocht in het Natuurgebied Doeveren (Zedelgem-Oostkamp), dat een mozaïeklandschap is van bossen, dreven, heides en weilanden. Tot voor kort bestonden vele bospercelen in dit gebied uit aanplantingen van uitheemse boomsoorten zoals Fijnspar, Lork en Amerikaanse eik. Voor de inrichting van Doeveren als natuurgebied worden deze percelen gerooid en oppervlakkig afgegraven, zoals bericht in vorige nummers van dit tijdschrift. Door deze werkzaamheden worden kansen gegeven aan een natuurlijkere plantenrijkdom. Diep verscholen onder de humus van deze bomen liggen immers de zaden van vele plantensoorten te wachten op hun beurt.

Liggend hersthooi

Eén van de eerste die reageert, is het Liggend hertshooi.
Hoogte: 5 centimeter (1)

Ondanks dit geringe formaat, toont het plantje opvallende, gele bloempjes. Wie goed naar die bloempjes kijkt, ziet een zekere gelijkenis met het beter gekende SintJanskruid, waar het zeer nauw mee verwant is. Een mini SintJanskruidje, als het ware...

Op deze open plaatsjes duikt ook het Borstelbies snel op, net zo snel als het doorgaans weer verdwijnt. Dit grasachtig plantje wordt soms bloeiend gevonden vanaf twee centimeter hoogte. En in tegenstelling tot Liggend hertshooi, zijn de bloempjes een heel pak minder opvallend. Voer voor speurneuzen dus!

We lopen verder in Doeveren, en passeren een stukje heide. Heide is een vegetatie die typisch voorkomt op zandgronden die arm zijn aan nutriënten. Die voedselarmoede heeft er toe geleid dat verscheidene planten hun spijs elders zijn gaan zoeken. Een spectaculair voorbeeld hiervan zijn de vleesetende planten. In onze streek is het bekendste voorbeeld ongetwijfeld de zonnedauw. De Kleine zonnedauw, die ook in Doeveren voorkomt, bloeit al vanaf 2 centimeter hoogte. Zijn prooien, die zich door de 'druppeltjes' op het blad laten verleiden, bestaat dan ook voornamelijk uit insecten van klein formaat. Toch is het niet uitzonderlijk dat ook waterjuffers of vlinders worden gegrepen en verteerd!

Kleine zonnedauw
Kleine zonnedauw – foto: Erwin Derous

Nog in Doeveren vinden we uitgebreide weilanden terug. Deze graslanden bestaan uit een gesloten grasmat, waar dankzij een aangepast graslandbeheer nu een grotere bloemenrijkdom wordt bewerkstelligd. Voorlopig kan dit enkel vanaf de dreven worden bewonderd, maar we geven graag mee dat volop aan een nieuwe wandellus wordt gewerkt waarmee de wandelaar ook de weilanden zelf zal kunnen verkennen. Tot het beheer van deze weilanden behoort ook begrazing door runderen. Waar deze dieren de grasmat stuk lopen, en de onderliggende zandbodem vrijkomt, duiken opnieuw bijzondere bloempjes op. Hier vinden we het Klein bronkruid, zowat 5 centimeter hoog. Het plantje is door zijn milieu en geringe grootte zeer gevoelig voor verdroging. Daarom worden kieming, groei, bloei en zaadzetting in niet minder dan een paar weken in het voorjaar voltooid! En zo ontsnapt het ook aan de aandacht van velen...

We verlaten nu Doeveren en volgen de Vloethemveldzate van oost naar west. Deze voormalige spoorweg is nu ingericht als een groene verkeersas voor wandelaars en fietsers. In de bedding vinden we nog steeds de grote keien terug die getuigen van deze vroegere functie. Opnieuw vormt dit snel opwarmend milieu een grote uitdaging voor planten. En opnieuw vormt een geringe grootte en snelle levenscyclus een oplossing om hiermee om te gaan.

De hier voorkomende miniaturen Vroegeling (3 centimeter) en Kandelaartje (2 centimeter) hebben een nog extremere strategie dan het vorige plantje.

Kandelaartje

Foto: Kandelaartje – Svdmolen / Wikimedia

Hun zaadjes zullen reeds vóór de winter kiemen om er in het daaropvolgende voorjaar nóg sneller bij te zijn! Nog voor de lente voorbij is, liggen de zaden alweer te rusten, om al die zomerse drukte aan zich te laten passeren.

Op het eind van de Vloethemveldzate volgen we even de Diksmuidse Heerweg om een kasseiwegeltje in te slaan. Alweer een bijzonder milieu. Met weinig ruimte voorhanden, en voertuigen die over het wegdek razen, lijkt dit een bijzonder vijandige omgeving. Maar niet zozeer als je klein bent!

Tussen de kasseien vinden we volop Liggende vetmuur (2 centimeter), die er zich gemakkelijk bij neerlegt.

Liggende vetmuur
Kasseien met Liggende vetmuur – foto: Abalg /
Wikimedia

Aan het eind van de Vloethemveldzate bereiken we het voormalige munitiedepot van het Vloethemveld. De afgelopen jaren zijn ook op dit terrein grootschalige werkzaamheden uitgevoerd. En toch zijn het voornamelijk de plantjes van kleine schaal die hiervan profiteren.

In het Vloethemveld vinden we zelfs twee grote zeldzaamheden onder de miniaturen: Dwergvlas (2 centimeter) en Draadgentiaan (2 centimeter).

Draadgentiaan

Foto Draadgentiaan: © Hans Hillewaert / Wikimedia: CCBYSA3.0

Dwergvlas

Dwergvlas
Foto: Erwin Derous

Voor dit laatste, prachtige plantje (een miniatuurgentiaantje met draaddunne stengeltjes) is het Vloethemveld zelfs de enige bestendige groeiplaats in Vlaanderen! Maar kleine plantjes zijn fragiel, en voor die reden is het Vloethemveld dan ook een bijzonder kwetsbaar gebied...
Meer dan het beschermen waard dus.

Naast de heide is het Vloethemveld ook bekend om zijn vele vijvers. Hier groeit Klein kroos, die zich tot de allerkleinsten mag rekenen: amper 2 op 4 millimeter. Het is haast niet te geloven, maar binnenin de drijvende, opgeblazen blaadjes, kunnen zich kleine bloempjes ontwikkelen, zij het gereduceerd tot het absolute minimum: twee meeldraden, een vruchtbeginsel, en géén bloemblaadjes. Maar vruchtzetting wordt amper waargenomen. Veel meer nog gebeurt voortplanting ongeslachtelijk door een nieuw plantje af te splitsen. Wegens hun grootte is dat zo gebeurd!

Deze miniaturen zijn net zo boeiend als hun directe broertjes, de opvallende zonnebloemen, orchideeën of heesters die onze woonkamers en tuinen sieren. Maar je moet je wel even aanpassen aan hun schaal, wil je een glimp van die verborgen schoonheden opvangen...

Bram D'hondt

---

(1) Als indicatie wordt de minimale hoogte vermeld waarop de plant bloeiend kan worden aangetroffen, zoals vermeld in de Heukels‛ Flora van Nederland (van der Meijden, 2005).

Dit artikel werd gepubliceerd in de Hazelaar, april 2011

Een woudreus in Doeveren

Soms doe je een grote ontdekking van iets kleins: een vlinder die je nog nooit eerder zag, een kleurrijke paddenstoel waar iedereen over keek...
En soms doe je een kleine ontdekking van iets groots.

Zo gebeurde het dat ik, na meer dan 15 jaar vrijwilligerswerk in het natuurgebied Doeveren (Zedelgem-Oostkamp), voor het eerst aan de voet stond van wat een meer dan indrukwekkende boom bleek. Een beuk, meer bepaald. Nu ben ik zelf niet meteen klein van gestalte, maar een snel boomknuffelcontact leerde me dat ik het specimen nog niet half kon omarmen.

Beuk

Een lintmeter bracht het verdict: 442 cm omtrek. Alstublieft. Een eenvoudige berekening met een minder eenvoudig getal schatte de diameter aldus op ong. 140 cm.

Meting

En dat getal overschrijdt een magische grens. Beuken in bosverband met een diameter van meer dan een meter staan immers bekend als woudreuzen. Dat deze reus aan de aandacht was ontsnapt, had alles te maken met zijn ligging in een eerder oninteressante hoek, die je enkel kruipend door rododendronstruweel kunt bereiken (zeg gerust: jungle). Het voelde aan als een heel bescheiden expeditie. Door de ruimte, maar ook een beetje door de tijd.

De leeftijd afleiden van de omtrek is een precaire zaak. Wie het recente boek van de Vlaamse, maar wereldvermaarde, bomenexpert Valerie Trouet heeft gelezen ('Wat bomen ons vertellen'), weet dat de breedte van een jaarring heel variabel en dus heel informatief is. Tegelijk betekent die variatie dat je uit de opgetelde breedte van de jaarringen niet per se wijzer wordt. Het valt dan ook niet met zekerheid te zeggen hoe oud onze beuk is, maar zijn leeftijd zou zeker boven de 150 à 200 jaar moeten liggen, vermoedt een andere expert.

Woudreuzen zijn heel zeldzaam en kenmerkend voor oud, ongestoord bos. In het Houtland vind je de meeste reuzen dan ook in het Wijnendalebos. Het is verleidelijk te denken dat ook deze boom de getuige is van het oorspronkelijke bos. Dat is zeker niet uitgesloten: volgens de bosleeftijdenkaart, dat beschikbaar is via de geopunt-website, geven alle historische kaarten voor deze locatie bos aan.

Ferrariskaart
De detailgraad van de Ferraris-kaart (±1775) blijft wonderbaarlijk. We zien de heide, hofstede en bossen van Doeveren afgebeeld.

Dat moet echter worden genuanceerd. Elders in het perceel zijn duidelijk bomen aangeplant. Ook de oudste luchtfoto (± 1970) wijst op een menselijk gestuurd bos. Waarom zou de boom dan gespaard zijn? Waren de bosbeheerders gecharmeerd door zijn verschijning? Of had de boom misschien een betekenis? Het valt bijvoorbeeld op dat de boom zich vlakbij het punt bevindt waar op oude kaarten drie parochies aan elkaar raken (Loppem, Waardamme en Oostkamp). Of was de beuk louter aangeplant als parkboom, toen de naburige hofstede de allures van een landhuis kreeg (een "speelgoet", aldus een bron uit 1807)?

Wat zou de reus ons verder te vertellen hebben? De aanleg van de snelweg E403, nauwelijks 25 meter verder, zou allicht ter sprake komen. Sindsdien kan zijn kruin dagelijks de vele (vracht)wagens bespieden.

Wellicht zou de reus ook zijn beklag doen over de ontwikkeling aan zijn voeten. De rododendron die in de omgeving ter versiering was aangeplant, domineert nu de ganse ondergroei. Bijgevolg krijgen kruiden en andere struiken geen kansen, en dat is ook het geval voor zaailingen van bomen. Dat betekent dat er geen spontane bosverjonging meer plaatsvindt in zijn perceel. De vergrijzing is ingezet, en dat baart de beheerders zorgen. Maar daarover meer in een latere Spille...

Misschien zou de reus ook vertellen hoe hij op een dag de Zwarte specht (terug?) zag komen, en hoe die hem wel eens koppijn bezorgt. Of de Kleine ijsvogelvlinder, die komt kietelen in zijn oksels. Of de Hazelworm, die tussen zijn tenen glipt.

Die laatste soort werd deze zomer na 15 jaar vermeende afwezigheid in Doeveren teruggevonden. Dat was dan weer een grote ontdekking van iets kleins.

Tekst en foto's : Bram D'hondt ([email protected])
Met dank aan Kris Vandekerkhove (INBO)

Is verschenen in De Spille 2021-1.

Dieren

Wolven in Zedelgem!?

Het jaar 2018 werd ingezet met een nieuwtje van jewelste. Voor het eerst sinds lange tijd zette – met zekerheid – een wilde wolf een poot in Vlaanderen. Dat dit haast mythische dier terug zou opduiken, hadden weinigen durven dromen. Welke toekomst voor deze toppredator hier is weggelegd, zal nog moeten blijken... Maar het is alvast ook een mooie gelegenheid om eens te graven in het verleden: hoe zat het eigenlijk met wolven 'bie oes'?

Dat de wolven hier goed thuis waren, is duidelijk. Zo werden tussen 1397 en 1418 in het Brugse Vrije maar even 478 wolven naar de eeuwigheid gestuurd. Koploper was Aartrijke, met niet minder dan 53 gedode wolven! Dat zijn er dus meerdere per jaar. In Zedelgem en Loppem werden in diezelfde periode respectievelijk 32 en een 12-tal wolven gedood. Dat we dit weten, heeft uiteraard te maken met het feit dat er (vanuit het Vrije) een premie werd uitbetaald voor elke dode wolf die werd aangeleverd. Dergelijke premies hielden door de eeuwen stand. De wolf deed dit ook, maar in almaar mindere mate.

Op het einde van de 18de eeuw was het wolvenbestand in onze streken ei zo na verdwenen. Wellicht zwierven op de uitgestrekte heidevelden die we zo goed kennen van op de Ferraris-kaarten nog hoogstens enkele dieren rond. In het voorjaar van 1798 werd door boswachter Romain Willems nog een wolf gedood in Zedelgem. Het was dat jaar de enige van de provincie West-Vlaanderen. Daarmee verdween, exact 220 jaar geleden, de vermoedelijk laatste wolf uit onze streek...

Bron: Jules Pollet (1981) Een wolf gedood te Zedelgem. Zilleghem 31/2.

Bram D'hondt

Een verkorte versie van dit artikel verscheen in De Spille, het tijdschrift van Natuurpunt Brugs Ommeland.

Over spinnen en loopkevers in Doeveren

Spin

Ter voorbereiding van het 1000‐soorten weekend van Natuurpunt Zedelgem, dat doorging op 26 en 27 mei 2017, werden 8 bodemvallen geïnstalleerd in het natuurgebied Doeveren. Met deze bemonstering wensten we het aantal gekende soorten van bodemactieve insecten en andere ongewervelden op te drijven. Vooral spinnen, loopkevers en, in mindere mate, mieren en kortschildkevers werden verwacht.

In het document, dat je hieronder kan downloaden, worden de resultaten weergegeven voor de spinnen en loopkevers van deze 8 weken durende bemonstering. Men gaat daarbij tevens dieper in op de zeldzame soorten die werden gevonden.

dekoninck-2019-arabel.pdf (1.34 MB)

10 jaar runderbegrazing in Doeveren

Het begin

Op 6 mei 2010 verzamelden de medewerkers van Doeveren zich om de aankomst van de allereerste runderen bij te wonen. Vijf dieren ruilden er de beestenkar in voor een zomer in de natuur. De kar was nog maar net geopend, of de dieren stoven linea recta de weide over en het bos in, uit het zicht van de gegadigden. Dat was niet meteen verwacht. Pas na een kleine wandeling zagen we hen terug, vredig grazend op het meest malse stukje grasland dat we voor hen in het begrazingsblok hadden voorzien. De eerste les was geleerd: we kunnen de dieren wel sturen, maar temmen alvast niet.

Eén en al experiment?

De inzet van grote grazers in het natuurbeheer kende de afgelopen decennia een grote opmars, en is ondertussen een standaardpraktijk. Tegelijk groeide het wetenschappelijke inzicht. Die toont alvast aan dat natuurontwikkeling onder begrazing veel onvoorspelbaarder verloopt dan met andere technieken het geval is. Waar grazers worden ingezet, zijn de processen steeds dezelfde, maar de resulterende patronen zijn dat zelden. We blikken daarom graag even terug op de lessen die we met 10 jaar begrazing in Doeveren hebben geleerd.

Doeveren is een mozaïek van bossen, dreven, heide, graslanden, voormalige akkers en poelen. Het gebied is 67 ha groot, waarvan 41 ha wordt begraasd door galloway-runderen. Het ene blok (15 ha) wordt 's zomers begraasd door een vijftal dieren (schraal grasland, heide en bos), het andere blok (26 ha) wordt 's winters begraasd door een twintigtal dieren (rijk grasland, struweel en bos).

Runderen

Figuur 1 - Sinds 2010 helpen runderen bij het beheer van Doeveren

 

Van maïs naar wildernis

Een evolutie waar we nieuwsgierig naar uitkeken was dat op de voormalige maïsakkers die nu enkel nog seizoenaal zouden worden begraasd. Deze terreinen startten immers zo goed als blanco.

De zes betreffende percelen (8 ha) vertoonden gauw onderlinge verschillen. Op één perceel was de verbossing ingezet vóór de komst van de runderen, die dit niet hebben kunnen tegenhouden. Een ander perceel bleef dan weer halfopen, met brem en berk als hoofdmoot. Lokale zeldzaamheden als levendbare hagedis en vogelpootje vinden er een stekje.

fig 2
Figuur 2 – Een brem- en berkenstruweel (links).
De runderen eten volop bast van boswilg, maar deze biedt moedig weerstand. Boswilg krijgt dan een stuntelige vorm (rechts).

 

Op de meeste percelen spelen echter boswilg en duinriet een hoofdrol. Boswilg wordt hardhandig aangepakt door de runderen, maar biedt toch moedig weerstand. Duinriet wordt niet gesmaakt, en profiteert enorm van de vrijgekomen ruimte. De grote, dichte klonen verhinderen de vestiging van andere planten. Het halfopen landschap dat we zien ontstaan, wordt op deze plekken dan ook niet zozeer veroorzaakt door het grazen van struikjes, maar eerder door het niet-grazen van dit ene gras!

Luchtfoto'sFiguur 3 – Vanuit de lucht is de uitbreiding van duinriet goed zichtbaar.

 

Wijdse weilanden

Tien hectaren begraasd grasland worden jaarlijks aanvullend gemaaid door een landbouwer. Hier hielpen de runderen duidelijk voor een versnelde vestiging van soorten als pinksterbloem, ratelaar en orchideeën. Deze percelen zijn botanisch nu veel rijker dan gelijkaardige graslanden elders in het gebied, die onder hetzelfde maaibeheer zijn geplaatst maar niet worden begraasd. Het valt niet met zekerheid te zeggen of dit komt omdat de bodem verschraald is. Mogelijk zijn de vele verstoringen (bv. vertrappeling, verhinderen van strooiselopbouw) bepalender voor de vestiging van deze soorten. Als voornaamste zaadbron verdenken we bovendien het hooi, dat occasioneel wordt gebruikt om de dieren te lokken.

fig 4

Figuur 4 - Een mestkever (links).
Runderen dragen plantenzaden met zich mee, zoals dit rund op zijn kop (rechts)

 

In bos en hei

Op de heide gaan de dieren gretig het pijpenstrootje te lijf. Waarvoor dank. Soorten zoals struikhei en dophei worden minder begraasd, en krijgen er betere kansen door. Waarvoor ook dank. Hergroei van Amerikaanse eik wordt ook gesmaakt. Maar van rododendron en lork blijven de dieren dan weer af: voor deze soorten hoeven de beheerders op hun hulp niet te rekenen.

De grootste uitdaging situeert zich in de bossen. De runderen lusten namelijk ook zomereik en hazelaar, of passeren er over dalkruid en salomonszegel. Om de bosverjonging en -flora niet te schaden, moet dus een delicaat evenwicht worden bewaard. Concreet moeten we daarom de vinger aan de pols houden, en bijsturen waar nodig. Dat kan via het aantal dieren dat wordt ingezet, het tijdstip van aankomst en vertrek, of de plaatsing van rasters. Vooral met dit laatste zou het beheer gefine-tuned kunnen worden, maar teveel prikkeldraad is dan weer storend. Natuurbeheer is ook keuzes maken...

En nog

De runderen dragen ook op heel andere manieren bij aan de natuur. Zo creëert hun mest een heel eigen biotoop. In Doeveren zijn al tien soorten mestkevers gevonden. We kunnen maar vermoeden dat ook vleermuizen en vogels er hun profijt uit halen. Daarnaast verplaatsen de dieren plantenzaden via hun vacht en mest van de ene uithoek naar de ander. Waarvoor, opnieuw, dank.

Welzijn voor dier…

De galloway-runderen hebben gedurende het decennium hun zelfredzaamheid al uitgebreid bewezen. Dit ras, dat zijn oorsprong kent in het Schotse laagland, gedijt goed zonder menselijke tussenkomst. Haast jaarlijks worden in het gebied kalfjes geboren, zonder begeleiding. Het moederdier trekt zich dan spontaan terug in het struikgewas. Verder bewijst het ras zich ook in gure weeromstandigheden, bij regen, wind en zelfs sneeuw (al moet in dit laatste geval wel worden bijgevoederd). De wolharige dieren hebben zelfs eerder te lijden onder de hitte van de zomer, dan onder winterse condities.

fig 5
Figuur 5 – Jaarlijks worden kalfjes geboren in Doeveren (links). Ook in de sneeuw weten de dieren zich goed te redden (rechts)

 

Dit alles betekent uiteraard niet dat de dieren aan hun lot worden overgelaten. De zorg voor de kudde wordt met veel toewijding gedragen door de vrijwilligers van Natuurpunt Zedelgem en de professionele medewerkers van Natuurpunt. Tot nu toe zijn er geen grote incidenten (bv. ziekte, waterschaarste, ontsnappingen) te melden.

... en voor de mens

Een niet te onderschatten effect van de dieren, tenslotte, is dat op recreanten. De dieren voegen een gevoel van spontaneïteit toe aan een wandeling. Een tikje wildernis, zeg maar. Als beheerders ontvangen we veel vragen over "waar de koeien zitten?", of "wanneer de koeien komen?", en niet zelden blijken de dieren de reden te zijn waarom wandelaars uitgelezen in Doeveren komen wandelen.

Een punt van zorgen blijft natuurlijk dat honden moeten worden aangelijnd, een verplichting waar nog te vaak aan wordt verzaakt. Dat elke hond in kwestie een uiterst braaf beestje is -afgaande op wat de eigenaars ons vertellen- is geen argument. De anders zo minzame runderen kunnen in de nabijheid van honden best onvoorspelbaar uit de hoek komen, wat tot tal van risico's leidt.

fig 6

Figuur 6 - Knuffelkoe (links)
Maar: kijken mag, aankomen niet (rechts)

 

Conclusie

Ondanks dat de dieren ons bij momenten aardig wat werk bezorgen, is het duidelijk dat de dieren een dynamiek aan het gebied toevoegen die op allerlei (rechtstreekse en onrechtstreekse) manieren de natuur van Doeveren ten goede komt. Dat de dieren leuk zijn om gade te slaan, is daarbij mooi meegenomen.

Ze mogen blijven.

Zelf zien?

De 'groene' wandeling (3,2 km) in Doeveren loopt dwars door de begrazingsblokken. Zie https://www.natuurpunt.be/natuurgebied/doeveren . De beste periode is van oktober tot en met januari. Er zijn geen dieren aanwezig tussen februari en mei. Let op dat de dieren goed verstopt kunnen zijn.

Tekst : Bram D'hondt ([email protected])
Foto's : Erwin Derous, Bram D'hondt