Afbeelding
Paul Wouters/Marianne Horemans

Achteruitgang van kevers en wantsen sterker in naaldbossen met houtoogst dan in loofbosreservaten

11 apr 2023
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Insecten en ongewervelden


De achteruitgang van ongewervelden blijft onrustwekkend. Geregeld verschijnen nieuwe studies uit verschillende hoeken van Europa. Een Duits onderzoek over insecten in bossen belicht ook aspecten die totnogtoe niet bekeken werden, nl. het beheer en de soortensamenstelling (van bomen) van de bossen.

In Duitsland worden in vele tientallen bossen insectenpopulaties opgevolgd op een gestandardiseerde manier. Die monitoring laat in de eerste plaats toe om na te gaan hoe potentiële pestsoorten voor de bosbouw het doen, denk bijvoorbeeld aan de letterzetter die sparren aantast. Langs de andere kant kan je de monitoringresultaten ook analyseren om na te gaan of insecten in het algemeen vooruit- dan wel achteruitgaan. De insectenmonitoring gebeurt er met behulp van raamvallen. Een raamval is letterlijk een raam dat in het bos wordt opgesteld; vliegende insecten botsen ertegen en belanden onderaan in een opvanggootje, dat een bewaarvloeistof bevat. Nadat de raamval geledigd wordt, kunnen de (dode) insecten gedetermineerd worden, vaak met behulp van een stereomicroscoop. Omdat je met dat type val vooral kevers en wantsen vangt, zijn in dit onderzoek enkel deze soortgroepen bekeken.

Tussen 2008 en 2017 werden dergelijke raamvallen gebruikt in 140 bosreservaten, gelegen in drie regio’s: in de Schwäbische Alp (Zuid-Duitsland), in Thüringen (centraal in Duitsland) en in Brandenburg (Noord-Oost-Duitsland, ten noorden van Berlijn). In dertig reservaten werden de raamvallen jaarlijks opgesteld, in de 110 overige reservaten werd om de drie jaar bemonsterd. In totaal werden bijna 121.000 exemplaren, behorend tot 1.805 soorten, gevangen en op naam gebracht.


Afbeelding

Foto: Roodpootschildwants (c) Paul Wouters/Marianne Horemans

Dat meer dan 60% van de gedetermineerde soorten een achteruitgang over de bestudeerde periode laat optekenen, was ook voor de onderzoekers van de TU Darmstadt verrassend. Ze hadden verwacht dat het in bossen wel zou meevallen, omdat milieudrukken zoals intensief landgebruik en pesticiden daar minder impact hebben. Wel vonden ze grote verschillen tussen verschillende ongewerveldencategorieën. Terwijl herbivore soorten (planteneters) het er nog redelijk goed vanaf brachten, was de achteruitgang sterker bij de predatoren onder de insecten (zoals roofwantsen of loopkevers). Ook werd vastgesteld dat grotere insectensoorten het minder goed deden dan de kleinere. Grotere insecten doen er vaak langer over om zich te ontwikkelen van ei tot volwassen insect en kunnen zich minder snel aanpassen aan veranderende omstandigheden.

Ook werd gekeken naar de verschillen tussen bostypes. Oude beukenbossen werden vergeleken met de veelal aangeplante naaldbossen, waarin grove den en fijnspar dominant zijn. Hoewel fijnspar inheems is in Duitsland en ook wel een specifieke ongewerveldenfauna herbergt, worden de aangeplante sparrenbossen (vaak lager gelegen dan de natuurlijke groeiplaatsen van fijnspar) in dit onderzoek als “non-native” beschouwd (exoot dus). Terwijl de herbivore insecten in de beukenbossen een positieve trend lieten optekenen, gingen ze in de naaldbossen wel achteruit. De alleseters (omnivoor), de predatoren (carnivoor) en de soorten die van zwammen en dood organisch materiaal leven (myco-detritivoor) gingen in beide bostypes achteruit. De soortenrijkdom ligt in de naaldbossen ook lager dan in de loofbossen. In productiebossen waar de frequentie van houtoogst hoger ligt, kwamen de herbivore en omnivore insecten er nog slechter uit. De onderzoekers besluiten dat het behoud en ontwikkelen van gevarieerde loofbossen met inheemse boomsoorten de achteruitgang van insecten kan temperen. 

Genuanceerd verhaal

Dit Duitse onderzoek is het zoveelste in een rij dat gewag maakt van een achteruitgang van ongewervelden, ook al werd er slechts een relatief korte periode (10 jaar) bekeken. Recent werd er bericht over een drastische afname van spinnen in Hongaarse agrarische landschappen, terwijl in Engeland een achteruitgang van regenwormen werd vastgesteld. Niet alle signalen zijn echter eenduidig. In een Zwitsers agrarisch landschap zorgde een aangepaste inrichting (met bloemrijke akkerranden) ervoor dat de aantallen en diversiteit van ongewervelden tussen 1987 en 2019 net toenamen. Ook uit de Vlaamse tuintellingen van nachtvlinders komt vooralsnog geen grootschalige achteruitgang naar voren. Toch zijn er genoeg signalen om ons ernstige zorgen te maken. 

Tekst: Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie)

Bron: Insect decline in forests depends on species’ traits and may be mitigated by management: https://www.nature.com/articles/s42003-023-04690-9 

Foto’s: Roodpootschildwants (Paul Wouters/Marianne Horemans)

Hoofdfoto: Blauwzwarte schallebijter (Paul Wouters/Marianne Horemans)