Afbeelding
Pieter Vanormelingen

Blauwalgen: waar komen ze vandaan?

8 aug 2018
Categorieën
Natuurbericht
Bomen planten


Heel wat waterpartijen hebben na deze periode van aanhoudend droog en warm weer af te rekenen met algenbloei. Vooral de mogelijk giftige blauwalgen halen daarbij het nieuws, omdat ze een gevaar vormen voor watervogels en de zwempret steevast verpesten. Maar waar komt het fenomeen precies vandaan?

Anders dan hun naam doet vermoeden, zijn blauwalgen of blauwwieren eigenlijk bacteriën die net als algen en planten aan fotosynthese doen. Een meer correcte naam voor blauwalgen of blauwwieren is dan ook cyanobacteriën. De meeste soorten hebben een typisch blauwgroene kleur, maar er zijn er ook met een roodbruine kleur die wordt veroorzaakt door de kleurstof fycoërytrine.

In zowat alle waterpartijen kunnen blauwalgen aangetroffen worden. Blauwalgen die tot bloei komen, gedijen vooral goed in warm en stabiel water. Die bloei ontstaat dan ook vooral bij aanhoudend warm en droog weer, tenminste op voorwaarde dat voldoende voedingsstoffen en dan met name stikstof en fosfor aanwezig zijn. Jammer genoeg zijn die voedingsstoffen (vooral door de uitstoot van verkeer, de mestgiften in de landbouw en afvalwaterlozingen) in grote mate aanwezig in de meeste Vlaamse waters.

Tijdens de bloei vormen de blauwalgen vaak een drijflaag, die zichtbaar wordt als een blauwgroene tot roodbruine, olieachtige laag op het wateroppervlak, en kan samendrijven tot een dikke verfachtige substantie. Op een gegeven moment beginnen de blauwalgen af te sterven, waarbij de toxines die veel blauwalgen produceren vrijkomen in de waterkolom. Het zijn deze giftige stoffen die bij hoge concentraties schadelijk zijn. Bovendien wordt door de ontbindende biomassa het warme vaak zeer ondiepe water soms ook nog eens erg zuurstofarm, condities waarin ook botulisme kan optreden. Dit is een ziekte die wordt veroorzaakt door besmetting met botulinetoxines die door de bacterie Clostridium botulinum worden aangemaakt onder zuurstofarme condities.

In eerste instantie worden waterdieren zoals watervogels en vissen ziek van blauwwiertoxines, en treedt er grote sterfte op. Ook honden lopen risico omdat zij met open bek zwemmen en een snel metabolisme hebben, net als drinkend vee. Zwemmers en watersporters kunnen blootgesteld worden aan het gif door het inslikken van water, maar ook door contact met de drijflaag via de huid of de ogen. De klachten bij mensen variëren van hoofdpijn, ernstige zwelling van de oogleden, irritatie van slijmvliezen, huidirritatie, misselijkheid, diarree tot koorts. In recreatie- en zwemwateren met overmatige blauwalgenbloei wordt daarom doorgaans een zwemverbod uitgevaardigd bij blauwwierbloei, dat pas wordt opgeheven na het verdwijnen ervan en indien de concentratie aan toxines onder een bepaalde drempelwaarde gaat.

Na de regen: blauwalgenbloei nog niet voorbij

De huidige weersverandering met regen (meer stroming) en frissere temperaturen kan de bloei van blauwalgen afremmen, en in sommige gevallen verdunnen of door verhoogde doorstroming doen verdwijnen. Maar de meeste zijn daarom nog niet meteen verdwenen. Een bloei kan zich namelijk, afhankelijk van de omstandigheden, ook bij minder extreme temperaturen voordoen. Het fenomeen is pas echt voorbij in de loop van het najaar, wanneer de temperaturen een duik nemen.

En volgend jaar? De cyanobacterie overwintert in ruststadium in de vijverbodem of in lage concentratie in de waterkolom, maar alles hangt volgende zomer af van het weer, en van de voedingsstoffen in het water. Dat het water van een meer elk jaar opwarmt, hoeft dus niet per se meer blauwalg te betekenen, zolang de nutriënten er niet zijn. Als er veel stikstof en fosfor in de bodem blijven, zal de blauwalg wel jaarlijks terugkeren, om als het weer het toelaat grote bloeien te vormen. Er is dan eigenlijk maar één remedie: indien mogelijk de vijver leegpompen en het slib laten verdrogen en inklinken, of dan zelfs het slib met de voedingsstoffen afgraven. Na opvullen kunnen dan in het visvrije heldere water onderwaterplanten terugkeren, die eenmaal voldoende ontwikkeld het water helder en vrij van blauwwierbloei kunnen houden. Alleszins wordt verdere toevoer van voedingsstoffen via overstorten of inlaat van voedselrijk water best vermeden.

Tekst & foto: Pieter Vanormelingen, Natuurpunt Studie