Afbeelding
Wild zwijn was één van de meest op beeld vastgelegde zoogdieren.
Natuurpunt Studie

Drie Limburgse ecobruggen onderzocht op fauna

5 okt 2021
Categorieën
Natuurbericht
Organisatie
Biodiversiteit
Insecten en ongewervelden
Inventarisatie & monitoring
Kevers
LIFE BNIP
Natura 2000
Vleermuizen
Zoogdieren

In 2020-2021 onderzocht Natuurpunt Studie - in opdracht van het Departement Omgeving en met medewerking van het Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse Overheid - welke dieren gebruik maken van drie ecologisch ingerichte bruggen over de E314. Uit dit onderzoek blijkt dat deze niet enkel gebruikt worden door reptielen en amfibieën (zoals beschreven in dit Natuurbericht). Ook tal van andere dieren – waaronder een aantal soorten die gevoelig zijn voor versnippering – blijken deze vlot te gebruiken.

Sinds zijn aanleg tussen 1969 en 1976 heeft de E314 een enorm versnipperende invloed op de omliggende natuurgebieden en in het bijzonder op de fauna die er voorkomt. De E314 doorsnijdt de groene noord-zuidas in het oosten van de provincie Limburg. Om hier iets aan te doen, werden de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om het traject tussen de afritten 32 (Genk) en 33 (Maasmechelen) te ontsnipperen. Zo werd onder andere een ecoduct gebouwd, werden enkele bestaande bruggen ingericht voor passage door dieren, en werd een raster geplaatst dat hen naar deze objecten toe leidt.

Tijdens het zopas afgeronde onderzoek aan het ecoduct Kikbeek en de twee multifunctionele bruggen werden heel wat soortgroepen onder de loep genomen. Aandacht gaat vaak naar de gewervelde soorten die we makkelijk kunnen waarnemen. Ontsnipperende maatregelen zijn echter ook heel belangrijk voor de vaak iets minder gekende ongewervelde soortgroepen. Daarom is ook het gebruik door sprinkhanen, dagvlinders, libellen en een hele reeks bodembewonende ongewervelden (loopkevers, spinnen en mieren) onderzocht. Tenslotte kregen ook wilde bijen, belangrijke bestuivers, de nodige aandacht.

Het onderzoek op het ecoduct Kikbeek vormde een gelegenheid om 15 jaar na de aanleg een intussen ‘gerijpt’ ecosysteem te monitoren en een vergelijking te maken met een lange tijdreeks (het ecoduct werd eerder al onderzocht in 2004 – voor de aanleg ervan – en verder in 2007, 2009 en 2013). Dergelijke lange-termijn monitoringsonderzoeken zijn zeldzaam en uniek, ook in (Europese) landen die een al langere traditie hebben met ontsnippering. Voor beide andere bruggen was dit het eerste uitgebreide onderzoek naar hun functioneren.

Zoogdieren

Zowel het voorkomen van vleermuizen als van niet-vliegende zoogdieren werd uitgebreid onderzocht. In totaal werden aan de drie objecten samen acht vleermuizensoorten, en 15 andere zoogdiersoorten vastgesteld. Vooral vleermuizen die een voorkeur hebben voor een open of halfopen landschap (rosse vleermuis, bosvleermuis en laatvlieger) steken de bruggen over. Bij de overige zoogdieren werden vooral ree, vos en wild zwijn regelmatig vastgesteld, maar ook hermelijn, steenmarter en verschillende kleinere zoogdiersoorten, zoals twee soorten spitsmuizen. Er werden gedurende het onderzoek geen verkeersslachtoffers gevonden langsheen het traject tussen de afritten Genk en Maasmechelen, wat er op lijkt te wijzen dat de geplaatste rasters goed werken.

Sprinkhanen

Uit eerder onderzoek op andere ecoducten blijken sprinkhanen een essentiële groep ongewervelden om mee op te nemen in onderzoek naar ecologische ontsnippering. Van deze groep zijn een aantal soorten immers kortgevleugeld of zelfs ongevleugeld. Dergelijke soorten kunnen slecht of helemaal niet vliegen, en zijn dus erg relevant in het kader van ecologische ontsnippering. Daarnaast zijn sprinkhanen zeer goede indicatoren voor vegetatiestructuur, omdat de factoren vochtigheid en warmte bepalend zijn voor hun ontwikkeling. Tijdens het onderzoek werden in totaal 19 soorten sprinkhanen waargenomen. Acht van de waargenomen soorten zijn in de regel brachypteer (kortvleugelig), en dus gevoelig voor versnippering van hun leefgebied door wegen. Hiervan zijn twee soorten uiterst zelden langgevleugeld (heidesabelsprinkhaan en veldkrekel), en drie soorten altijd kortgevleugeld (boskrekel, zuidelijke boomsprinkhaan en bramensprinkhaan). Voor deze soorten spelen de drie objecten dus een belangrijke rol naar ecologische ontsnippering.

Afbeelding
zuidelijke_boomsprinkhaan_simonfeys.jpg

 

De kortgevleugelde zuidelijke boomsprinkhaan werd in 2020 voor het eerst aangetroffen op het ecoduct Kikbeek, en niet tijdens eerder onderzoek in 2007, 2009 en 2013 (foto: Simon Feys).

Loopkevers

Net zoals bij sprinkhanen, is onderzoek naar loopkevers heel relevant in het kader van onderzoek naar ecologische ontsnippering. Ook bij deze diergoep zijn er tal van soorten die altijd kortgevleugeld zijn en veel andere soorten waarbij een groot deel van de dieren geen vleugels of geen vliegspieren heeft. Deze zijn dus zeer gevoelig voor versnippering door (snel)wegen, spoorwegen en andere transportinfrastructuur.

Er werden tijdens het onderzoek in totaal 65 soorten loopkevers gevonden. 22 van deze soorten hebben op de Rode Lijst een status die aangeeft dat ze of zeldzaam zijn, of in min of meerdere mate bedreigd. De goudrandloopkever (Carabus nitens) is de belangrijkste aangetroffen loopkeversoort, omdat hij volgens de Rode Lijst het meest bedreigd is (de enige aangetroffen soort in categorie ‘bedreigd’) en bovendien brachypteer (kort gevleugeld, en dus gevoelig voor versnippering van leefgebied o.a. door transportinfrastructuur).

Afbeelding
Goudrandloopkever - Maarten Jacobs

De Goudrandloopkever is de belangrijkste aangetroffen loopkeversoort bij het bodemvalonderzoek in 2020: meest bedreigd volgens de Rode Lijst en brachypteer (foto: M. Jacobs/Nature-ID).

Op het ecoduct Kikbeek werden zeven loopkeversoorten gevangen, die daar niet eerder waren vastgesteld. Dat brengt het totaal aantal gevangen loopkeversoorten op ecoduct Kikbeek voor de periode 2007 – 2020 op 79, waarvan 20 Rode Lijst-soorten.

Het bodemvalonderzoek leverde ook nog gegevens op over 100 soorten spinnen, waarvan er 43 zijn opgenomen op de Rode Lijst. Vijf van de zeven meest talrijk aangetroffen spinnensoorten staan op de Rode Lijst, een indicatie dat de 3 onderzochte bruggen zich tot ecologisch waardevolle ecotopen ontwikkelen.

Besluit

Concluderend kan worden gesteld dat soorten waarvoor de snelweg een sterke versnipperende werking heeft, zeker gebruik maken van de drie ontsnipperingsobjecten. Twee zeer belangrijke diergroepen, reptielen en amfibieën, bespraken we reeds in een eerder natuurbericht. Daarnaast gaat het bijvoorbeeld ook om zoogdiersoorten als ree, wild zwijn, vos, marterachtigen, … maar eveneens zeer veel soorten ongewervelden, waaronder een aantal kortgevleugelde sprinkhanen en loopkevers, werden aangetroffen.

Om nog effectiever te zijn, worden op basis van het uitgevoerde onderzoek enkele aanbevelingen gedaan voor het te voeren beheer. Bij alle bruggen geldt dat een versterking van geleidende elementen (vb. takkenrillen of stobbenwallen) een positieve invloed zal hebben op verschillende dier(groep)en, gaande van loopkevers tot vleermuizen.

Wie meer wil lezen over het uitgevoerde onderzoek kan hier het uitgebreide eindrapport vinden.

Tekst: Simon Feys en Jorg Lambrechts, Natuurpunt Studie