Afbeelding
Veldparelmoervlinder
Dirk Maes

Een veldparelmoervlinder in augustus, met “dank” aan de klimaatverandering?

10 aug 2022
Categorieën
Natuurbericht

Op 5 augustus 2022 spotte Els De Bie een kakelvers mannetje van de veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) op de Klaverberg (ook bekend als de Terril van Waterschei). Deze lentevlinder vloog er tussen heivlinders en kommavlinders, twee typische hoogzomersoorten … een ongewoon gezicht. Waarnemingen van veldparelmoervlinders in augustus zijn zeer uitzonderlijk in Vlaanderen en de rest van Noordwest-Europa. Volgens waarnemingen.be is er maar 1 bekende augustuswaarneming van deze soort in Vlaanderen gedaan (11 augustus 2019 in Langdorp).

In Vlaanderen heeft de veldparelmoervlinder normaal gezien 1 generatie in het voorjaar tussen eind april en midden juni met een piek in de maand mei (zie hieronder). De aanhoudende hoge temperaturen en de warme ondergrond van de mijnterril zouden ervoor gezorgd kunnen hebben dat dit individu een veel snellere ontwikkeling van ei naar vlinder doorgemaakt heeft en dus signalen opving om nu al uit de pop te sluipen.

Afbeelding
Vliegtijd Veldparelmoer

Vliegtijd van de veldparelmoervlinder in Vlaanderen (bron: waarnemingen.be)

In Duitsland kan de veldparelmoervlinder in “gunstige” jaren een kleine tweede partiële generatie ontwikkelen in de zomer, maar in het warmere zuiden van Europa heeft de veldparelmoervlinder altijd 2 generaties tussen april en september. Het is niet duidelijk waar in Europa de omslag van 2 naar 1 generatie plaatsvindt.

Ook bij enkele andere dagvlinders zoals de argusvlinder (Van Dyck et al. 2015), de kleine ijsvogelvlinder en de dagpauwoog (Herremans et al. 2021) stellen we recent vast dat ze steeds vaker een extra generatie ontwikkelen in Vlaanderen. Het fenomeen blijft echter niet beperkt tot dagvlinders, maar wordt ook bij enkele nachtvlinders zoals de draak en het geel beertje waargenomen. Bij gunstige omstandigheden zou een extra generatie alleen maar voordelen moeten opleveren (meer nieuwe individuen die nieuwe oorden kunnen opzoeken of meer nakomelingen kunnen produceren). Maar dat is niet altijd het geval, zeker niet in gebieden waar soorten (nog) niet aangepast zijn aan de omstandigheden buiten hun normale vliegperiode (de zogenaamde lost generation). Voor een veldparelmoervlinder zou de waardplant smalle weegbree er in de hoogzomer wel eens veel te dor kunnen bij staan om geschikt te zijn voor de rupsen en is er niet altijd evenveel nectar beschikbaar dan in het voorjaar.

De veldparelmoervlinder is een dagvlinder van vrij schrale graslanden en de rupsen voeden zich uitsluitend met bladeren van smalle weegbree. Niet elke smalle-weegbreeplant is echter geschikt als waardplant. Enkel planten waarvan de bladeren plat op een bij voorkeur zandige bodem liggen worden door de wijfjes gebruikt om clusters van eitjes op af te zetten. Onder die bladeren warmt het namelijk snel op en is het microklimaat geschikt voor de groei van de rupsen. Om de winter door te komen spinnen de rupsen een spinselnest aan de voet van de smalle weegbree.

De veldparelmoervlinder was in het midden van de vorige eeuw een vrij algemene dagvlinder in de Kempen, maar werd door het verdwijnen van schrale graslanden alsmaar zeldzamer in de tweede helft van de eeuw. Bij de opmaak van de eerste Rode Lijsten stond de soort dan ook te boek als Ernstig Bedreigd. In de meest recente Rode Lijst is die status echter verbeterd naar Bijna in Gevaar. Dit is vooral te danken aan enkele enthousiaste vrijwilligers die bedreigde rupsennesten verplaatsten van bouwgronden naar nabijgelegen natuurgebieden en zo de soort in stand hebben kunnen houden in de omgeving van Mol. Van daaruit breidde de soort zich de laatste jaren langzaam maar zeker verder uit naar de rest van de Kempen. Ook het steeds warmer wordende klimaat zorgt ervoor dat er meer smalle-weegbreeplanten geschikt geworden zijn voor het afzetten van eitjes waardoor de soort zich in Vlaanderen kan uitbreiden. Of een extra generatie een goed zaak is voor deze soort, zal de toekomst moeten uitwijzen, maar is zeker niet risicoloos in de niet altijd even stabiele Vlaamse weersomstandigheden.

Tekst: Dirk Maes (INBO) & Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie)

Foto: Dirk Maes