Afbeelding
Adder
Kevin Feytons

Heeft zonnig en warm 2018 een negatieve impact op grootste Vlaamse adderpopulatie?

7 feb 2019
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
Inventarisatie & monitoring
Klimaat
LIFE BNIP
Natura 2000

Wanneer begin maart de eerste adders weer verschijnen zullen de effecten van het extreem droge en zonnige 2018 op de adderpopulatie mogelijk duidelijk worden. Onze adderonderzoekers zijn benieuwd naar wat het voorjaar brengt bij de adders van het Groot Schietveld van Brecht.

Houden adders dan niet van zon en warmte? Toch wel. Als ectotherme dieren gebruiken ze immers uitwendige warmte om hun lichaamstemperatuur op een comfortabele 32 °C - 35 °C te krijgen. Eens ze die voorkeurstemperatuur bereikt hebben, verdwijnen ze tussen en onder de vegetatie. Bij langdurige en aanhoudende zonneschijn - zoals in 2018- lopen de temperaturen erg snel op en hebben adders slechts een zeer korte tijd nodig om voldoende op te warmen. 2018 telde 61 zomerdagen met temperaturen van minstens 25 °C. Het aantal dagen met temperaturen boven de 20 °C was nog nooit zo hoog als in 2018. Niet bepaald de beste omstandigheden om adders te zoeken …

Afbeelding
Figuur adders

Dat wordt duidelijk geïllustreerd door de grafiek waarin het aantal vangsten per maand in 2018 (roodbruine lijn) wordt vergeleken met het gemiddelde aantal vangsten in de periode 2012 - 2017 (blauwe staafjes). Het aantal vangsten in maart en april 2018 lag behoorlijk hoog, maar vanaf mei bleven de resultaten ondermaats tot aan het einde van het activiteitseizoen.

Tijdens de zomermaanden worden traditioneel vooral (drachtige) vrouwtjes gevonden. Die liggen dan vaker en langer te zonnen om zo de ontwikkeling van de jongen in hun lichaam te bevorderen. De kans om gevangen te worden is bij vrouwtjes in die periode dus groter, ook op warmere zomerdagen. Maar in 2018 was ook voor hen ‘trop te veel’ en lieten zij het grotendeels afweten door de aanhoudende warmte. De hoge temperaturen maakten wel dat alle vrouwtjes erg vroeg (rond 10 augustus) en in een zeer korte periode hun jongen wierpen.  Die jongen zijn de eerste dagen na hun geboorte vaak nog in de omgeving van hun geboorteplaats te vinden. Ze komen bij de eerste zonnestralen als eerste naar buiten om zich op te warmen. Die opwarming verloopt door hun kleine afmetingen erg snel en door de aanhoudende warmte hadden ook de jonge adders voldoende aan een zeer korte zonperiode om daarna voor de rest van de dag in de vegetatie te verdwijnen. Hierdoor werd 2018 een erg lastig jaar om kleine addertjes te vinden. Toch werden er nog 28 gevonden, terwijl er in enkele addergebieden in Nederland en Wallonië geen jongen werd aangetroffen.

Tegen het einde van het adderseizoen keren adders die de zomer doorbrachten in een voedselgebied, terug naar hun wintergebied. In 2018 waren dat vooral jonge - vaak volgevreten - dieren, maar nauwelijks adulte mannen. Vermoedelijk (lees: hopelijk) keerden deze in 2018 erg vroeg terug uit hun zomerhabitat om vrijwel onmiddellijk na aankomst in hun wintergebied weg te kruipen. Maar het is ook mogelijk dat de sterfte tijdens de warme en droge zomer aanzienlijk was en dat er dus minder adders terugkeerden naar hun overwinteringsplek. Het voorjaar van 2019 zal hierover hopelijk meer duidelijkheid brengen.

Tekst: Katja Claus en Dirk Bauwens