Afbeelding
Kristijn Swinnen

Jagende mens maakte van Bever een nachtbraker

13 aug 2015
Categorieën
Natuurbericht

Als we de Bever tegenwoordig kennen als een nachtdier, dan is dat de schuld van onze voorouders, die de dieren gedurende duizenden jaren bejaagden. Bevers zouden overdag nochtans beter presteren. Dat blijkt uit een studie met uitgebreide video-analyses van de Universiteit Antwerpen, die verschijnt in het wetenschappelijk vakblad Mammalian Biology.

Hun ogen zijn niet bijster geschikt om te zien in het donker, ze verliezen veel energie door hun lichaam op te warmen tijdens koelere nachten en het zijn herbivoren, die geen prooi te vangen hebben. Waarom maken Bevers het zich dan zo lastig door uitsluitend ‘s avonds en ‘s nachts op de been te zijn?

Het is een vraag waar onderzoekers van de Universiteit Antwerpen zich over gebogen hebben. Voor het antwoord moesten ze terug in de tijd. Een heel eind zelfs, naar het Pleistoceen (2.6 miljoen tot 11.700 jaar geleden). Toen gebruikten jager-verzamelaars handwapens om overdag te gaan jagen, omdat ze nog geen dierenvallen uitzetten. Uit archeologische vondsten blijkt dat de Bever als een gemakkelijk en (met zijn 70 tot 100 centimeter) dankbaar doelwit gold voor onze voorouders. Daarnaast werden Bevers ook nog eens belaagd door wolven, lynxen en bruine beren, toen die nog voorkwamen in West-Europa. Maar toch was het de mens die de Bever bijna volledig van het continent gevaagd heeft. Bevers werden bejaagd voor hun dichte pels, vlees, en voor castoreum of bevergeil, een uitscheidingsproduct dat werd gebruikt in medicijnen en parfum. Resultaat: in het begin van de twintigste eeuw waren er over heel Eurazië naar schatting nog 1200 exemplaren, verspreid over 8 populaties.

Recent dook de Bever opnieuw op in Vlaanderen, na 150 jaar afwezigheid. De Bevers kwamen terecht in een voor hen vriendelijke omgeving. De soort is strikt beschermd en heeft hier geen (natuurlijke) vijanden. Het team onderzoekers stelde tussen januari 2012 en oktober 2013 12 cameravallen op, op 97 verschillende locaties in 34 gebieden waar Bevers gesignaleerd zijn. In totaal maakten ze 1889 opnames van Bevers. Uit de analyse blijkt dat de Bever ook vandaag de dag voornamelijk ‘s nachts actief blijft, met een piek rond 2 uur. Voor de verklaring wijzen de onderzoekers naar onze ijverig jagende voorouders. Bevers zouden hun gedrag nog niet aangepast hebben aan het feit dat die jagers er niet meer zijn.

Afbeelding
_wdx1661.jpg

Een uitzonderlijk beeld: Bever aan de slag bij daglicht. Vlucht het knaagdier nog altijd voor onze jagende voorouders? (foto Wim Dirckx)

De stelling sluit aan bij de ”ghosts of predators past”-theorie van wetenschapper John Byers, die stelde dat de fenomenale loopsnelheid van de Amerikaanse Gaffelbok - die veel sneller is dan zijn huidige belagers- opgedreven zou zijn door snellere roofdieren die duizenden jaren terug leefden, maar inmiddels uitgestorven zijn.

Met hun onderzoek wilden de onderzoekers ook analyseren hoe de lengte van de dag en de sterkte van het maanlicht de activiteit van de dieren zou beïnvloeden. Anders dan verwacht, waren Bevers niet significant actiever in de langere donkere winternachten. Wel merkten ze dat de activiteit van Bevers steeg tijdens heldere nachten met meer maanlicht. Op het eerste zicht een opmerkelijke vaststelling, want meer maanlicht wordt door de meeste prooidieren geassocieerd met een groter gevaar voor roofdieren. Een alternatieve verklaring kan schuilen in de ogen van de Bever, die helemaal niet aangepast zijn aan het donker door het ontbreken van een reflecterend oogmembraan. Een heldere nacht en een duidelijker zicht kan het knaagdier meer succes opleveren tijdens het zoeken naar voedsel.

De studie maakt duidelijk dat niet alleen de huidige omstandigheden een invloed hebben op het huidige gedrag van dieren: ook gevaren uit het verleden kunnen een impact hebben.

Tekst: Kristijn Swinnen, Universiteit Antwerpen / Natuurpunt Studie
Foto: Kristijn Swinnen & Wim Dirckx
Video: Universiteit Antwerpen

Lees meer over de studie