Het begint te winteren. Tijd voor ‘de vriezeganzen’. De Vlaamse Oostkustpolders zijn een echte hotspot voor overwinterende arctische ganzen. Vooral voor Kleine rietganzen zijn deze polders een favoriet overwinteringsgebied. Kolganzen ontdekten de voorbije decennia echter ook andere geschikte winterlocaties. Recent zoeken ook de Kleine rietganzen nieuwe voedselgronden op. Internationale ganzenexperten Eckhart Kuijken en Christine Verscheure volgen nauwgezet op hoe deze verschuiving naar nieuwe ganzengebieden zich voltrekt.
Kleine rietganzen gebruiken al decennialang de Oostkustpolders als exclusief overwinteringsgebied. In de winter van 2018 - 2019 werd echter vastgesteld hoe groepen Kleine rietganzen zich tot 15 km buiten het klassieke polderareaal verplaatsten richting zandstreek. Steeds meer groepen werden vrij regelmatig gemeld in de omgeving van Sijsele, Oedelem, Beernem en Maldegem. Ook in Jabbeke, Zedelgem, Gistel, Koekelare en Ichtegem werden almaar vaker Kleine rietganzen opgemerkt. De ganzen gingen vooral op zoek naar grote maïsakkers. Hoewel de aantallen in de zandstreek konden oplopen tot enkele duizenden, bleef het totale aantal 'gansdagen'* er in de winter van 2018 - 2019 vooralsnog beperkt tot 4% van het totale aantal gansdagen dat in de Oostkustpolders werd vastgesteld. Er was dus nog geen sprake van een echte areaaluitbreiding. De meeste groepen keerden bovendien ’s avonds terug naar de kerngebieden in de polders om er te overnachten. De ‘uitjes’ naar de zandstreek waren dus vooral gericht op eten. Naarmate de winter vorderde, daalde het aantal voedselvluchten richting zandstreek omdat almaar meer maïspercelen met oogstresten werden ingeploegd en er daardoor minder voedsel te vinden was.
Rond half oktober 2019 lag het aantal ganzen dat in de Oostkustpolders overwinterde erg laag. Midden november lag het aantal echter op het normale niveau van het vijfjaarlijkse gemiddelde. Het wordt nu uitkijken naar de resultaten van de volgende tellingen.
Opmerkelijk: ook deze winter verkennen beide ganzensoorten de zandstreek. Grote maïsakkers lokken honderden ganzen die op de stoppels en oogstresten komen foerageren. De trend van vorige winter lijkt zich dus door te zetten. Opnieuw worden de recent ontdekte gebieden opgezocht, niet enkel in de zandstreek maar ook op de overgang tussen de Oostkustpolders en de IJzervallei, de 'tussenpolders' van Moere-Zande tot Leke, Keiem en Sint-Pieters Kapelle. Dat grote aantallen Kolganzen al enkele decennia de aansluitende IJzervallei als favoriete overwinteringsstek gebruiken, was al langer gekend. Het wordt nu afwachten of ook de Kleine rietganzen - die tot nog toe erg plaatstrouw bleven aan de Oostkustpolders - binnenkort ook de Westhoek zullen ‘bezetten’.
Ondanks de verplaatsingen naar nieuwe voedselgronden, keren de verkennende ganzen elke avond wel terug naar hun vertrouwde slaapplaatsen op de historisch permanente graslanden in de Oostkustpolders. Hier blijken vooral de natuurinrichtingprojecten een bijzondere aantrekkingskracht te hebben op ganzen, die op zoek zijn naar natte weiden en open water. Het LIFE-project ‘Oostkustpolders’ van Natuurpunt en de natuurinrichtingen van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) werpen zondermeer hun vruchten af. De ganzen komen er vooral om zich te poetsen en te drinken. Het behoud van een voldoende hoog waterpeil in de beschermde graslanden is dan ook van cruciaal belang. Hierover werd zeer recent een raamakkoord bereikt met diverse betrokken sectoren en instanties, mede dankzij de inspanningen van de gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen.
Verhoogde mobiliteit zorgt voor meer risico’s
De verhoogde ganzenmobiliteit moet bij de planning van trajecten voor nieuwe hoogspanningsleidingen en de locatiekeuze voor nieuwe windturbines mee worden opgenomen in de risicoanalyses om aanvaringsrisico’s van vliegende ganzen en verstoring van de erg belangrijke voedsel- en rustgebieden maximaal te vermijden. Sterke verstoringen door bv. helikopters zorgen er voor dat grote groepen ganzen zich meermaals per dag over grotere afstanden moeten verplaatsen. Dat kan voor problemen zorgen wanneer het landschap wordt doorkruist door steeds meer windturbines en hoogspanningsleidingen.
Hoe ganzen zich verplaatsen, kan o.a. worden opgevolgd door het aflezen van gecodeerde halsbanden die sedert 1990 bijna jaarlijks door onderzoekers werden aangebracht. Vooral bij Kleine rietganzen loont het de moeite om groepen af te speuren op (meestal witte) nekringen. Doordat die nekringen langsheen de hele trekroute tussen de broed- en overwinteringsgebieden worden afgelezen, weten we dat vogels op enkele dagen uit Denemarken - al dan niet met een tussenstop in Nederland - of uit Friesland naar de Oostkustpolders afzakken. In Vlaanderen worden erg veel ringen afgelezen tijdens de wintermaanden, vooral omdat de meeste ganzengroepen zich hier goed laten afspeuren. Door het jachtverbod op arctische ganzen dat in Vlaanderen sinds 1982 werd ingesteld, zijn ze hier veel minder schuw dan bv. in Denemarken.
Een aantal Kleine rietganzen en Kolganzen werd intussen ook voorzien van GPS-zenders. Vorige winter werden 12 ‘zenderganzen’ opgemerkt in de Oostkustpolders. Een aantal van hen verplaatste zich mee naar de nieuwe voedselgronden in de zandstreek. Met de voorlopige resultaten van het Deens-Nederlands zenderonderzoek kan het veranderend ruimtegebruik van de ganzen nauwkeurig in kaart worden gebracht. Dit onderzoek toonde ook aan dat door de klimaatopwarming steeds meer Kleine rietganzen in Denemarken blijven overwinteren en dus niet meer naar Vlaanderen afzakken. Toch blijven de Oostkustpolders nog steeds een 'veilige haven' voor zowat 30% van de (toenemende) Spitsbergen-populatie Kleine rieten. Het jachtverbod en de Europese bescherming van belangrijke graslandcomplexen zijn hierbij van groot belang.
*‘Gansdagen’ worden gebruikt om het belang van een gebied voor overwinterende ganzen optimaal te kunnen uitdrukken (1 gans in 1 gebied op 1 dag= 1 gansdag voor dat gebied, 1.000 ganzen in 1 gebied op 1 dag = 1.000 gansdagen voor dat gebied; 1.000 ganzen in 1 gebied op 10 dagen = 10.000 gansdagen voor dat gebied).
Tekst en foto’s: Eckhart Kuijken en Christine Verscheure
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief