Afbeelding
Treegoat/Hadel Go

Nieuwe zuidelijke maskerbij ontdekt in Brussel

7 dec 2015
Categorieën
Natuurbericht
Insecten en ongewervelden
Klimaat

Begin juli dook de maskerbij Hylaeus punctatus voor de eerste keer op in België. Deze en andere zuidelijke bijsoorten zullen door de opwarming van het klimaat steeds vaker in ons land verschijnen. Bijen die beter aarden in een koelere omgeving zullen het onderspit moeten delven.

Op 7 juli ontdekte de Belgische bijen- en wespenwerkgroep Aculea in Brussel verschillende mannetjes van de Hylaeus punctatus, een nieuwe soort maskerbij voor België. Die soort werd met een waarneming uit 1967 in Echternach (Groothertogdom Luxemburg) slechts eenmaal eerder opgemerkt in de Benelux. De grootte van deze maskerbij varieert van vijf tot zes millimeter en net zoals alle maskerbijen is ze grotendeels zwart en heeft een opvallend geel-wit masker op de kop. Van de in België beter bekende Tuinmaskerbij of Hylaeus hyalinatus, die tot hetzelfde subgeslacht Spatulariella behoort, kan je ze onderscheiden omdat haar masker niet helemaal tot de antennes reikt.

De nieuwe bij komt oorspronkelijk uit het Middellands Zeegebied, maar verlegde haar noordelijke verspreidingsgrens ondertussen naar België. Dat ze daarbij Brussel als eerste koloniseerde, is niet verwonderlijk, want voor een meer zuiders insect dat weinig eisen stelt aan haar omgeving is zo’n stedelijke omgeving erg geschikt. Die vormt een zogenaamd ‘hitte-eiland’, waarin de temperatuur ettelijke graden hoger ligt dan in het omliggende landschap. Volgens Aculea  zou de bij in Brussel een stabiele populatie opgebouwd hebben. De exemplaren werden immers teruggevonden op verschillende plaatsen, die tot één kilometer uit elkaar liggen. Veel eisen lijkt de soort daarbuiten (nog) niet aan haar habitat te stellen. Wel bewijst onderzoek uit Argentinië, waar de nieuwe maskerbij per ongeluk ingevoerd werd, dat de bij graag vertoeft in stedelijke omgevingen.

Afbeelding
tours_en_taxis_sint-jans-molenbeek_-_vindplaats_bijen.jpg

Een van de vindplaatsen in Sint-Jans-Molenbeek, foto: David De Grave en Samuel De Rycke (Aculea)

De nieuwe bij is het zoveelste insect in een steeds langer wordende lijst van meer zuidelijk voorkomende soorten die bij ons opduiken en zich daarna snel uitbreiden, zoals de Zuidelijke boomsprinkhaan, de Franse veldwesp en de Gaffelwaterjuffer. Dat zulke soorten vaker naar onze regionen trekken, wil echter niet zeggen dat klimaatsverandering zonder meer een goede zaak is. Bijen die een koeler klimaat nodig hebben, zoals hommels, komen door de opwarming namelijk in het gedrang. Dat geeft problemen omdat zij belangrijke bestuivers zijn van veel gewassen. Uit modellering van de klimaatvoorkeuren van onze Europese hommels en de verwachte veranderingen in verspreiding voor verschillende klimaatscenario’s blijkt zelfs dat vele soorten op Europese schaal grote delen van hun gebied riskeren te verliezen, of zelfs dreigen te verdwijnen. De grote vraag daarbij is in hoeverre de minder mobiele en ecologisch meer gespecialiseerde soorten in  staat zullen zijn mee op te schuiven met het veranderende klimaat. De uitbouw van een netwerk van natuurgebieden met voldoende heterogeniteit in het microklimaat zal bepalend zijn voor de instandhouding van verschillende soorten.

Een officiële Nederlandse naam kreeg de nieuwe bij nog niet. Maar volgens ontdekkers David De Grave en Samuel De Rycke van Aculea lijkt de naam ‘Stadsmaskerbij’ in ieder geval goed te passen. Hij verwijst naar de vindplaats, het habitat waar de soort zich goed voelt en bevat een knipoog naar de nauw verwante Tuinmaskerbij (Hylaeus hyalinatus).

Tekst: David De Grave en Samuel De Rycke, Aculea, Pieter Vanormelingen, Natuurpunt Studie & Erin De Wolf, Natuurpunt; foto's: Treegoat, David De Grave en Samuel De Rycke (Aculea)