Resumé VWGNOVL 31/08/2023

10 okt 2023
Categorieën
Lokaal nieuws

Aanwezigen: Piet, Roger, Franky, Johan, Jan P, Walter, Kurt, Luc, Filip, Johan, Gertjan, Frank, Hans, Anny, Jan V, Guido

1.Toekomst van het Wintag project van de Bruine Kiekendief

Anny gaf eerst een historisch overzicht hoe het Wintagproject is ontstaan.  In 2010 startte  het Wintagproject van de Grauwe Kiekendief via Ben Koks en Henk Castelijns.  In 2011 werden er voor het Bruine Kiekendieven project afspraken gemaakt over het gebruik van de Wintags met unieke Franse codes tussen het INBO en het centre d études biologiques de Chizé.  De Fransen gebruikten sinds 2006 Wintags voor Bruine Kiekendieven. De combinatie van de Wintags met unieke codes wordt gemaakt door de Fransen. Er werden sinds het begin ongeveer een 800 codes gemaakt. Ondertussen zijn de Wintags voor de Bruine Kiekendieven opgebruikt en hebben de Fransen beslist om geen nieuwe codes aan te maken voor de Bruine Kiekendieven. In onderling akkoord met de regio coördinatoren werd er beslist dat 2023 het laatste Wintag jaar is voor de Bruine kiekendief.  Terugmeldingen worden wel verder opgetekend en verwerkt en de waarnemers zullen geïnformeerd blijven.

Gedurende 13 jaar werden er gegevens verzameld van :

  • Getagde jongen  van beide geslachten
  • Getagde oudervogels
  • Habitat van het nest
  • Coördinaten van (opeenvolgende ) nesten
  • Leeftijden in nest
  • Gewichten
  • Afstanden jong tot losse waarnemingen adulten
  • Afstanden jong tot eerst broedende adulten + nadien

Vanaf nu kan er gestart worden met het opkuisen van de database. Anny geeft een overzicht van een aantal onderzoeksvragen die vervolgens kunnen worden behandeld. 

  • Welke overlevingsmodellen passen best voor de gegevens: losse waarnemingen en broedende vogels
  • Is er een verschil tussen mannetjes en vrouwtjes? Is het gelinkt aan leeftijd? Nesthabitat?
  • Worden de oudste jongen van een nest het meest terug gemeld? Relatie met conditie?
  • Disperseren jongen uit eenzelfde nest op dezelfde manier : afstanden en windrichtingen?
  • Fenologie: doen getagde jongen van vroege nesten het beter?

De verwerking van de gegevens wordt waarschijnlijk gedaan door een doctoraatsstudent.

Anny bedankt tot slot iedereen die meegewerkt heeft en verder meewerkt aan het project.

2.  Roger geeft een overzicht van broedparen Bruine kiekendief in het Krekengebied.

  • Draaiput : 3 jongen
  • Geuzeput: 1 nest in riet en 1 nest in graan
  • Blokkreek : 1 nest
  • Callustraat/ Latouwerstraat: 1 nest in tarwe
  • Bassevelde: nest beschermd maar mislukt
  • Molenkreek : 1 broedgeval
  • Boerenkreek : 4 geslaagd

 Aanvulling J Versigghel: langs de  Lieve : koppel gezien tot half juni.  Geen verdere info.

3. Steenuilenproject : Johan De Wispelaere

Gegevens over de broedzekerheid in Vlaanderen tonen aan dat de laatste decennia de aantallen sterk zijn afgenomen.  In 1998/1999 waren er 33 roepposten in het Meetjesland. 

Sinds ongeveer 1,5 jaar hangt Johan Steenuilenkasten op in het Meetjesland.

Johan gebruikt als basis voor zijn kast het Nederlandse model.  De volgende aandachtspunten zijn belangrijk om een zo optimaal mogelijke kast te maken:

Voldoende ruimte, levensduur van het materiaal, predatoren en plaatsconcurrenten buiten houden, voldoende  verse lucht, afvoer van intern vocht (condens, mest ), waterdicht en voldoende donker.

De kast bestaat uit de volgende materialen:

  • Ruw gezaagde eikenhoutenplanken die niet worden behandeld
  • Dakbedekking : staalplaat
  • Dwarsschotten : hergesmolten aluminium
  • Sluis : 2 versprongen ingangsopeningen + tussenschot
  • Achterplaat : rockpanel
  • Ventilatiehok : 2 de hands golf dakplaat
  • Bevestigingsmateriaal : RVS bouten en moeren

Kast doorsnede werd voorgesteld: ventilatie is zeer belangrijk.

  • 4 identieke bovenste  planken
  • Spatie van 1 cm tussen dakplaat en houten planken voor ventilatie en isolatie
  • Druiprand regen
  • opening tussen planken voor uitzetting en extra ventilatie

Johan legt uit hoe dakplaten en dwarsschotten worden gemaakt en hoe kasten worden bevestigd aan bomen

Verder wordt het belang van de temperatuur en vochtigheid in de kast besproken. Embryo’s van vogels hebben betere weerstand tegen afkoeling dan tegen oververhitting. Boven 44°C komen kippeneieren niet meer uit. Mogelijke gevolgen van oververhitting worden besproken.

Ontstaan van cloacamilieu moet worden vermeden.  Door te hoge vochtigheid begint mest van de jongen te gisten en ontstaan er zwavelverbindingen en ammoniakgas. Ammoniak  is een  bijtend gas dat oogschade veroorzaakt.  Door te hoge kasttemperatuur verlaten de jongen te vlug de kast met verhoogd risico op predatie. Door de kasten te kuisen na de broedperiode en het nestmateriaal te verversen heeft men het volgende jaar geen kippenvlooien. Te veel vlooienpoep op de eieren kan fataal zijn voor de embryo’s door ademhalingsproblemen.

Nestkasten mogen nooit in de volle zon opgehangen worden.  Zuidgerichte locatie met slechte ventilatie geeft weinig broedsucces.

Vervolgens wordt de marterveiligheid van de kast besproken zoals de martersluis bestaande uit 2 versprongen ingangsopeningen, de pendelkast, PVC buis van 160 mm met schuine kant en marterkraag.

Bezetting in kasten: (ik heb niet genoteerd hoeveel kasten er ophangen)

Johan hoopt dat 1/3 de van de opgehangen kasten op termijn worden bezet.