Afbeelding
Bunzing
Natuurpunt Studie

Van dwergspitsmuis tot wild zwijn: deze soorten profiteren van faunapassages in Zoniënwoud

23 jun 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Zoogdieren

In het Zoniënwoud zijn de laatste jaren enkele faunapassages in gebruik genomen (ecoduct, tunnel, faunabuis) om de aanwezige dieren veilig de Brusselse ring te laten oversteken. Natuurpunt Studie onderzocht in 2019-2020 - in opdracht van het Departement Omgeving en met medewerking van Natuur en Bos van de Vlaamse Overheid - welke dieren gebruik maken van die maatregelen. Bovendien is ook het aantal verkeersslachtoffers gedaald dankzij het ecoraster dat de dieren de weg wijst naar de faunapassages.

Het Zoniënwoud, gelegen aan de zuidrand van Brussel, behoort tot het Natura 2000 Netwerk, maar wordt ook doorkruist door drukke verkeersaders (o.a. Brusselse Ring, E411 en spoorlijn 161). In het kader van het LIFE+ OZON project (2013-2018), werden een aantal reeds aanwezige tunnels tot natuurverbindingen omgevormd en een aantal nieuwe faunapassages aangelegd. Voor enkele nieuw aangelegde ontsnipperingsstructuren werd vóór de bouw nagegaan welke soorten er voorkwamen, de resultaten van dit onderzoek zijn hier terug te vinden.

In 2019 werden drie maatregelen grondig opgevolgd. De grootste daarvan is het in 2018 afgewerkte ecoduct Groenendaal. Deze brug (60 x 50 m) verbindt beide zijden van de R0 ter hoogte van de voormalige koninklijke renbaan en kan een breed gamma aan soorten helpen om zich tussen beide zijden van de snelweg te verplaatsen. Als 2de werd de reeds bestaande tunnel bekeken, die gelegen is aan de Flossendelle, tussen de kruispunten Leonard en Vierarmen. Deze tunnel langs de Bezemboomweg, die toegankelijk is voor voetgangers en fietsers, werd heringericht om hem geschikter te maken voor gebruik door dieren. Tot slot werd ook een faunabuis opgevolgd. Dit is een kleine koker (diameter ca. 1m) onder de snelweg, die vooral gericht is op gebruik door zoogdieren zoals vos en marterachtigen.

Vos en ree vaak op ecoduct

Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de passage van en het gebruik van deze verbindingen door een zo gevarieerd mogelijke groep dieren, zijn op de drie locaties verschillende onderzoekstechnieken gebruikt. Cameravallen brachten de grotere, niet-vliegende zoogdieren in kaart. Vos en ree lieten zich het meeste zien. Er waren ook verschillende waarnemingen van steenmarter en bunzing (deze laatste enkel aan de faunabuis). Grote verrassingen bleven uit, maar de opnames van een wild zwijn op twee verschillende dagen in de buurt van de ecotunnel van Flossendelle, toonden aan dat de evers ook in dit deel van het Zoniënwoud actiever worden. De ecotunnel zelf heeft alvast vos, ree, steenmarter en gewone bosmuis als klanten.

Afbeelding
vossen

Vossen maken regelmatig gebruik van het ecoduct, en hebben daarbij geen oog voor de aanwezige camera’s (foto: Natuurpunt Studie).

Ook de kleintjes tellen mee!

Onder zogenaamde ‘slangenplaten’ – golfplaten uit kunststof van ongeveer een halve bij een halve meter - en met live-traps vinden we de kleine zoogdieren. Via deze methodes werden vooral aardmuizen, gewone bosmuizen en rosse woelmuizen aangetroffen, maar ook dwergmuis en drie soorten spitsmuizen.

Amfibieën

Naast zoogdieren werden ook verschillende andere diergroepen onderzocht. Onderzoek met behulp van fuiken in een poel bovenop het ecoduct, aangevuld met losse waarnemingen, leverde waarnemingen op van bruine kikker (zowel adulten als larven), alpenwatersalamander en gewone pad. In de ecotunnel van Flossendelle was er eveneens een waarneming van alpenwatersalamander. Beide ontsnipperingsmaatregelen worden dus ook door amfibieën gebruikt om zich tussen de verschillende delen van het Zoniënwoud te verplaatsen.

Besluit

Slechts één jaar na aanleg, blijkt het ecoduct Groenendaal al een succes bij verschillende soorten zoogdieren en amfibieën. Ook beide andere onderzochte ecoverbindingen, die al enkele jaren langer aangelegd of heringericht werden, kennen druk dierenverkeer.

Een belangrijk argument voor de aanleg van ontsnipperingsmaatregelen is het verminderen van het aantal verkeersslachtoffers. Dat wordt verzekerd door de aanleg van een ecoraster dat de dieren naar deze objecten leidt. Tijdens het onderzoek ging er extra aandacht naar verkeersslachtoffers. Gedurende de volledige onderzoeksperiode zijn nauwelijks zoogdieren dood gevonden langs de snelweg ter hoogte van het ecoraster.

De ingrepen van het Life+ OZON project waren dus een succes – al blijft er nog werk om het Zoniënwoud verder te ontsnipperen.

Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van het Departement Omgeving van de Vlaamse Overheid, in nauwe samenwerking met Natuur en Bos (ANB), beheerder van het Vlaams deel van het Zoniënwoud en in overleg met de andere beheerders en partners in het OZON-project. Dit zijn de eerste resultaten van het onderzoek, een gedetailleerd rapport volgt van zodra alle gegevens verwerkt zijn.

Tekst: Simon Feys en Jorg Lambrechts, Natuurpunt Studie; Kris Boers, Zoogdierenwerkgroep Natuurpunt

Foto’s: Natuurpunt Studie