Afbeelding
Jenny Dedoncker

Van turtle farm tot vriesdood in Belgische natuur: de lijdensweg van Amerikaanse waterschildpadden

19 mei 2016
Categorieën
Natuurbericht

Tussen 2010 en 2014 werden ruim 300.000 Noord-Amerikaanse waterschildpadden geïmporteerd in België. Dat blijkt uit cijfers van het federaal agentschap voor veiligheid van de voedselketen (FAVV). De dieren worden in weerzinwekkende omstandigheden gekweekt en getransporteerd. Bovendien worden ze steeds vaker teruggevonden in de vrije natuur in West-Europa, een omgeving waaraan de tropische dieren niet aangepast zijn. Een importverbod voor de waterschildpadden kan nodeloos leed vermijden.

Waterschildpadden komen van nature niet voor in onze contreien. Als gevolg van ons te wisselvallig Atlantisch klimaat en de te koude temperaturen, kunnen de legsels zich hier niet ontwikkelen. De 5 inheemse Europese soorten schildpadden komen voornamelijk voor in de Balkan en in het Middellandse Zeegebied, met de Loire als meest noordelijke verspreidingsgrens.

Daar kwam verandering in als gevolg van de massale import van Noord-Amerikaanse waterschildpadden. De schildpadden worden op grootschalige manier gekweekt in de ‘Turtle Farms’ van de Verenigde Staten. De schildpadboerderijen situeren zich vooral in de zuidelijke staten van de VS, onder meer in Louisiana, Florida en Alabama. In de staat Louisiana alleen worden jaarlijks 10 miljoen babyschildpadjes geproduceerd. Deze jonge schildpadden zijn meteen geschikt voor de handel. Bij een dalende vraag of een tijdelijke overproductie worden de jonge dieren gekoeld tot 10 tot 15 °C, tot de handel weer aantrekt. Deze koelingsperiode kan soms een jaar duren en veroorzaakt een sterke daling van het metabolisme van de schildpadjes. Gedurende deze tijd krijgen de dieren geen eten of drinken, maar teren ze op hun reserves. Als de markt weer aantrekt en de vraag naar jonge waterschildpadden weer stijgt, worden ze alsnog verpakt en verkocht.

De Amerikaanse overheid heeft de verkoop van de babyschildpadden in eigen land verboden vanwege een potentiële kans op salmonellabesmetting. Alleen schildpadden met een schildlengte groter dan 4 inches mogen op de Amerikaanse markt worden verkocht. Als gevolg van het risico op salmonella-infectie worden de schildpadeieren voorafgaand aan het broedproces behandeld met antibiotica. Dit leidt dan weer tot antibioticumresistente lijnen van Salmonella en andere darmbacteriën. Met de babyschildpadjes importeren we mogelijk dus ook een agressieve versie van deze ziektes.

De meeste waterschildpadden worden gekweekt voor de Aziatische en Europese markt. Ze worden per vliegtuig getransporteerd in platte dozen met tussenwandjes van 2 lagen, goed voor 500 schildpadjes per doos. Schildpadjes worden vooral geleverd aan dierenspeciaalzaken en tuincentra. De pasgeboren schildpadjes die in dierenspeciaalzaken aangeboden worden zien er schattig uit maar de kopers vergeten dat naarmate de dieren groeien, het plastieken aquariumpje met dito palmboompje niet meer volstaat als verblijf.

Afbeelding
c._serpentina_zomer_2009.jpg

De kopers van baby-waterschildpadden beseffen vaak niet dat de dieren fors kunnen groeien en vaak worden dieren in de vrije natuur gedumpt. (foto: Robert Jooris)

Noodgedwongen verhuizen ze dan naar de tuinvijver of worden ze gedumpt in de vrije natuur. Daar slijten ze hun verdere leven in barre omstandigheden, want de tropische dieren zijn niet aangepast aan ons koud en wisselvallig klimaat. Dat ze überhaupt overleven, hebben ze vooral te danken aan hun taaiheid. Velen overleven een vorstperiode niet.

Afbeelding
favv.jpg

(cijfers FAVV)

Het aantal soorten dat gevonden wordt in de Europese natuur is de laatste jaren opmerkelijk toegenomen, vooral na het importverbod voor de Roodwangschildpad. Enkele jaren nadien werd ook de import van de Sierschildpad verboden. Voor de overige soorten bestaat geen enkele importbeperking in België.

Volgens waarnemingen.be en gegevens uit opvangcentra zijn er tot nu in België al acht soortgroepen gesignaleerd. In volgorde van waarnemingsfrequentie gaat het om Roodwangschildpad, Geelbuikschildpad, Geelwangschildpad, Zaagrugjes, Cooters en sierschildpadden en de Bijtschildpad. Tot vandaag werd in West-Europa in de natuur nog geen succesvolle voortplanting vastgesteld. Een bevrucht schildpaddenei heeft 59 tot 112 dagen nodig bij een omgevingstemperatuur van circa 28 °C om succesvol te ontwikkelen.

Succesvolle voortplanting van Noord-Amerikaanse waterschildpadden is wel al vastgesteld in Frankrijk, Spanje, Slovenië en Italië. Vooral bij dichte concentraties van de alleseters (Trachemys- en Chrysemyssoorten zijn in hun juveniel stadium carnivoor) kan er een impact zijn op de biodiversiteit. Bovendien ontbreken natuurlijke vijanden (onder andere krokodillen en grote roofvissen) in onze wateren. En het valt niet uit te sluiten dat de soort zich ooit (bij veranderend klimaat) wel bij ons zou kunnen voortplanten. Daarom lijkt het opportuun om geen risico’s te nemen.

Opvangcentra voor vogels en wilde dieren of Reptielenopvangcentra worden overspoeld door Amerikaanse schildpadden. In het opvangcentrum in München is de aanvoer in vijf jaar verdubbeld en bedraagt ze meer dan 400 dieren per jaar. Centra voor schildpaddenopvang in België situeren zich in Blankenberge (Sea-Life), Opglabbeek (Natuurhulpcentrum) en Zuienkerke (SOS Reptiel). Het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek kan de toenemende opvang zelfs niet meer aan en moet de dieren overbrengen naar het Nederlandse schildpaddencentrum in Alphen aan de Rijn.

Zowel voor de natuur op het Europese continent als voor de dieren zelf, is een verbod op de import van Noord-Amerikaanse waterschildpadden aan de orde. Dat kan door ze op te nemen in de EU lijst van invasieve soorten. De roodwangschildpad staat op de eerste ontwerplijst die dit jaar nog zou worden goedgekeurd. Het zou echter beter zijn als alle Noord-Amerikaanse waterschildpadjes op de lijst komen om te vermijden dat de handel bij verbod van de ene soort simpelweg vervangen wordt door een andere soort. Die mogelijkheid is voorzien in de Europese wetgeving, maar tot nu toe werd er geen gebruik van gemaakt.

Tekst: Robert Jooris, HYLA, amfibieën- en reptielengroep van Natuurpunt
Foto's: Robert Jooris & Jenny Dedoncker