Afbeelding
Dellex

Vissen in warmer water: leven op het scherp van de snee

6 jun 2016
Categorieën
Natuurbericht
Klimaat
Vissen


Onderzoek in de Baltische zee toont aan dat vissen zich relatief goed kunnen aanpassen aan warmere wateren. Er blijft een bovengrens: in extreem warme watertemperaturen is overleven onmogelijk. Het vissenbestand komt als gevolg van de klimaatverandering meer en meer onder druk.

Aan de Noorse University of Science and Technology werd 30 jaar geleden een project gestart met als doel om de effecten van hogere temperaturen op vissen te onderzoeken. Hiervoor werd voor de Zweedse kust het Forsmark Biotest Enclosure aangelegd. Het is een bassin van een vierkante kilometer groot, afgescheiden van de rest van de Baltische zee. De watertemperatuur in dit afgesloten deel wordt tussen de vijf en tien graden warmer gehouden door warm water van de nabijgelegen Forsmark-kerncentrale af te leiden tot in het bassin. Verder blijft het volledig onderhevig aan de dagelijkse en seizoenale veranderingen die de rest van de Baltische zee ondervindt. Het vormt daarmee een perfect model voor de toekomstsituatie als gevolg van klimaatveranderingen.


Afbeelding
forsmark10_0.jpg

De kerncentrale van Forsmark. (Foto: Vattenfall)

De specifieke soort die onderzocht werd is de Baars, een heel algemene soort in Europa en Noord-Azië. Het is een roofvis die op het zicht jaagt en daarom helder water nodig heeft. Het is, samen met de Blankvoorn, de dominante soort in voedselarme wateren en is vaak een van de eerste kolonisatoren van nieuwe waterlopen.

In 2012 en 2013 werden Baarzen van de Baltische zee overgeplaatst in het bassin. Daarna werd hun stofwisseling vergeleken. Het metabolisme in rust was voor de Biotestvissen lager dan dat van de soorten die in het koudere water leefden. Vissen zijn koudbloedig en zijn dus afhankelijk van hun omgevingstemperatuur. Bij warmere temperaturen is er meer energie van buitenaf beschikbaar en moet er dus vanuit de vis zelf minder geïnvesteerd worden om het metabolisme op peil te houden. Dit is merkbaar in de daling van het basismetabolisme. Zoals een continu zonnebadende hagedis, hebben de Biotech-Baarzen relatief meer warmte kunnen gebruiken doorheen de 30 jaar, en is hun stofwisseling gedaald. Ook bij het snel opwarmen van de vissen scoorde de Biotech variant beter dan zijn Baltische tegenhanger. De onderzoekers spreken van een “plastic floor”, een buigzame vloer, wat betekent dat de vissen een zekere flexibiliteit bezitten als het op overleven in warmere wateren aankomt.

Dit lijkt op zich goed nieuws, maar een buigzame vloer betekent nog geen buigzaam plafond. Er is sprake van een “concrete ceiling”, een betonnen bovengrens. De vissen blijken niet in staat zich aan te passen aan extreme temperaturen. De vissen buiten het bassin waren in staat te overleven in temperaturen tot 10°C hoger dan hun normale omgeving, deze in het bassin konden slechts een stijging van 4.6 graden overleven. Uiteindelijk betekent dit dat het verschil in overleving op heel hoge temperaturen amper verschilt tussen beide. De vissen in het bassin hebben een veerkracht ontwikkeld tegen de opwarming, maar stoten even hard tegen het plafond.

De vissen binnen de afsluiting leven ook dichter bij dit plafond en hebben maar een kleine marge over. Een marge die kleiner zal worden naarmate de waterlopen nog meer opwarmen. Het grootste gevaar hierbij komt in de vorm van plotse warmtegolven. Als om één of andere reden de temperatuur nog meer stijgt, zelfs als dit maar gebeurt voor een korte tijd, kan dit het einde betekenen voor een populatie die het anders uitstekend leek te doen.

Er is dus ongetwijfeld een limiet aan wat vissen aankunnen. Ondanks hun flexibiliteit wordt het alsmaar moeilijker voor vissen om te overleven in een warmer klimaat met extremer weer. Het betonnen plafond blijft als het zwaard van Damocles boven hun hoofd hangen.

Tekst: Simon Degryse, Natuurpunt
Foto’s: Vattenfall, Dellex

Bron