Afbeelding
Tess Goessens

Amfibiepoelen in Zwalmstreek chemisch verontreinigd door landbouw

9 aug 2021
Categorieën
Natuurbericht
Insecten en ongewervelden
Landbouw
LIFE BNIP
Natura 2000
Onderzoek
Water

Amfibieën worden wereldwijd bedreigd door diverse factoren: verdwijnen van leefgebieden, klimaatverandering, verkeer, … Uit heel wat onderzoek blijkt dat ook chemische verontreiniging vanuit de landbouw bijdraagt tot de achteruitgang van amfibieënpopulaties. Zo werden eerder al toxische effecten vastgesteld bij padden en kikkers voor o.a. verscheidene pesticiden, zware metalen, anti-parasitaire middelen en antibiotica. Deze chemicaliën kunnen in amfibiepoelen terechtkomen door afvloei van besproeide of bemeste velden, lekkage uit de zware metaalindustrie, of door atmosferisch transport en neerslag.

26 amfibiepoelen onderzocht

Onderzoek aan de Universiteit Gent door doctoraatsstudente Tess Goessens heeft aangetoond dat amfibiepoelen in de Zwalmstreek, zijn blootgesteld aan agrochemische pollutie. Om deze verontreiniging concreet in kaart te brengen, werden uit 26 poelen waterstalen onderzocht op het voorkomen van 178 agrochemicaliën. De stalen werden in 2019 maandelijks genomen, tussen maart en juni. Deze periode overlapt met het voortplantingsseizoen van onze inheemse watersalamanders. In het voortplantingsseizoen zitten zowel de legsels, de larven, juvenielen als de volwassen watersalamanders in de poelen. In die periode zijn ze blootgesteld aan alle stoffen die zich in het water bevinden. Het is dan ook erg interessant om na te gaan welke stoffen er in die poelen aanwezig zijn. In de onderzochte poelen werden zowel alpenwater- als vinpootsalamanders gevonden.

Afbeelding
Verontreinigde poelen

Toxische concentraties voor watervlo

In de 26 amfibiepoelen werden hoge maximumconcentraties (microgram/L) teruggevonden van het herbicide terbuthylazine en het zware metaal zink. Beide werden/worden gebruikt in de landbouw. Zink kan echter ook afkomstig zijn van lekkage van metaalindustrie-sites en geasfalteerde wegen of van metalen daken. Er werden hoge maximumconcentraties teruggevonden van een aantal pesticides (bifentrine, cypermethrine, hexachloorbenzeen) en andere zware metalen (cadmium, koper, kwik). De vastgestelde maximumconcentraties bleken hoog genoeg om een toxisch effect uit te oefenen op de watervlo. Watervlopopulaties vormen een essentieel onderdeel van de voedselketen in poelen en kunnen indirect een invloed hebben op amfibiepopulaties. Bovendien hebben ze een impact op het besmettingsrisico voor amfibieën met de huidschimmelziekte chytridiomycose: watervlopopulaties kunnen schimmelsporen consumeren en kunnen op die manier de infectiedruk van chytridiomycose verlagen. 

Nog 72 andere agrochemicalieën

In het onderzoek werden ook lagere concentraties (ng/L) vastgesteld van 72 agrochemicaliën. Het ging o.a. om verscheidene antibiotica (tetracyclines), het ontwormingsmiddel levamisole, mycotoxines en andere zware metalen en pesticiden. De aangetroffen lage concentraties van antibiotica veroorzaken - voor zover bekend - geen toxische effecten op amfibieën. Ze vormen wel een mogelijk risico voor het ontwikkelen van antimicrobiële resistentie bij bacteriën die bijvoorbeeld via geteelde groenten terecht kunnen komen bij de consument. De lage concentraties aan anti-parasitaire middelen vormen een risico voor anti-parasitaire resistentie en onvoldoende effect na behandeling met ontwormingsmiddelen bij veedieren.

Er werd ook gezocht naar producten waarvan het landbouwkundig gebruik intussen verboden is. Zo werden er lage concentraties teruggevonden van verboden, doch persisterende, bestrijdingsmiddelen zoals atrazine (39 ng/L) (verboden sinds 2004), simazine (25 ng/L) (verboden sinds 2004) & DDE (een afbraakproduct DDT, 40 ng/L) (verboden sinds 1974).

Verder onderzoek vereist 

Het onderzoek toont aan dat poelen in de Zwalmstreek onderhevig zijn aan chemische verontreiniging vanuit de landbouw. In welke mate deze verontreiniging door het aantasten van watervlopopulaties en amfibieën een invloed heeft op het ziekteverloop van chytridiomycose, dient verder onderzocht te worden.

Tekst: Tess Goessens, Universiteit Gent