Afbeelding
Knoflookpad
Mark Zekhuis/Saxifraga

De terugkeer van de knoflookpad

29 jul 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Natuurbeheer

Na een succesvolle kweek van de kamsalamander en de vroedmeesterpad in de viskwekerij van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) te Linkebeek, werd in 2020 gestart met het opkweken van de meest bedreigde amfibieënsoort van ons land, de knoflookpad. Deze kweek MOET de Vlaamse populatie weer op de kaart zetten.

De laatste decennia is de knoflookpad er sterk op achteruit gegaan. Tussen 1856 en 1979 werd de soort nog teruggevonden in 22 IFBL hokken (4 x 4 km) verspreid over zowat heel Vlaanderen (voornamelijk Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg). Vandaag kunnen we, aan de hand van het meetnet (sinds 2016) en eDNA-onderzoek (2017-2019), stellen dat de Knoflookpad nog slechts in 2 kilometerhokken (1 x 1 km) voorkomt. Tussen deze 2 overgebleven populaties is er geen uitwisseling mogelijk. Bovendien blijkt uit monitoring dat de populaties erg klein en kwetsbaar zijn.

Zulke kleine populaties komen in een zogenaamde ‘extinctie vortex’ terecht. Doordat populaties klein zijn, zullen ze door genetische processen als inteelt en het toevallig verlies aan genetisch variatie (drift) inboeten aan genetische diversiteit. Een lagere genetische diversiteit verhoogt dan opnieuw de kans op drift en inteelt en dus verder verlies van genetische diversiteit. Een vicieuze cirkel (‘vortex’) waar een populatie niet vanzelf uitgeraakt en, zonder veranderende factoren, eindigt in het uitsterven van de populatie. Dit komt doordat genetische diversiteit de basis vormt voor de veerkracht, adaptatie en, op lange termijn, evolutie van populaties en soorten. Iwan Lewylle schoof in zijn soortbeschermingsprogramma (2016) de kweek van deze pad dan ook als noodzakelijk naar voren om het tij te keren. In opdracht van het Agentschap Natuur en Bos (ANB) zal het INBO de opkweek en uitzet uitvoeren.

Knoflookpadden zetten hun eieren af in de vorm van dikke snoeren. Eén snoer bevat enkele honderden tot duizenden eieren, afhankelijk van de grootte en conditie van het vrouwtje. Door allerlei factoren zal onder natuurlijke omstandigheden minder dan 1% van de eieren uitgroeien tot juveniele dieren die het water verlaten. Deze moeten dan nog allerlei beproevingen zoals predatie, droogte, verkeerssterfte, … doorstaan aan land vooraleer ze in hun derde levensjaar zelf aan voortplanting kunnen beginnen. Slechts een zeer kleine fractie van de eieren kan zich dus volledig ontwikkelen en zelf voor nakomelingen zorgen.

Een groot percentage van de sterfte bevindt zich in het larvale stadium. Door de eieren na de afzet uit het natuurlijk systeem te halen en in de aangepaste kweekfaciliteiten te Linkebeek op te kweken, kan een zeer groot deel van deze sterfte vermeden worden. Daarnaast wordt zo een goede kwaliteit van de nakomelingen gewaarborgd, die als sterke en grote juvenielen een hogere overlevingskans hebben. In het voorjaar van 2020 werden tijdens verschillende veldbezoeken in de twee overblijvende populaties 18 (delen van) eisnoeren gevonden die werden overgebracht naar de viskwekerij van het INBO in Linkebeek. Daar zorgt een gespecialiseerd team van het INBO bestaande uit Johan Auwerx, Jeroen Speybroeck, Bruno Picavet en Loïc van Doorn voor het opkweken en uitzetten van de larven.

Afbeelding
larve knoflookpad Saxifraga

 Larve van de knoflookpad (foto: Kees Marijnissen/Saxifraga)

Het eerste jaar was meteen een groot succes. De groei van de larven verliep voorspoedig en de onderzoekers slaagden erin om 11.465 larven tot vlak voor de metamorfose naar landdieren op te kweken. Knoflookpadlarven kunnen erg groot worden, in de kwekerij zijn dieren van meer dan 10 cm gemeten. Daarom zijn allerlei onderzoeken opgezet om te bestuderen hoe het groeiproces geoptimaliseerd kan worden om de successen verder door te zetten de komende jaren. Daarnaast werden gelukkig ook de noodzakelijke ziekte-screeningen van de larven met glans doorstaan en is ervoor gekozen om de volgroeide larven aan het begin van de zomer terug vrij te laten. De knoflookpadjes werden deels teruggebracht naar de twee oorsprongslocaties, maar ook werden twee nieuwe locaties geselecteerd om de larven uit te zetten. Gehoopt wordt dat hierdoor de nakende extinctie voorlopig afgewend is. Voor de zekerheid zijn ook een klein aantal juvenielen bijgehouden uit voorzorg en om mee te kweken zodra deze volwassen zijn geworden.

Terwijl in Linkebeek alles in orde wordt gebracht om volgend jaar terug klaar te staan om één van onze zeldzaamste amfibieën een goede (tijdelijke) thuis te bieden worden de eerste waarnemingen van de uitgezette larven als juvenielen op de kant reeds ingegeven. Hopelijk luidt dit de start in van een succesverhaal voor de knoflookpad in Vlaanderen!

Tekst: Sam Van de Poel (Natuurpunt Studie), Johan Auwerx, Loïc van Doorn & Jeroen Speybroeck (INBO)