Afbeelding
Dieder Plu

Globetrotters en huismussen onder de Bruine kiekendieven

21 mrt 2018
Categorieën
Natuurbericht
Roofvogels
Vogels

Terwijl sommige kiekendieven hun broedgeluk ver gaan zoeken, blijven anderen op een boogscheut van hun geboorteplek. De vrouwtjes blijken verder te vliegen dan de mannen. Ook de afstanden die jongen uit hetzelfde nest afleggen kunnen sterk verschillen. Dat blijkt uit onderzoek dat het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek (INBO) de afgelopen 7 jaar uitgevoerd heeft. Voor het onderzoek werden 802 jonge vogels voorzien van een kleurmerk op hun vleugels.

De Bruine kiekendief is een van onze fraaiste roofvogelsoorten. Volwassen mannetjes zijn overwegend bruin met grijze rug en staart en opvallende zwarte vleugeltoppen. De wijfjes zijn iets minder gekleurd en hebben een lichtgeel petje, een bleke keel en gele vleugelvlekken. Bruine kiekendieven jagen doorgaans laag boven de grond, op zoek naar muizen, jonge konijntjes en kleine vogels.

Anders dan bekendere roofvogels als Slechvalken en Buizerds hebben Bruine kiekendieven nog niet al hun geheimen prijsgegeven. Komen de jongen als volwassen vogel terug naar hun geboortestreek? En wordt er dan elk jaar op dezelfde plek gebroed? Veel vragen die onderzoekers van het INBO in de loop van de jaren beetje per beetje aan het oplossen zijn.

802 kleurmerken in België, Nederland en Frankrijk

Om de jongen te kunnen volgen in hun doen en laten gebruikten de onderzoekers kleurmerken met unieke codes waardoor elke vogel individueel herkenbaar is. Deze “wingtags” worden op een veilige manier aan de vleugels bevestigd van bijna vliegvlugge jongen op het nest.

Bij ons broedt de soort vooral in de Noordzee-en Scheldepolders, van de Westkust tot Antwerpen. Daarnaast werd ook gekleurmerkt in Zeeland en sinds twee jaar ook in het aan België grenzend deel van Noord-Frankrijk (Nord-Pas-de-Calais). Na zeven jaren veldwerk en onderzoek begint het aantal gegevens toch flink aan te dikken. Sinds 2011 werden in de verschillende regio’s samen 262 nesten bezocht en 802 jonge vogels van kleurmerken voorzien.

Terugmeldingen tot in Sierra Leone

In het totaal is er van 113 verschillende vogels tenminste één terugmelding uit één van de jaren na hun geboorte. Een groot aantal van deze terugmeldingen komen uit het studiegebied en wijdere omgeving, waar er toch wat intensiever wordt gelet op vogels met kleurmerken. Maar er zijn ook enkele waarnemingen uit Groot-Brittannië, Ierland, Frankrijk, Spanje en Duitsland, en uit de Afrikaanse overwinteringsgebieden in Senegal en Sierra Leone.

Afbeelding
Verspreidingspatroon jonge bruine kiekendieven

Jonge bruine kiekendieven verspreiden zich in verschillende windrichtingen en over verschillende afstanden, die gaan van enkele kilometers tot meer dan 200 km.

Teruggemelde vogels werden zowel overvliegend als broedend geobserveerd. Van beide zijn de gegevens interessant om de overleving te bepalen, maar meldingen van broedende vogels zijn voor dit onderzoek het nuttigst. Van hen kunnen we immers nauwkeurig de afstand geboorteplaats/broedplaats bepalen en weten we ook in welk leefgebied ze hun nest maken.

Honkvaste mannen?

Ondertussen weten we van 63 jongen waar ze als volwassen vogel zijn gaan broeden. Is dat dicht bij of ver weg van hun geboorteplaats? Geen kiekendief is gelijk, zo blijkt. De afstanden variëren van enkele kilometers tot meer dan 200 km en vogels verspreiden zich in verschillende richtingen (zie Figuur 1 en 2).

Afbeelding
Afstanden afgelegd door 63 verschillende jonge vogels tot hun eerste terugmelding als broedende volwassene.

Afstanden afgelegd door 63 verschillende jonge vogels tot hun eerste terugmelding als broedende volwassene. De 63 individuen staan afgebeeld op de horizontale as. De balkjes in blauw zijn mannelijke vogels, in rood vrouwelijke vogels. De hoogte van de balkjes geeft de afgelegde afstand weer, te zien op de vertikale as.

De gegevens wijzen erop dat de afstanden die de wijfjes afleggen tussen geboorteplaats en hun eerste broedplaats significant groter zijn dan bij de mannetjes. Voorlopig ziet het er dus naar uit dat mannetjes een grotere plaatstrouw vertonen.

Vogels waarvan we terugmeldingen hebben over meerdere jaren, kunnen trouwens heel verschillende patronen vertonen. De eerste keer verder van de geboorteplaats en erna enkele keren dichtbij, of juist omgekeerd. Dit komt voor zowel bij mannetjes als bij wijfjes. Jammer genoeg zijn er nog niet genoeg van zulke gegevens om hier al harde besluiten uit te trekken.

Ook jongen van hetzelfde nest blijken niet altijd hetzelfde gedrag te vertonen: het ene mannelijk jong gaat bijvoorbeeld 7 km ver broeden, en zijn broertje op 89 km. In een ander geval zien we dat twee mannelijke jongen uit eenzelfde nest na twee jaar teruggemeld worden, beide broedend op nog geen kilometer van elkaar en slechts 4 kilometer van hun geboorteplaats.

Mysterie blijft

Het zijn maar een paar voorbeelden die aantonen hoe complex het systeem kan zijn. Hoe meer terugmeldingen er komen, hoe meer we het raadsel kunnen ontcijferen. De tijdens het tagwerk verzamelde biometrische gegevens (en borstveerstalen) zullen ook bijdragen tot een betere kennis van hoe het systeem in elkaar zit.

“Iedere waarneming telt” is voor dit project zeker geen loze uitdrukking, maar van cruciaal belang. Ook in 2018 en erna zullen de onderzoekers jonge kiekendieven kleurmerken. Daarom roept het INBO op om bij elke waarneming van een Bruine kiekendief eens extra op te letten of die gekleurmerkt is en hoe de wingtags eruit zien (welke kleur, welke code erop te zien is, en op welke vleugel de tag aangebracht is). Gegevens kan je kwijt via waarnemingen.be.of via email bij [email protected]

Het INBO coördineert alles, maar wel in nauwe samenwerking met talrijke vrijwillige veldmedewerkers van de Werkgroep Roofvogels Zeeland, de Natuurwerkgroep De Kerkuil, en recent ook met de Groupe ornithologique et naturaliste du Nord-Pas de Calais. Ook lokale Vogelwerkgroepen, ringers van de Belgische Ringdienst en de Nederlandse en Franse ringcentrales en natuurfotografen dragen hun steentje bij. De kleurmerken werden geleverd door het Centre d’Etudes Biologiques te Chizé (Frankrijk). Er is ook samenwerking met de Regionale Landschappen Meetjesland en IJzer & Polder.

Tekst: Anny Anselin, INBO
Foto: Dieder Plu & Anny Anselin