Afbeelding
Droogte
Stein Temmerman

Hoe problematisch is de droogte voor onze vennen?

2 sep 2022
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
Droogte


DOSSIER DROOGTE

Onze natuur heeft het zwaar. Dit is al het vijfde droge voorjaar in zes jaar tijd. Samen met wetenschappers en experten bekijkt Natuurpunt het effect van die droogte op onze natuur. Welke soorten lijden hier het meest onder en zijn er ook oplossingen? Volg het Dossier Droogte

Hoe problematisch is de droogte voor onze vennen?

Vennen zijn ondiepe wateren die we vooral in heiden en venen vinden. Door hun van nature voedselarme karakter herbergen ze een typische flora en fauna. Omdat ze vooral door regenwater gevoed worden vallen vennen in hete zomers al eens droog, en dat gebeurt door de klimaatverandering steeds vaker. Voor een aantal soorten kunnen die extreme en langdurige droogtes problematisch worden.

Vennen zijn meestal niet erg soortenrijk, maar vormen het leefgebied van typische soorten die we elders in de Vlaamse natuur niet terugvinden. Zo vinden we er specifieke waterplanten terug, zoals oeverkruid. Die zeldzame plant geldt als een kensoort voor specifieke venvegetaties. Ze groeit op droogvallende oevers en kan dus wel met een droogteperiode om. Anders is het voor de nog zeldzamere waterlobelia. Die plant is de afgelopen decennia op heel wat locaties verdwenen en komt nog maar op een paar locaties in de Kempen voor. In het Turnhouts vennengebied heeft de soort nog een bolwerk, maar momenteel zijn de groeiplaatsen van deze plant drooggevallen. Ook de bladrozetten zijn volledig verdroogd. Het is de vraag of deze soort hier deze droogteperiode kan overleven. Door het droogvallen van de vennen gaat ook de successie sneller: de venoevers en -bodem groeien dicht met andere planten, zoals veelstengelige waterbies. Daardoor kan de waterlobelia verdrongen worden. Nog erger is de opmars van een exoot als watercrassula. Die lijkt lokaal te profiteren van het droogvallen van vennen.

Afbeelding
Ven Wortel-Kolonie

Ven in Wortel-Kolonie (foto: Wim Verschraegen).

Weerkerende droogtes zorgen ervoor dat vennen (en hun typische vegetaties) door de jaren heen in oppervlakte afnemen. Zo blijkt uit vegetatiekarteringen van het INBO op het Schietveld in Hechtel dat de oppervlakte vennen er in de periode 2008-2021 met 18 ha afnam. Ze zijn veranderd in vochtige heide, pitrusruigte, berkenstruweel of zelfs droge heide. 

Nochtans kan het periodiek droogvallen van vennen ook positieve gevolgen hebben. Door de mineralisatie van de sliblaag krijgen bijzondere planten zoals klein blaasjeskruid en witte waterranonkel nieuwe kansen.

Naast de planten herbergen vennen ook een typische fauna. Een bekend voorbeeld is de heikikker, waarover we eerder in deze reeks berichtten. Ook voor andere amfibieën is het vroegtijdig droogvallen van vennen problematisch. Een voorbeeld is de Europees beschermde poelkikker, de kleinste soort uit het groene-kikker-complex.

Onder de insecten denken we in de eerste plaats aan libellen. Van nature ontbreken vissen in vennen en behoren libellenlarven er tot de top-predatoren. Binnen deze diergroep zijn er een hele reeks typische soorten voor vennen, zoals venglazenmaker, maan- en speerwaterjuffer. Die echte vensoorten deden het de afgelopen tien jaar al niet goed, maar de voorbije 5 jaren – met de extreem warme en droge zomers -stortten de populaties helemaal in elkaar. Deze soorten nemen dan ook een prominente plaats in op de nieuwe Rode lijst. In sommige libellenhotspots, zoals de Markvallei, is de evolutie duidelijk: de witsnuitlibellen gaan sterk achteruit, venglazenmaker is verdwenen en zelfs zwarte heidelibel is nagenoeg weg. Van die laatste soort werd 20 jaar geleden geschreven dat ze “zeer algemeen is aan verstoorde heidevennen”, omdat ze wist te profiteren van vermesting en verzuring. Blijkbaar is de soort niet bestand tegen hete en droge zomers. De larven van libellen leven onder water en zeker van de grotere soorten zoals glazenmakers, doen ze er enkele jaren over om hun cyclus te voltooien. Het droogvallen van die vennen is voor die larven problematisch. Bovendien zijn het vaak soorten waarvan het zwaartepunt van de verspreiding vooral in Noord-Europa ligt. Ze zijn dus ook gevoeliger voor sneller opwarmend water. Daartegenover staat dat warmteminnende libellen zoals zuidelijke glazenmaker, zuidelijke en zwervende heidelibel toenemen. Dit zijn soorten die veel minder kieskeurig zijn in hun habitatkeuze: de typische venspecialisten dreigen dus vervangen te worden door banalere libellensoorten die zich goed weten aan te passen aan veranderende omstandigheden. We krijgen dus meer van hetzelfde, de variatie wordt uitgewist tot eenheidsworst.

Afbeelding
Zwarte heidelibel

Zwarte heidelibel, ooit algemeen, nu sterk achteruitgaand (foto: Erik Moonen).

Ook andere ongewervelden kunnen lokaal verdwijnen als vennen droogvallen. Dat zien we bijvoorbeeld bij de waterspin, de enige inheemse spin die onder water leeft. Hoewel veel spinnensoorten zich met de wind laten verspreiden, is deze soort is wellicht niet erg mobiel en kan ze dus niet zo gemakkelijk leefgebieden (her)koloniseren. Ook de zeldzame gerande oeverspin neemt duidelijk af ten gevolge van de droogte. 

Tenslotte vermelden we het belang van vennen voor sieralgen. Van die soortgroep (ca. 425 soorten in Vlaanderen) vinden we de grootste diversiteit in vennen. Het zijn indicatoren voor een goede milieukwaliteit. Omdat ze enkel met behulp van een microscoop zichtbaar zijn, worden ze maar door weinigen bestudeerd. Hoe die zeldzame algensoorten droogteperiodes kunnen overleven, is nog niet helemaal duidelijk. Uit de weinige onderzoeken die er zijn blijkt dat op uitgedroogde bodems nog maar weinig levensvatbare sieralgen te vinden zijn. Van een algemene soort als Actinotaenium cucurbita werd wel aangetoond dat ze zich succesvol weet in te kapselen om extreme droogte te overwinnen. Maar hoe het merendeel van de zeldzamere soorten dat doet: daarover hebben we vooral nog veel vragen.

 

Met dank aan Marc Smets (Turnhouts Vennengebied), Bart Hoeymans (ANB, Markvallei) en Luc Van Assche (ANB, Turnhoutse Kempen) voor hun waardevolle input.

Tekst: Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie)