Afbeelding
Zadelsprinkhaan op struikhei
Annelies Jacobs

Hoe was 2023 voor sprinkhanen en krekels?

12 feb 2024
Categorieën
Natuurbericht
Insecten en ongewervelden

In recente tijden is er heel wat veranderd in het voorkomen van sprinkhanen en krekels in België. Enerzijds slagen mobiele, warmteminnende en vaak zuidelijke soorten er steeds meer in om nieuwe leefgebieden te koloniseren. Zo zorgde 2023 nog voor verrassingen, zoals het opduiken van Franse prairiesprinkhaan en Europese treksprinkhaan. Anderzijds lijden heel wat soorten met een beperkte mobiliteit en meer specifieke omgevingseisen sterk onder verminderde habitatkwaliteit en versnippering. Om ze uit het dal te helpen, zijn gerichte maatregelen nodig.

Mobiel en warmteminnend

De meeste sprinkhanen en krekels zijn warmteminnend en verkiezen droge, zonnige terreinen. In vochtige gebieden komen minder soortenrijke, maar wel bijzondere gemeenschappen voor. Verschillende soorten hangen samen met een specifiek microklimaat, een typische vegetatiestructuur en de bodemsamenstelling. De laatste jaren is de soortenrijkdom van sprinkhanen en krekels in ons land toegenomen, en is de verspreiding van de soorten gewijzigd. 

Zo merken we al sinds de jaren 90 dat warmteminnende en vaak zuidelijke soorten er onder invloed van klimaatverandering met warme zomers op vooruit gaan en uitbreiden naar het noorden. Zo was sikkelsprinkhaan toen nog een zeldzaamheid die vooral voorkwam in het zuiden van het land, terwijl hij nu vrij algemeen voorkomt in Vlaanderen. Vooral soorten met langvleugelige exemplaren die goed kunnen vliegen en geen grote eisen stellen aan hun leefgebied, breiden merkbaar uit. Zo kenden ook zuidelijk spitskopje,lichtgroene sabelsprinkhaan en recent grote spitskop een duidelijke opkomst in ons land. De kiezelsprinkhaan is eveneens al jaren aan een uitbreiding bezig vanuit het zuiden: in 1998 werd hij voor het eerst in Wallonië gezien, en tegenwoordig is hij in alle provincies in Vlaanderen aanwezig. De soort maakt volop gebruik van de spoorwegen bij zijn uitbreiding. De zuidelijke boomsprinkhaan heeft sterk gereduceerde vleugels en kan niet vliegen, maar breidde zich spectaculair uit naar onze streken als gevolg van het passief meeliften met voertuigen. Zo bereikte hij tal van nieuwe plaatsen, vaak in verstedelijkte milieus, die zeer geschikt blijken. Ook Italiaanse rosevleugel breidde in de meest recente jaren uit. Deze soort kwam tot het begin van vorige eeuw alleen voor in een steengroeve in het zuiden van het land, waar hij verdween na het stopzetten van de industriële activiteit en dichtgroeien van het leefgebied. Rosevleugels zijn relatief goede vliegers die enige afstand kunnen afleggen en houden van warme, stenige terreinen met weinig begroeiing en voldoende open plaatsen. Onder warme zomers kende de soort sinds 2019 een comeback, met anno 2023 verschillende vindplaatsen in Vlaanderen en mogelijk startende populaties op enkele mijnterrils in Limburg. Ook de greppelsprinkhaan die tot de jaren 90 beperkt in ons land voorkwam, heeft zich ondertussen sterk uitgebreid en verspreid. Zuidelijke sikkelsprinkhaan breidt spontaan uit en bereikte ons land recent ook door mee te komen met plantgoed uit boomkwekerijen. De warmteminnende boomkrekel of ‘wijnkrekel’, wiens geluid doet denken aan zuiderse oorden, was voorheen slechts van een handvol plaatsen in ons land bekend. Tegenwoordig komt hij verspreid voor, zowel op kalkgraslanden en stenige hellingen, als op allerlei warme terreinen in havengebieden, steden, … In 2023 werd boomkrekel op tal van nieuwe locaties waargenomen. Andere soorten die uitbreiden zijn weidesprinkhaan, die vroeger enkel in Belgisch-Lotharingen voorkwam en nu ook in Henegouwen, Luik en Namen en rosse sprinkhaan die vorig jaar voor het eerst ook in Limburg is gevonden. Soorten als kleine groene sabelsprinkhaan, spoorkrekel en zaagsprinkhaan komen sinds kort ook in Vlaanderen voor. Zo zijn er dieren die per ongeluk meeliften met transport, aanvoer van grond of met plantgoed, en zich weten te vestigen.

Daarnaast breiden soorten uit die tot 20 jaar geleden nog werden beschouwd als zeldzaam en met een zeer specifieke habitatvoorkeur, vermoedelijk als gevolg van een samenspel tussen een veranderend klimaat en het herstel van hun leefgebied. Een voorbeeld is moerassprinkhaan, een langvleugelige soort die makkelijk nieuwe gebieden koloniseert die terug geschikt zijn gemaakt onder natuurherstel. Ook gouden sprinkhaan, kustsprinkhaan en blauwvleugelsprinkhaan kenden een sterke toename. Veenmol is moeilijk te inventariseren en wordt vaak slechts bij toeval gevonden in moestuinen en volkstuintjes. Ook in vochtige en humusrijke graslanden en veengebieden komt hij voor, waar je op avonden in mei zijn typische zang kan horen. De soort lijkt in recente jaren op nieuwe plaatsen in Vlaanderen op te duiken.

Afbeelding
Europese treksprinkhaan
Billy Herman/Starling Reizen
Europese treksprinkhaan

Bijzondere vondsten

Vorige nazomer werden in het zuiden van het land 2 bijzondere sprinkhaanvondsten gedaan. Op een kalkhelling nabij de Viroinvallei (provincie Namen) werd een kleine populatie Franse prairiesprinkhaan aangetroffen. Deze veldsprinkhaan komt vooral voor in Zuid- en Zuidoost-Europa en is algemeen in het Middellandse Zeegebied. Hij houdt van warme, droge, extensief beheerde, structuurrijke graslanden. Het is de eerste keer dat deze soort in België wordt waargenomen, eerdere vondsten in collecties bleken afkomstig uit het buitenland. Onder meer in Frankrijk kende de soort de voorbije jaren een uitbreiding, vermoedelijk heeft hij via de dichtstbijzijnde Franse populaties ons land bereikt. Het staat bekend dat verschillende mobiele insectensoorten de Maasvallei volgen bij hun verplaatsing richting het noorden.

Nog in de Viroinvallei werd een mannetje Europese treksprinkhaan gevonden. Deze opvallende soort kan tot 6 centimeter lang worden. De laatste waarneming van een wild exemplaar in België was in 1944 in de Kempen bij Oud-Turnhout. Tegenwoordig worden treksprinkhanen gekweekt als voer voor terrariumdieren en wordt sporadisch een ontsnapte enkeling aangetroffen, meestal in stedelijke context. Gekweekte exemplaren betreffen vrijwel steeds de ‘gregaire vorm’: vrij uniform bruine dieren, met lange vleugels en een vlak of zadelvormig halsschild. Deze vorm verschijnt wanneer dieren in hoge dichtheden voorkomen, zoals in de kweek, of ook in trekkende zwermen die historisch tijdens de voorbije eeuwen nieuwe plaatsen in Europa bereikten, ooit ook ons land. Hedendaags komen deze zwermen in Europa niet meer voor: de leefgebieden aan de Donau, waar ze zich opbouwden, zijn zeer sterk veranderd en niet meer geschikt om zulke zwermen voort te brengen. Het exemplaar dat werd aangetroffen in de Viroinvallei behoort echter tot de ‘solitaire’ fase: deze dieren zijn iets kleiner, met een hoger halsschild en kortere vleugels, waarmee ze evenwel ook kunnen vliegen. Hun kleur is meer variabel, maar vaak betreft het in onze streken groen gekleurde dieren (die je niet/nauwelijks in de kweek vindt). De eerste helft van oktober 2023 was er een periode met saharawinden die niet alleen saharazand naar onze streken brachten, maar ook heel wat zuidelijke insecten waaronder verschillende nachtvlindersoorten. In dezelfde periode werden in West-Frankrijk op verschillende plaatsen zwervers van Europese treksprinkhaan (solitaire fase) waargenomen, zoals aan de eilanden Île-d'Houat, Ouessant en het schiereiland Gâvres voor de Bretonse kust en Île de Ré in Charente-Maritime. Ook in Groot-Brittannië kwamen meldingen, zoals aan de Scilly-eilanden en Wiltshire. Treksprinkhanen zijn in staat tot zeer grote verplaatsingen van honderden kilometers. Bovendien werd het dier in ons land aangetroffen op een open kalkhelling op de Montagne-aux-Buis, een natuurgebied afgelegen van stedelijke context (waar ontsnapte exemplaren vooral opduiken). De waarneming sluit aan bij het patroon van de vondsten in dezelfde periode in onze buurlanden, die worden toegeschreven aan zuidelijke saharawinden. Vermoedelijk of mogelijk heeft het dier vanuit zuidelijke populaties ons land bereikt, al lijkt het er voorlopig op dat het slechts om één enkel mannetje ging dat geen populatie heeft voortgebracht.

Habitatspecialisten

Aan de andere kant zijn soorten met een beperkte mobiliteit en een specifieke habitatvoorkeur erg kwetsbaar voor veranderingen in hun leefgebied. Die leiden vaak tot het regionaal uitsterven en een toegenomen fragmentatie van de resterende populaties. Zelfs wanneer op bepaalde plaatsen leefgebied wordt hersteld, kunnen deze soorten dit niet meer bereiken als deze te ver verwijderd liggen en er geen verbindingsmogelijkheden zijn. Een voorbeeld hiervan is zompsprinkhaan, in verschillende Europese landen een bedreigde soort, die sterk afhankelijk is van voortdurend vochtige graslanden. De eitjes zijn zeer gevoelig voor verdroging en kwetsbaar voor zomerdroogtes. De dieren kunnen niet vliegen en leggen gemiddeld slechts een afstand af tot 20 meter! Door het wegvallen van het traditioneel beheer, het dichtgroeien van hun leefgebied en verdroging, zijn populaties achteruitgegaan of verdwenen. Onder meer in het urgentieplan Vlaams-Brabant en LIFE Harwin dat in 2023 startte, wordt gewerkt aan het herstel van het leefgebied en de resterende populaties in het oosten van de provincie Vlaams-Brabant. In de huidige leefgebieden moet een extensief graslandbeheer worden toegepast, de kwaliteit en waterhuishouding hersteld en waar mogelijk verbindingen gemaakt naar geschikte herstelde leefgebieden.

De combinatie van kleine populaties, beperkte mobiliteit en sterke habitatfragmentatie maken verschillende soorten dus erg kwetsbaar. Zo krijgt ook het bosdoorntje (kraussi) het in het zuiden van het land erg lastig en is hij recent verdwenen op verschillende plaatsen waar zijn leefgebied na het verlaten van oude zandgroeves is dichtgegroeid. Ook schavertje, een soort van korte vegetaties in heischrale terreinen, doet het slecht: bij herinventarisatie in de Famenne bleken de meeste populaties verdwenen en lijken de gekende populaties te verkleinen.

Afbeelding
Bosdoorntje
Annelies Jacobs
Bosdoorntje

Het vlaggenschip onder de sprinkhanen van de Hoge Kempen is de enigmatische zadelsprinkhaan. De dieren hebben sterk verkorte vleugels en kunnen niet vliegen. Zadelsprinkhanen zijn warmteminnend en komen voor in gebieden met veel structuurvariatie zoals warme, droge, kruidenrijke heides met structuur van hoger opgaande vegetatie, open zand en verspreid staande struiken en jonge boompjes. In ons land komt de soort alleen voor op het Kempens plateau. Alle 6 resterende populaties worden jaarlijks opgevolgd via de meetnetten, door een gebieds-telling van zingende mannetjes binnen afgebakende zones. Onder de toenemende verbossing en vermossing van heideterreinen (onder andere met het invasieve grijs kronkelsteeltje) is de voorbije decennia veel geschikt leefgebied verloren gegaan. Ook waar struikhei te oud, te dicht en te dens wordt, verdwijnt zadelsprinkhaan. Zodra een populatie te klein geworden is, kan ze zich niet zomaar terug herstellen. Dankzij gericht en kleinschalig detailbeheer, zoals bijvoorbeeld plaatsvindt op de Mechelse Heide en Opglabbekerzavel (maaien, branden, chopperen, kleinschalig plaggen, enzovoort), wordt voortdurend gewerkt aan het gefaseerd verjongen van de heide, waardoor steeds geschikt leefgebied aanwezig blijft. Het is belangrijk dat dat gebeurt in de onmiddellijke omgeving van bestaande populaties, gezien de dieren niet kunnen vliegen en ook een beperkt loopvermogen hebben. Voldoende structuurvariatie en een diversiteit aan microklimaten is voor veel soorten belangrijk, onder meer om de effecten van verdroging en verruiging het hoofd te kunnen bieden. Onder meer in het Natuurrapport Nationaal Park Hoge Kempen dat zopas verscheen, lees je meer over de sprinkhanen en krekels die voorkomen in het gebied. Tal van onze heidesoorten hebben het immers moeilijk als gevolg van de verdwijning en degradatie van hun leefgebied, verzuring, stikstofdepositie,  versnippering, verdroging, … Denk bijvoorbeeld ook aan heidesabelsprinkhaan, die in bepaalde streken zoals in de Kempen nog vrij algemeen verspreid lijkt, maar waarvan de aantallen in onze heidegebieden opvallend afnemen.

Dankzij hun interessante ecologie zijn sprinkhanen en krekels uitstekende bio-indicatoren voor verschillende toepassingen binnen het natuurbehoud. Blijvend onderzoek, opvolging en gerichte herstelmaatregelen zijn dan ook nodig.

Tekst: Annelies Jacobs (Natuurpunt Studie), Koen Lock (Sprinkhanenwerkgroep Saltabel), Jorg Lambrechts (Natuurpunt Studie), met dank aan de bijdragen van Hendrik Devriese en Steven Jacobs