Afbeelding
Francois Van Bauwel

Otter plant zich weer voort in Vlaanderen

30 okt 2017
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Provincie Antwerpen
Zoogdieren


In 2012 werd de Otter voor het eerst opnieuw waargenomen in Vlaanderen, nadat hij sinds eind jaren 80 als uitgestorven beschouwd werd. Intussen blijkt dat de soort zich opnieuw voortplant in de vallei van de Schelde. Grote uitdaging voor het mythische zoogdier is ons dichte wegennet. Dat nieuws brachten onderzoekers van het INBO op de eerste Belgische Zoogdierendag, op de campus van de Universiteit van Antwerpen.

In het voorjaar van 2012 kreeg beveronderzoeker Kristijn Swinnen totaal onverwacht een Otter te zien op een van de cameravallen die hij opgesteld had om bevers te volgen. Dat gebeurde in het natuurgebied ‘Broek de Nayer’ in Willebroek (provincie Antwerpen). Kort nadien volgden ook beelden uit het Limburgse natuurgebied ‘Smeetshof’ in Bocholt.

In het najaar van 2012 werd even ten noorden van het Smeetshof ook een verkeersslachtoffer gevonden in de Nederlandse gemeente Asten, en vervolgens ook een exemplaar in de Antwerpse gemeente Ranst. Het bracht meteen dé uitdaging voor een vlotte terugkeer van de Otter aan het licht: ons drukke wegennet.  

De laatste jaren kwam de vestiging en vermoedelijke voortplanting van Otters vast te staan, in de noordelijke Zeescheldevallei. Onderzoekers van het INBO kwamen tot die vaststelling aan de hand van cameravallen en uitwerpselen (spraints) op verschillende plaatsen. Ondertussen werd, dit najaar, ook nog een nieuw verkeersslachtoffer ingezameld in Kalmthout.

Uitgeroeid
Halfweg de jaren tachtig werd een grootscheeps onderzoek uitgevoerd naar de situatie van de Otter in Vlaanderen. Daaruit bleek dat Otters tot 1950 nog nagenoeg gebiedsdekkend voorkwamen in heel België, maar een spectaculaire terugval hadden gekend ten gevolge van georganiseerde verdelging wegens vermeende schade aan het visbestand. Later kwamen daar de waterverontreiniging en het verlies van geschikt leefgebied (oeverzones) bij. De terugkeer van het veeleisende zoogdier is in elk geval een hoopgevend signaal voor de natuur in Vlaanderen.

Kroniek van een aangekondigde komst
In 2002 werd in Noord-Nederland gestart met een herintroductieproject, waarbij de dieren zich spoedig over aanzienlijke afstanden (ook zuidwaarts) hebben verspreid. In 2006 werd even ten noorden van Breda (op nauwelijks 25 km van de Belgische grens) een Otter als verkeersslachtoffer gevonden. In Noordoost-Frankrijk werd in 2004 in het Parc Naturel Régional de la Forêt d’Orient otteraanwezigheid vastgesteld, veel noordelijker dan tevoren bekend was. Ook in Duitsland is sinds de jaren ’90 een natuurlijke, westwaarts gerichte uitbreiding vanuit het voormalige Oost-Duitsland op gang gekomen, met vestiging in Dülmen op enkele tientallen kilometer van de Nederlandse grens.

Over de herkomst van de Otters die in Vlaanderen gezien zijn, valt momenteel geen algemene uitspraak te doen. Op basis van genetische vergelijking bleek het verkeersslachtoffer gevonden in Ranst mogelijk een afstammeling van de uitzetpopulatie in Nederland.

Otters hebben een extreem verborgen leefwijze en zijn tegelijk bijzonder mobiel waarbij verplaatsingen over tientallen kilometers niet abnormaal zijn. Bij heel lage dichtheid gedragen ze zich ook niet zoals gevestigde en territoriale dieren die hun leefgebied hardnekkig verdedigen en markeren met hun uitwerpselen. Daardoor kunnen ze jarenlang in een gebied aanwezig zijn zonder dat dit bekend is.

Meer kennis verzamelen via vrijwilligers Natuurpunt
De actuele kennis van het voorkomen van de Otter in Vlaanderen is niet het resultaat van een systematische screening of opvolging van de eerdere vaststellingen op het terrein. De nu bekende waarnemingsdata bieden daarom vermoedelijk slechts een onvolledig beeld. Vanaf 2018 zullen vrijwilligers van Natuurpunt een meetnet opstarten om Ottersporen op het terrein in kaart te brengen. Met behulp van een daartoe getrainde  ‘snuffelhond’ kan zo’n veldwerk op termijn nog een stuk efficiënter en sneller gebeuren.

Potentiële vondsten van dode dieren zijn bijzonder belangrijk aangezien op basis van leeftijd, conditie en voortplantingstoestand extra informatie bekomen wordt over de populatietoestand. Tegelijk zijn ook diverse staalnames mogelijk, onder andere voor genetisch onderzoek. Voor het inzamelen van dode marterachtigen beschikt het INBO over het zogenaamde Marternetwerk: een netwerk van vrijwilligers dat de dieren inzamelt.

Tekst: Koen Van Den Berge & Jan Gouwy, INBO
Foto: François Van Bauwel