Afbeelding
Regenworm
Paul Wouters/Marianne Horemans

Regenwormen in de moestuin houden van nietsdoen

7 apr 2019
Categorieën
Natuurbericht
Insecten en ongewervelden
Tuin


Hoe kan je de biodiversiteit in je moestuin vergroten? Door er voor te zorgen dat regenwormen er zich thuis voelen. De hoogste verscheidenheid aan regenwormen vind je in een natuurlijke moestuin waar er weinig ingegrepen wordt. De manier waarop je dus je moestuin gebruikt, kan een positieve invloed hebben op de natuur in Vlaanderen.

8% van onze oppervlakte in Vlaanderen bestaat uit tuinen. Het is daarom nuttig om aandacht te hebben voor de manier waarop je je moestuin inricht en beheert. Die heeft namelijk een grotere invloed op de natuur dan je zou denken.

Biodiversiteit in een tuin is niet alleen een grote variatie aan inheemse planten en de aanwezigheid van zangvogels, kikkers, egels, vlinders en andere opvallende dieren. Maar ook regenwormen zijn belangrijke bewoners van onze tuinen en zijn erg belangrijk voor de biodiversiteit. Ze zijn partners voor de moestuinier omdat ze de bodemvruchtbaarheid verhogen en door de gangen die ze graven, verbeteren ze de waterhuishouding van de bodem voor moestuingewassen. En daarnaast zijn regenwormen ook een geliefde maaltijd voor allerlei dieren.

Verschillende soorten
In Vlaanderen komen er 25 inheemse soorten regenwormen voor. Ze worden onderverdeeld in drie groepen: strooiselwormen leven in de strooisellaag aan de oppervlakte, bodemwoelers graven ondiepe, horizontale gangen in de toplaag van de bodem en diepgravers (zoals de gewone regenworm, Lumbricus terrestris) maken diepe, verticale gangen en brengen zo het strooisel naar beneden. Voor een goede werking van het ecosysteem in de bodem is het belangrijk dat deze drie groepen aanwezig zijn. Regenwormen zijn een graadmeter van een goede bodemkwaliteit: een gezonde bodem heeft een grote verscheidenheid aan regenwormen.

De manier van tuinieren en kweken van groenten in een moestuin heeft een grote invloed op de populatie regenwormen en op de bodemkwaliteit. In moestuinen wordt er vaak gespit en bemest. Maar je kan ook groenten kweken op een ecologische manier, zonder toevoeging van meststoffen of bestrijdingsmiddelen. Tegenwoordig zijn er ook meer moestuinen waar de grond niet-kerend bewerkt wordt en waar zelfs een strooisellaag blijft liggen. In zulke permacultuurtuinen wordt de bodem minimaal verstoord en wordt een ecosysteem nagebootst dat zichzelf in stand kan houden, net zoals dat in de natuur gebeurt.

Niets doen, is goed doen
In een studie van de Universiteit Gent werd de bodemkwaliteit en het aantal regenwormen bestudeerd in verschillende types moestuinen in Vlaanderen. De meeste tuinen bleken overbemest te zijn. Er werden hoge concentraties fosfor en stikstof gevonden in alle types moestuinen. Dit heeft een grote invloed op het oppervlaktewater en het grondwater. De verscheidenheid aan regenwormen was het hoogst in permacultuurtuinen: er werden meer regenwormen gevonden, en meer verschillende soorten, dan in een tuin waar er gespit en bemest werd. Het aantal strooiselwormen was ook het hoogst in de permacultuurtuinen. Dit komt omdat de bodem in deze tuinen beperkt bewerkt wordt en er permanent plantenmateriaal op de bodem ligt, waar de strooiselwormen in kunnen leven.

Wat kan jij doen?
Het gebruik van pesticiden in je tuin is nadelig voor regenwormen en andere dieren en planten in het ecosysteem. Ook het overmatig gebruik van meststoffen en het regelmatig bewerken van de bodem maakt het voor veel soorten regenwormen moeilijk om te overleven. Door je (moes)tuin wat minder intensief te beheren en wat meer ruimte te geven aan de natuur, maak je je tuin meer leefbaar voor verschillende soorten regenwormen. Je kan een natuurlijke moestuin aanleggen waarin je veel verschillende dieren aantrekt. Door enkele wilde plekjes in je tuin te voorzien, en wat meer niets te doen, kan je al een groot verschil maken.

Hier vind je nog meer tips om van je tuin een natuurgebied te maken.

Meer lezen over regenwormen? Dat kan in dit natuurbericht.

Deze tekst is gebaseerd op de masterthesis van Jolien Bracke (UGent, 2015).

Tekst: Sanne Ruyts m.m.v. Stephanie Schelfhout (UGent)