Afbeelding
Wim Dirckx

Warmterecords doen amfibieën erg vroeg ontwaken

3 jan 2023
Categorieën
Natuurbericht
Klimaat

Op 31 december 2022 werden in Ukkel recordtemperaturen opgemeten van 16,2°C en in Diepenbeek, Kuringen en Zepperen steeg het kwik zelfs tot 17,5°C. In combinatie met de hoge luchtvochtigheid zorgt dit ervoor dat veel amfibieën vroegtijdig ontwaken uit hun winterslaap en naar hun voortplantingspoelen trekken.

Tussen 8 en 18 december daalde de minimum temperatuur in Ukkel onder 0°C. We moeten al naar 2010 teruggaan voor een langere vorstperiode. Het leek er dus even naar alsof we een gewone, normale winter zouden krijgen. Op 18 december bedroeg de minimumtemperatuur ’s morgens nog -6,8°C, terwijl de maximumtemperatuur op 19 december ’s avonds tot 12,3°C steeg. Een verschil van 19,1°C op minder dan 48 uur tijd. 

In dit warme derde deel van december werden al heel wat wakkere amfibieën gemeld. Bij het ruimen van een tuinvijver in Rijkevorsel werden op 27 december maar liefst 139 alpenwatersalamanders uit de vijver gehaald en tijdens een nieuwjaarswandeling in Kaprijke vond een aandachtige waarnemer al acht dode padden als verkeersslachtoffer, aangereden tijdens hun jaarlijkse trektocht van hun winterverblijfplaats naar hun voortplantingspoelen.


Figuur 1 Op 27 december werden bij het ruimen van een tuinvijver in Rijkevorsel maar liefst 139 alpenwatersalamanders aangetroffen (foto: Stijn Leestmans)

Maar hoe uitzonderlijk is dat nu en vooral: kan dat kwaad, zo vroeg uit een winterslaap ontwaken?

Te vroeg opstaan kan slecht uitpakken

In gematigde klimaatzones, zoals in Vlaanderen, stapelen amfibieën in de zomer energiereserves op in de vorm van vet, dat de noodzakelijke reserve vormt om de winterslaap levend door te komen. Tijdens koude winters verloopt de stofwisseling van ‘winterslapende’ exemplaren heel traag en worden die reserves slechts in geringe mate opgebruikt. Milde winters zorgen echter voor een hoger metabolisme, waardoor de vetvoorraad sneller wordt verbrand en dus sneller opgebruikt geraakt. De voorbije jaren vertonen onze winters ook vaak een grillig verloop waarbij een warme aanzet wordt gevolgd door een winterprik, dan weer een warmtegolf met daarna een schaatsweek. Warm, koud, warm, koud, … Telkens een amfibie uit winterslaap ontwaakt tijdens zo’n warmer intermezzo, wordt een deel van de resterende vetvoorraad verbruikt. Wanneer bij een volgende winterprik de winterslaap wordt hervat, rest vaak nog maar een te kleine vetvoorraad om de rest van die winterslaap goed door te komen. Sommigen halen dan het voorjaar niet. Zij die wel overleven, hebben vaak een relatief zwakke lichaamsconditie en die verminderde lichaamsconditie kan er voor zorgen dat het aantal en de kwaliteit van de legsels (hoeveelheid eieren) lager is. Eens zo’n negatieve kettingreactie tot stand komt, is het bang afwachten wat de gevolgen daarvan kunnen zijn op lange termijn. 

Gewone pad binnenkort op de Rode Lijst?

De vrees bestaat dat de negatieve invloed van milde winters op de overleving van o.a. gewone padden zich nu al duidelijk aftekent. Uit een recente studie op basis van gegevens die sinds de jaren ’70 werden ingezameld bij overzetacties in het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland blijkt dat op heel wat locaties de populaties van de gewone pad voortdurend afnemen. Die achteruitgang is zelfs zo sterk dat de soort in beide landen bijna in aanmerking komt om te worden opgenomen op de Rode Lijst. Deze sterk dalende trend wordt ook in Vlaanderen vastgesteld. Of hoe de gewone pad langzaamaan minder gewoon lijkt te worden.

Figuur 2 De gewone pad lijkt het de voorbije decennia almaar minder goed te doen. Een echt duidelijke verklaring voor de dalende trend kon nog niet worden achterhaald maar mogelijk zitten de (te) zachte winters er wel voor iets tussen (foto: Norbert Huys).

Doemscenario’s: van moerasgas …

Het wordt nu vooral afwachten hoe het weer de komende maanden zal evolueren. Indien er opnieuw een winterprik zou volgen, kunnen de gevolgen nefast zijn. Na een langdurende vorstperiode (met ijsvorming tot gevolg) worden regelmatig dode amfibieën in een poel of vijver aangetroffen. Oorzaak? Verstikking als gevolg van de productie van ‘moerasgassen’ zoals methaan en waterstofsulfide. Deze gassen worden gevormd tijdens de afbraak van dood organisch materiaal (bv. dode bladeren) op de bodem van een vijver door anaerobe bacteriën. Het zuurstofgehalte op de bodem ligt lager dan in het midden van de waterkolom of aan het wateroppervlak. Voor anaerobe bacteriën is dit geen probleem: zij hebben geen zuurstof nodig om te overleven en kunnen zelfs in zuurstofarme of zuurstofloze omstandigheden overleven, ook wanneer de waterpartij met een dikke laag ijs en sneeuw bedekt is. Dus ook in bevroren poelen gaat de afbraak door anaerobe bacteriën van dood organisch materiaal gewoon door en wordt voortdurend nieuw moerasgas gevormd. Op zich hoeft moerasgas geen probleem te zijn indien er ook voldoende zuurstof in het water aanwezig is. Wanneer een poel of vijver echter met sneeuw en ijs bedekt is, kan er geen daglicht meer in het water doordringen en kunnen de waterplanten niet voldoende nieuwe zuurstof produceren. Wanneer een kritische drempel wordt overschreden (veel moerasgas, weinig zuurstof), kunnen amfibieën die zich nu al in de poel bevinden door dat te laag zuurstofgehalte sterven.


Figuur 3 Na een (stevige) vorstperiode, worden vaak veel dode amfibieën gevonden, wanneer de poelen weer ijsvrij worden.  Te vroeg richting poel trekken – bv. wanneer het begin januari al lentezacht is – houdt dus risico’s in (foto: Jo Wastyn).

… tot (alweer) vroegtijdige droogval

Het scenario van een tweede stevige winterprik lijkt op dit moment minder waarschijnlijk. Maar ook dan kan 2023 voor heel wat amfibieën een lastig jaar worden. Op 4 december 2022 vertoonde 50% van de meetpunten van het grondwaterpeil die door de Vlaamse Milieumaatschappij worden opgevolgd een lage tot zeer lage freatische grondwaterstand. Intussen heeft het wel al wat geregend. Toch staat het water in veel poelen nog relatief laag. Indien er opnieuw een droge/warme zomer zit aan te komen, is de kans reëel dat vele voortplantingslocaties in 2023 zullen droogvallen in augustus. Mocht dat zo zijn, dan kunnen de larven van ‘late’ soorten als kamsalamander niet tijdig metamorfoseren. Die larven zijn voor hun zuurstofvoorziening afhankelijk van water. Geen water betekent geen zuurstof en zonder zuurstof geen leven. De meeste van onze inheemse amfibieën leven gemiddeld 7 jaar, maar zijn pas op hun derde levensjaar geslachtsrijp. Indien ze zich in hun 4 reproductieve levensjaren één of meerdere keren niet succesvol zouden kunnen voortplanten, kan dit nefaste gevolgen hebben voor het duurzaam voortbestaan van lokale populaties. Na het slechte voortplantingsjaar van 2022 wordt het dus vooral hopen op voldoende water in 2023. Hopelijk wordt de grondwatertafel de komende maanden dus stevig aangevuld. 


Figuur 4 De voorbije jaren vielen heel wat poelen almaar vroeger droog. In 2023 stonden de meeste poelen al midden augustus droog en dat is voor een aantal amfibiesoorten als de kamsalamander nefast (foto: Dominique Verbelen).

En wat nu?

Hopen op een ‘normale’ winter, waarbij vriestemperaturen aanhouden tot midden februari. En hopelijk ook voldoende regen, om de grondwatervoorraden aan te vullen. Maar intussen wordt aan alle lokale verantwoordelijken van paddenoverzetacties wel gevraagd om - in de mate van het mogelijke en praktisch haalbare - iets vroeger van start te gaan met de voorbereidingen. De piek van de paddentrek viel in 2022 immers al op 16 februari. We willen dit jaar voorbereid zijn op een mogelijk nog vroegere piektrek.

Tekst: Dominique Verbelen (Natuurpunt Studie)