Afbeelding
Wim Dirckx

Wie ook ‘s zomers voedert heeft dubbel zoveel tuinvogels in de winter

6 jul 2018
Categorieën
Natuurbericht
Vogels


Uit een analyse van het Grote Vogelweekend blijkt dat de impact van het voedergedrag op het aantal tuinvogels enorm is. Wie alleen tijdens het telweekend voedert, telt gemiddeld 17 vogels van 5 soorten. Wie het hele jaar door voedert, krijgt bijna het dubbele te zien: gemiddeld 32 vogels van 9 verschillende soorten.

Tussen die extremen in bevinden zich de tuinen waar af en toe gevoederd wordt (18 vogels van 6 soorten) en tuinen waar de hele winter gevoederd wordt (25 vogels van 8 soorten). Opvallend is dat wie ook buiten de winter voedert gemiddeld nog eens 7 extra vogels in z’n tuin mag verwachten. Dat geldt zowel in grote als in kleine tuinen.

Vaste stamgasten
Hoe langer er gevoederd wordt in een tuin, hoe groter de kans dat een tuin vast clienteel krijgt. Vergelijk het met de stamgasten van een café. Een café dat maar een paar dagen per jaar open is, zal weinig stamgasten hebben. Tuinvogels zijn gewoontedieren: ze stippelen een vast parcours uit van tuinen waar ze voedsel vinden en beschut zijn voor slecht weer en predatoren (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van struikgewas). Zeker in een stedelijke omgeving met weinig natuur zijn dit toevluchtsoorden die het verschil kunnen maken.

Inderdaad zijn het de standvogels die je het jaarrond in de tuin kan houden. Noordelijke vogels die hier alleen in de winter opduiker, weten niet wat hier in de zomer gebeurt, maar laten zich wel aantrekken door andere vogels, zoals huismussen, mezen, merels en spreeuwen, die hun vaste patronen hebben afgestemd op de beschikbaarheid van voedsel.

Het overgrote deel van de deelnemers aan het vogeltelweekend (95%) voedert de vogels in zijn/haar tuin, maar in de frequentie van het voederen zien we grote verschillen: 13% biedt slechts af en toe of enkel tijdens het telweekend voedsel aan. Opvallend is dat de meerderheid van de deelnemers (60%) bijna de hele winter voedert. 1 op 5 (22%) voedert het hele jaar door, ook op zomerdagen.

Toch is het belangrijk om het op de juiste manier te doen. We focussen daarbij best op de soorten die het tegenwoordig wat moeilijker hebben, zoals huismussen, merels en spreeuwen.

Voederen in de zomer
Toch is het belangrijk om een aantal vuistregels te volgen: spaar vetbollen voor de barre winterdagen. Beperk de hoeveelheid deegwaren. Focus in warmere periodes op zaden en pindanoten. Ververs het voedsel voldoende: beschimmeld voedsel kan de vogels ziek maken. Om te vermijden dat het voedsel begint te schimmelen, voeder je best met mondjesmaat. Kijk wat er opgegeten wordt en pas de porties aan. Ook erg belangrijk - vooral in droge periodes - is water, zowel om te drinken als om in te baden.

Nog enkele opvallende trends uit het vogelrapport:

Huismussen zitten in almaar minder tuinen, en de groepjes worden kleiner

De telling van 2018 bracht op dat vlak een nieuw dieptepunt: in slechts 46% van de tuinen waren huismussen aanwezig. Vorig jaar was dat nog 51%. Tijdens de tellingen van 2007 tot 2009 werden zelfs in 65% van de tuinen huismussen opgemerkt. Niet alleen aan verspreiding moeten huismussen inboeten, ook waar ze aanwezig zijn, worden de groepjes alsmaar kleiner. Tot 2012 telden de tuinen met huismussen doorgaans 6 exemplaren, tussen 2012 en 2015 waren dat er nog 5, en sindsdien slechts 4. Die terugval toont dat de huismus een zware strijd voert om stand te houden.

Usutu treft Vlaanderen harder dan Nederland en Wallonië

Usutu is wellicht de belangrijkste oorzaak van de terugval van merels in Vlaanderen. Alleen West-Vlaanderen bleef grotendeels gespaard van het virus en het was ook de enige provincie waar de soort standhield met een aanwezigheid in 88% van de getelde tuinen. De Waalse tuinvogeltelling van Natagora op 3 en 4 februari maakt daarnaast ook duidelijk dat Wallonië wel zijn normale aantallen behield. Ook in Nederland waren ze nationaal in 91% van de tuinen aanwezig, maar hoe noordelijker de provincie, hoe meer merels er zaten. In de aan Vlaanderen grenzende provincies Noord-Brabant en Limburg, die ook getroffen werden door usutu, stond de merel pas veel lager in de ranking dan elders in Nederland. Ook hier vermoedt men dat usutu een rol speelt. Al ligt de aanvoer van noordelijke merels in de noordelijke provincies hoger dan in de zuidelijke.

Nieuw record voor de halsbandparkiet

Deze grote groene parkiet is in de eerste plaats een bezoeker van tuinen die in een beperkte perimeter rond hun broedplaatsen liggen: Brussel, Leuven, Mechelen, Gent en Brasschaat. Maar het broedareaal heeft zich recent uitgebreid en dat zien we ook in een toename op de voederplaatsen. Dit jaar werd al in bijna 4% van de tuinen halsbandparkieten opgemerkt en dat is een nieuw record.

Natuurpunt heeft de analyses en resultaten van het telweekend gebundeld in een vogelrapport (download pdf)

Tekst: Gerald Driessens, Natuurpunt Studie
Foto: Wim Dirckx