Afbeelding
Ruben Meert

Het dubbelleven van de Elzenoogbladroller

31 jan 2017
Categorieën
Natuurbericht
Insecten en ongewervelden

Afgezien van enkele winteractieve uiltjes en spanners lijkt het dezer dagen heel rustig in nachtvlinderland. Maar schijn bedriegt, want sommige soorten zijn druk in de weer om zich voor te bereiden op de nakende lente en zomer. Een daarvan is een vrij algemeen microvlindertje dat misschien ook bij jou in de buurt voorkomt: de Elzenoogbladroller.

Veel bladrollers leven als rups in een omgevouwen blaadje. Hieraan dankt de familie dan ook haar naam. Rupsen van de Elzenoogbladrollers slaan in de zomer een bladrand om van Els of Berk, waarna ze van het zachte bladweefsel eten. Er zijn twee generaties per jaar van deze soort. Rupsjes die in de herfst uit hun eitje sluipen, hebben dan ook een groot probleem: op dat moment vallen de bladeren van de bomen. En daarmee ook hun voedsel.

Maar daar hebben ze wat op gevonden. In plaats van sappige blaadjes te eten, knagen de rupsen zich een tunnel in de mannelijke katjes. Daar blijven ze een hele winter verstopt. Op zachte winterdagen wordt er binnenin gewoon verder gegeten. In de vroege lente, wanneer de Els begint te bloeien en de katjes opengaan, zijn ze volgroeid en verlaten het katje om tussen het bodemstrooisel te verpoppen. Enkele weken later vliegen de eerste vlinders al rond. Die worden door licht aangetrokken en belanden dan ook regelmatig in nachtvlindervallen.

Hoewel sommige rupsjes ook in bladknoppen boren, zijn ze nu het gemakkelijkst te vinden in elzenkatjes. Vretende rupsen zorgen er vaak voor dat het katje enigszins vervormd wordt of bruine vlekken krijgt. Omdat af en toe van katje wordt gewisseld, zijn hier en daar ook kleine gaatjes te zien. Verlaten katjes vertonen enkel nog een ronde vraatgang onder het oppervlak. Maar met een beetje geluk tref je er nog een rupsje in aan.

Er zijn nog enkele andere soorten die in elzen- of berkenkatjes voorkomen. De rupsen van de Elzenoogbladroller zijn echter meestal groengrijs en hebben een kenmerkende, paarsachtige strook op de rug. Om die te zien, moet je misschien wel de loep of macrolens bovenhalen. Wie een dergelijke vondst doet, geeft ze best in op waarnemingen.be. Zo kunnen gaten in het verspreidingsgebied misschien deels worden opgevuld, want vooral in West-Vlaanderen en Wallonië hinkt de soort achterop. 100 % zekerheid heb je wanneer je het diertje laat uitkomen. Dat kan door bewoonde katjes in een potje te bewaren en ze af en toe te bevochtigen.

Tekst & foto's: Ruben Meert, Insectenwerkgroep Voelspriet van Natuurpunt