Afbeelding
Coenaplana platworm
Tom Van den Neucker

Minstens vijf exotische landplatwormen in Vlaamse plantentuinen

26 mrt 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Exoten

Steeds meer exotische landplatwormen worden aangetroffen buiten hun oorspronkelijk verspreidingsgebied en ook in Europa neemt het aantal nieuwkomers gestaag toe. Introductie van deze moeilijk te bestrijden predatoren kan aanzienlijke gevolgen hebben voor onze inheemse fauna. Daarom is het van belang om hun opmars nauwgezet op te volgen en maatregelen uit te werken om een verdere verspreiding tegen te gaan. Onderzoek in de plantentuinen van Gent, Meise en Leuven leverde vijf nieuwe soorten op. Hiermee komt het totale aantal exotische landplatwormen in België - voorlopig - op zeven.

Al in 2016 vonden we de kleine Australische tweestreep (Kontikia cf. ventrolineata) in de Victoriakas van de plantentuin van Gent. Later werd deze soort ook in de tropische serres van de plantentuin van Meise aangetroffen, samen met Dolichoplana cf. signata, waarover slechts weinig bekend is. Een verwante soort, Dolichoplana striata, vonden we dan weer uitsluitend in de kruidtuin van Leuven. De mooie blauwe tuinplatworm (Caenoplana coerulea) werd meermaals gesignaleerd in het niet publiek toegankelijke deel van de serres in Meise. De opvallendste soort die werd aangetroffen tijdens ons onderzoek, was zonder meer Bipalium kewense, de hamerhoofdlandplatworm. Eigenlijk is dit een herontdekking, want B. kewense werd begin vorige eeuw al een keer gemeld in de plantentuin van Gent. Wij vonden deze tot 20 cm lange soort echter uitsluitend in Meise. Het vermelden waard, is dat we ook de vrij zeldzame, inheemse tweelijnige landplatworm (Rhynchodemus sylvaticus) veelvuldig tegenkwamen in de plantentuin van Meise.

Of de nieuwe exotische soorten zich uiteindelijk buiten de warme kassen kunnen vestigen valt af te wachten. De meeste exotische landplatwormen komen oorspronkelijk uit warmere streken en zijn afhankelijk van vochtige leefgebieden. Anderzijds zijn verschillende soorten goed in staat om periodes van droogte of koude te overleven door zich in de bodem terug te trekken. In de plantentuinen vonden we de meeste soorten uitsluitend in de warme tropische kassen, waar de relatieve luchtvochtigheid boven de 80% gehouden wordt. De kleine Australische tweestreep (K. cf. ventrolineata) is wellicht één van de grootste kanshebbers om zich ook in openlucht te vestigen. Deze soort wordt in Frankrijk al op verschillende plaatsen aangetroffen, ook buiten serres. Bij ons werd de soort recent nog gevonden in een plantenkwekerij. Twee andere exotische soorten vestigden zich al eerder in Belgische tuinen. In 2015 kon de grote Australische geelstreep (Caenoplana variegata -tot voor kort gekend als C. bicolor) ‘voet’ aan grond krijgen in een tuin in Hamme. De Zuid-Amerikaanse soort Obama nungara vestigde zich kort daarna in Elsene en wordt inmiddels ook in West-Vlaanderen gevonden.

 

Afbeelding
platworm Jan Soors

De Hamerhoofdlandplatworm Bipalium kewense (foto: Jan Soors).

What’s the big deal?  

Exotische landplatwormen kunnen schadelijk zijn voor onze inheemse ecosystemen, omdat ze zich voeden met slakken, regenwormen, pissebedden en andere bodemorganismen. Bovendien hebben landplatwormen zelf weinig natuurlijke vijanden, omdat hun slijm stoffen bevat die ongenietbaar zijn voor de meeste organismen die het op hen gemunt kunnen hebben. Ze staan slechts op het menu van een handvol roofslakken en van enkele platwormsoorten die zich specialiseerden in het verorberen van hun verwanten.

Landplatwormen zijn moeilijk te bestrijden eens ze zich gevestigd hebben. Daarom is voorkomen beter dan genezen. Omdat sierplanten de belangrijkste introductiebron vormen, is preventie door middel van zogenaamde fytosanitaire maatregelen de beste oplossing. Bloempotten en plantenbakken grondig inspecteren op de aanwezigheid van platwormen of gedurende 40 minuten onderdompelen in water van meer dan 30°C en het gebruik van steriele potgrond, zijn enkele maatregelen die een verdere verspreiding kunnen voorkomen.

De platwormen van de Vlaamse plantentuinen worden momenteel onderworpen aan een genetische analyse, om hun identiteit te verifiëren en om na te gaan met welke populaties de aangetroffen soorten de meeste gelijkenis vertonen. De resultaten worden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift.

Vreemd genoeg zijn enkele exotische soorten die wijdverspreid voorkomen in Groot-Brittannië en elders in Europa nog nooit aangetroffen in België. Er valt dus ongetwijfeld nog veel te ontdekken. Nieuwe waarnemingen van exotische en inheemse landplatwormen kunnen worden doorgegeven aan de auteurs of ingevoerd worden in waarnemingen.be. Daarnaast zou de overheid werk kunnen maken van een specifiek burgerwetenschapsproject dat ook de landbouwer, moes- en siertuinier bereikt en waarin de gegevens van alle doelgroepen samenkomen. Deze doelgroepen zullen immers eerst met platwormen en hun impact geconfronteerd worden.

Tekst:

Tom Van den Neucker (Universiteit Antwerpen/BINCO), Jan Soors (INBO), Kevin Scheers (INBO/BINCO), Quentin Groom (Plantentuin Meise), Tim Adriaens (INBO).

 

Afbeelding
platworm Jan Soors

De kleine Australische tweestreep (Kontikia cf. ventrolineata) (foto: Jan Soors) 

Meer info: