Afbeelding
Moeraswespenorchis
Oike Vlaanderen

Nieuwe parel aan de kroon van Tiens natuurgebied

11 aug 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Natuurbeheer
Natuurbeleid

In juni 2020 werden in het natuurgebied Aardgat in Tienen 2 bloeiende moeraswespenorchissen gevonden. Deze orchidee is een kenmerkende soort van kalkrijke moerassen en groeit in Vlaanderen in het binnenland slechts op een beperkt aantal plaatsen, waarvan het meest bekende het Torfbroek in Berg-Kampenhout. Bescherming van de grondwaterstromen die het natuurgebied voeden (‘buffering’) is noodzakelijk om de natuurwaarden duurzaam te behouden.

Hellingmoeras met veel orchideeën

Op een boogscheut van het station van Tienen ligt, verscholen in de smalle Kleinbeekvallei, een botanische parel: het natuurgebied Aardgat. Vooral bijzonder is dat er basenrijk grondwater aan de oppervlakte treedt. En dit ‘kwelwater’ komt vooral op de flanken van de vallei aan de oppervlakte, en niet zozeer op het laagst gelegen punt, vandaar de term ’helling-moeras’. De sterke diffuse bronnen (de zogenaamde ‘kwel’) vormen een hellingmoeras met veel kenmerkende grondwater-gebonden soorten.

Er zijn enerzijds de kenmerkende plantensoorten van dottergrasland, zoals echte koekoeksbloem en dotterbloem, en anderzijds echte kalkmoerassoorten zoals paddenrus, moerasstreepzaad, gele zegge en moeraszoutgras.

In 1985, bij de start van het herstelbeheer, resteerden slechts 2 brede orchissen. Inmiddels - anno 2020 - bloeiden er niet minder dan 4100 exemplaren van deze op Vlaams niveau zeldzame soort! Regionaal, binnen het werkingsgebied van Natuurpunt Velpe-Mene, komt de brede orchis trouwens behoorlijk veel voor in de natuurgebieden (totaal anno 2020: >15.000 ex.). Na de bloei van de brede orchis in mei (‘mei-orchis’), zorgen in juni een honderdtal bosorchissen een maand lang voor kleur. Op 26 juni 2020 ontdekte Robin Guelinckx, conservator van het gebied, een derde bijzondere orchidee voor het gebied, meteen de meest zeldzame, de moeraswespenorchis.

Moeraswespenorchis is volgens de Flora Atlas van 2006 zeer zeldzaam in Vlaanderen. Alhoewel soms nog een nieuwe groeiplaats ontdekt wordt, gaat de soort toch gestaag achteruit. In de negentiende eeuw kwam ze nog over de hele lengte van de kust voor, terwijl ze op het einde van de twintigste eeuw nog slechts in vier duingebieden te vinden was, in natte, kalkrijke duinpannen. Ook in de Kempen is de achteruitgang duidelijk. Nieuwe populaties daarentegen duiken vooral op in de grote havengebieden (in de Antwerpse haven en recenter ook in de Gentse Kanaalzone) op natte opgespoten terreinen, waar hun toekomst echter onzeker is wegens havenontwikkeling. De officiële status volgens de Rode Lijst is ‘zeldzaam’.

Bewogen geschiedenis

Eeuwenlang is het Aardgat in gebruik geweest als ‘gemeene weide’ (gemeenschappelijke weidegrond), waar de armere bevolking van de stad Tienen op gemeentegronden kon gaan hooien, terwijl hun koeien op de vesten en in de bermen graasden. Vanaf 1946, kort na de tweede wereldoorlog, verdween een deel van het gebied onder een groot stort met onder meer het puin van de bombardementen van Tienen. In het deel van de vallei dat niet verdween onder het stort, stopte het gebruik als hooiland eind jaren 50. Met als gevolg dat het gebied langzaamaan ‘verruigde’ tot dichte rietruigte, met verlies van de zeer rijke biodiversiteit.

Midden jaren 80 namen vrijwilligers van de vereniging Natuur en Landschap, het huidige Natuurpunt Oost-Brabant, het gebied in beheer. Op dat moment troffen zij een metershoge riet-ruigte aan … in niets viel er af te leiden wat hier ‘verscholen’ zat. In 1985 werd de eerste maaibeurt uitgevoerd, in 1986 werd een deel van het gebied officieel in beheer genomen.

Afbeelding
Vrijwilligers hooien

Vrijwilligers hooien op werkdag Aardgat. Foto: Natuurpunt Velpe Mene

Gelukkig kunnen we beschikken over oude botanische verslagen: eind 19de eeuw bezochten vooraanstaande botanisten het gebied en noteerden hun bevindingen. Die verslagen zijn een bron van inspiratie en belangrijke referentie voor huidige natuurbeheerders: het illustreert de potenties van dit gebied. Behalve de moeraswespenorchis vonden die botanisten nog tal van andere bijzondere plantensoorten zoals parnassia, grote muggenorchis, ...

Dit deed dromen van meer en anno 2020, na 35 jaar natuurbeheer, zijn de resultaten navenant: de dichte, hoge, soortenarme ruigtes zijn vervangen door ijle, lage, bloemrijke vegetaties gedomineerd door zeldzame plantensoorten.

De meest bijzondere soorten die ‘terugkeerden’ in het Aardgat, zijn hetzij soorten met langlevende zaden die bij natuurherstel ‘gereanimeerd’ worden uit de zaadbank, zoals de bijzondere zegges (gele zegge, zeegroene zegge, blauwe zegge), hetzij de genoemde orchideeën met ultralichte zaden die zich over grote afstanden kunnen verplaatsen door de lucht.

Nog een plant die in het gebied voorkomt, en die zich via (ultrafijne) sporen verspreidt, is de schraallandsoort addertong. Van dit kleine doch zeldzame varentje groeien er duizenden exemplaren en dit is (één) de(r) grootste Vlaamse populatie(s)!

Het natuurbeheer dat tot dit natuurherstel leidde, is vooral de verdienste van de Natuurpuntvrijwilligers en de professionele terreinploeg van Natuurpunt. Maar zeker niet te vergeten zijn ook de generaties leerlingen van de Tiense scholen die hier kwamen meewerken en zo hun steentje bijdroegen, via het project ‘educatief natuurbeheer’. Waarvoor dank!

Dit voorbeeld illustreert ook dat natuurherstel en -behoud een lange-termijnproject is, een kwestie van volhouden. Dat is belangrijk om bij stil te staan, in een tijd dat resultaten er vaak snel moeten zijn of er wordt opgegeven.

Moeraswespenorchis als indicator voor Europees habitat ‘kalkmoeras’

Moeraswespenorchis is een indicator voor een goede toestand van het Europees habitat ‘kalkmoeras’ (7230) en (basenrijk) blauwgrasland (6410) (zie Ecopedia). Bij de afbakening van het Europese Natura 2000 netwerk zijn er weinig gebieden in de wijde regio Zuidoost-Brabant opgenomen (vb. in de valleien van Gete en Velpe). Veel van de huidige natuurgebieden ontstonden ‘van onderuit’, door een groep lokale natuurbeschermers die betekenis gaven aan een gebied, en via gericht beheer de natuurwaarden ontwikkelden en zo het gebied ‘op kaart zetten’.

Zo ook het Aardgat en dit voorbeeld maakt ook pijnlijk duidelijk aan hoeveel natuur van Europees belang er buiten de scope van het beleid valt.

De toekomst: buffering van het (infiltratie)gebied is cruciaal

Het is genoegzaam bekend dat het merendeel van de Vlaamse natuurgebieden piepklein is en dat de randinvloeden vanuit de omgeving enorm zijn. Denk maar aan de instroom van rioolwater via vuile beken en de aanvoer van stikstof en fosfaten vanuit de landbouw. Daar heeft zowat elk Vlaams natuurgebied mee te maken en dat is in het Aardgat (< 10 ha) helaas niet anders.

Het robuuster maken van de natuurgebieden (vergroten én aanleggen van bufferstroken rondom) is een conditio sine qua non voor het duurzaam voortbestaan van de biodiversiteit.

In de Ruilverkaveling Willebringen, waarbinnen het Aardgat valt, is voorzien om de aanpalende akker om te zetten naar natuurgebied. Deze akker is (deel van) het infiltratiegebied van het regenwater dat uittreedt in het Aardgat. Dit is dan ook een noodzakelijke maatregel om zo de kwaliteit van het water te garanderen. Naast deze ‘buffering’ is herstel van de hydrologie door het opheffen van de drainages nodig, zodat het water niet snel wordt afgevoerd, maar langer kan worden vastgehouden en tijd heeft om in de grond de dringen. Water wordt de komende decennia zondermeer één van de meest cruciale elementen voor het behoud van onze natuurgebieden en daar moet dan ook erg verstandig mee worden omgesprongen. 

Tekst: Pieter Abts, Hugo Abts, Robin Guelinckx, Jorg Lambrechts (Natuurpunt Velpe-Mene, Natuurpunt Beheer, Natuurpunt Studie)

Foto’s: Natuurpunt Velpe-Mene, Oike Vlaanderen