De kustpolders betekenen een aantrekkelijke regio om te genieten van mooie groepen overwinterende ganzen, zeker in steeds zeldzamer wordende koudeperiodes. Sinds eind jaren vijftig worden de ganzen geteld en gemonitord. Veranderingen in aantallen en verspreidingspatronen zijn normaal. Toch blijven sommige ganzen, na al die jaren van studie, verrassen. Zo blijken kleine rietganzen van verder te komen dan gedacht en ze gebruiken ook meer slaapplaatsen en zwerven wat meer rond.
Sinds de jaren '90 werden veel kleine rietganzen en kolganzen voorzien van nekringen. Dankzij duizenden aflezingen zijn de trekroutes en favoriete pleisterplaatsen behoorlijk goed in kaart gebracht. Ook grauwe ganzen, riet- en brandganzen werden gemerkt.
Het recentere gebruik van zenders heeft de kennis echter significant verbeterd, zeker voor regio's met weinig of geen ringaflezers. Vanaf 2018 werden kleine rietganzen, gevangen in Noorwegen, Denemarken en Finland voorzien van witte nekringen met ingebouwde GPS-zenders, herkenbaar aan twee zwarte zonnepaneeltjes. Met dank aan de projectverantwoordelijken (J. Madsen, B. Nolet en K. Schreven) kunnen wij hier kort enkele bevindingen situeren, maar veel resultaten moeten nog wachten op officiële publicatie.
Kolgans met nekring (foto: Geert Jonckheere)
Ontdekkingen dankzij zenders
Meest spectaculaire ontdekking was dat kleine rietganzen, geringd in het Finse Oulu niet alleen op Spitsbergen, maar ook op Nova Zembla broeden, met een terugtrekroute over Finland en Zweden naar Denemarken. Een van deze ganzen (code A5) bereikte de
Oostkustpolders in winter 2018/19. Een andere zender (A1) is al elk jaar tot in Vlaanderen afgezakt. De aanwezigheid deze gezenderde kleine rietganzen (momenteel 14 ex.) leverde in de vorige vijf jaren een meer gedetailleerd inzicht in hun regionale mobiliteit, hun voorkeur voor bepaalde gebieden en vooral hun keuze van slaapplaatsen.
Aantallen winterganzen in België
In een voorgaand Natuurbericht toonden we aan dat de kleine rietganzen in de Kuststreek een afnemende trend vertonen. Meer en meer blijven ze in Denemarken en zelfs Zweden overwinteren. Toch is het wintermaximum in onze regio -meestal in de tweede helft van december- nog altijd goed voor 20 à 25% van de totale populatie. De tellingen gedurende de eerste winterhelft 2022/23 bevestigen dit opnieuw. Opmerkelijk is dat in Friesland de aantallen kleine rieten sterker afnemen dan bij ons. Behalve het mogelijk effect van klimaatveranderingen, zou ook de toename van brandganzen in de Friese foerageergebieden een factor zijn (wegens te kort afgegraasde graslanden). Deze competitie is in Vlaanderen niet relevant, gezien de lage aantallen brandganzen en hun relatief beperkte verspreiding (vnl. in Uitkerke en Zwin).
Voor de kustregio werden half november 6.800 kleine rieten en 10.500 kollen geteld. Deze aantallen liepen tegen nieuwjaar op tot resp. 32.500 en 22.500. De grafiek voor vijf winters laat zien dat kolganzen eerder afnemen, terwijl kleine rietganzen een inhaalbeweging lijken te maken en in toenemende mate de laatste jaren ook buiten de Oostkustpolders pleisteren (fig.1)., Met name in de zandstreek ten westen van Brugge (Zerkegem, Aartrijke tot Koekelare) en in het open landschap van Moere Blote (Nieuwland, Zevekote, Moere, Zande tot Leke) verblijven al wekenlang groepen van enkele duizenden. Ook de Middelland-polders van Gistel tot Sint-Pieters-Kapelle en van Leffinge tot Ramskapelle worden nu geregeld bezocht. Begin deze winter was ook de zandstreek ten oosten van Brugge in trek, met soms grote groepen in Sijsele en Oedelem, zelfs tot in Donk, waarmee de grens met Oost-Vlaanderen werd overschreden! (zie fig. 2). Ook kolganzen kennen stilaan de weg.
Resultaat van de ganzentellingen eind december voor de laatste vijf winters. Let op de onderste lijn: toename buiten de Oostkustpolders.
Zenders verklappen slaapplaatsen
Een aantal kerngebieden waar de ganzen de nacht doorbrengen zijn al lang gekend door opvallende avond- en ochtendvluchten. Meestal worden open plassen verkozen zoals in Vlissegem, Wenduine/Uitkerke en 't Pomptje in Oudenburg. Ook klassiek is het gebruik van permanente graslanden met microreliëf en poelen in de depressies. Van prioritair belang daarvoor zijn de weidecomplexen van Damme, Dudzele, Oostkerke, Lissewege, Uitkerke, Meetkerkse Moeren, Klemskerke/Vlissegem, Zwaanhoek e.a.
De laatste jaren werden op verschillende plaatsen plas-drasgebieden bevorderd door natuurherstel- en ontwikkelingsprojecten (o.a. via LIFE). Hiervan wordt dankbaar gebruik gemaakt door de ganzen, zeker in het huidige natte seizoen.
Gezenderde kleine rietgans (foto: Geert Jonckheere)
Meer en meer hebben deze vogels geleerd ook te overnachten op terreinen waar ze bij dag voedsel zoeken. Dat bespaart energie die niet aan slaapvluchten wordt gespendeerd. Heel frequent wordt ook op natte en zwaar doorploegde akkers geslapen. Daar foerageren ze overdag op oogstresten van maïs, aardappelen en suikerbieten. Ook akkers met wintergraan of raaigras worden bezocht, al is het vaak om die laatste restjes junkfood (bieten of aardappelen) te zoeken tussen het jonggekiemde gewas.
Het is trouwens deze toenemende 'goesting' voor oogstresten die de laatste jaren een gestage uitzwerming van de ganzen tot buiten de Oostkustpolders heeft veroorzaakt. Zelden of nooit trekken kleine rietganzen echter verder dan 20-25km landinwaarts vanaf de kustlijn en hooguit tot zo'n 15km in de zandstreek, zoals ook door zendersignalen wordt geïllustreerd,
Verrassend vooral is dat blijkbaar steeds méér locaties als slaapplaats worden gebruikt, wat vroeger zelden vastgesteld werd. Recent blijkt dat kleine rietganzen zelfs ook buiten de polders overnachten. Eén zender (A1) verkoos dagenlang een terrein naast de Golf van Sijsele, een andere (XK) maakt er al vele weken de gewoonte van om nabij Zande (Moere Blote) te slapen, soms in groepen tot 4000ex. Dezelfde zender XK maakte bovendien twee keer exploratieve vluchten via de IJzervallei tot net over de Franse grens en verbleef zelfs één nacht op zee voor de Westerschelde. Ook vorige winters was er een gezenderd vrouwtje dat dergelijke verre verkenningsvluchten uitvoerde.
Er bestaan dus duidelijk individuele verschillen in verspreidingspatroon en terreinvoorkeur, die nu door gezenderde vogels beter tot uiting komen: sommige blijven eerder honkvast voor een bepaald gebied, andere duiken wijd verspreid op in de hele kuststreek.
Ondanks de meer frequente aanwezigheid in de zandstreek en daardoor toegenomen mobiliteit blijven de meeste kleine rietganzen traditioneel aan de Oostkustpolders gebonden qua aantal en verblijftijd. De gestage, vooral westwaartse opschuiving wijst er echter wel op dat zich in deze open landschappen nieuwe tradities kunnen ontwikkelen. De langverwachte 'oversteek' over de IJzer blijft alsnog wat achterop, maar pleisterende groepen worden soms al vastgesteld in de omgeving van Schore en bij Nieuwpoort (bijvoorbeeld nabij afrit 3 van E40). Verdere verrassingen zijn niet uit te sluiten.
Voor de jaarlijkse zeven wintertellingen is het daarom van groot belang en verheugend dat deze ruimere kustregio ook door geoefende veldwaarnemers 'gedekt' wordt, zodat ook in de toekomst de verspreiding en aantalsevoluties nauwkeurig kunnen gevolgd worden. Wij roepen graag op om nekringen van ganzen af te lezen en deze in te voeren in http://www.geese.org of via de BirdRing app. Meldingen op 'waarnemingen.be' zijn ook bijzonder waardevol.
Ganzenpleisterplaatsen van Oostkustpolders en uitbreidingsgebieden Middellandpolders en Zandstreek (delen west en oost van Brugge)
Tekst: Eckhart Kuijken & Christine Verscheure, met dank aan alle ganzentellers
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief