Wanneer is er paddentrek?
Elke avond dat er kans is op trek kan je mee padden overzetten. Dat is vooral tussen 20 februari en 20 maart, tussen 19u30 en 22u30.
De trek van amfibieën komt op gang bij de juiste klimatologische omstandigheden: geen grondvorst, zachte avondtemperaturen (min. 8° C) en een hoge luchtvochtigheid, doorgaans vanaf de tweede of derde week van februari. De piek valt meestal in de tweede of derde week van maart. Begin april valt alles stil. Maar door de klimaatsverandering die we ook bij ons voelen, raken padden van slag en worden zelfs begin januari al trekkende exemplaren gezien.
Nadat de eitjes werden afgezet in de poel, trekken de eerste dieren meteen terug. Vooral de wijfjes zijn er snel bij om het voortplantingswater te verlaten. De mannetjes blijven enkele weken langer in het water en trekken eind april, begin mei naar hun zomerleefgebied.
Ergens in juli of augustus zien we het gevolg van de paddentrek: honderden padjes, kleine kruipertjes van amper een cm groot, komen uit het water. Het fenomeen is soms zo opvallend dat er zelfs een woord voor werd uitgevonden: de paddenregen.
Zelf meedoen?
Bekijk het overzicht op van de overzetplaatsen op de website van Hyla. Neem contact op met de lokale organisator om af te spreken op welke dagen en op welke plaatsen je kan helpen.
Trek er zeker niet op eigen houtje op uit. Hoe goed bedoeld het ook mag zijn, mensen die geen contact hebben genomen met de lokale coördinator doen soms meer kwaad dan goed: amfibieën worden aan de verkeerde kant van de straat overgezet, soorten worden verkeerd gedetermineerd, gegevens worden niet (volledig) ingevuld op de speciaal daartoe ontworpen formulieren, amfibieën worden overgezet net voordat één van de lokalen er zou aankomen met een school.
Wat moet ik doen als ik een pad, kikker of salamander vind?
Op zich is het antwoord eenvoudig: laat het beestje terug los op de plaats waar je het vond. Amfibieën zijn in die periode op zoek naar een poel, beek of vijver om er zich voort te planten. De kikker, pad of salamander die je vond, was vermoedelijk al op weg naar zijn of haar favoriete voortplantingsstek. Laat het beestje opnieuw vrij op de plek waar je het vond. Liefst in de buurt van de dichtst bijgelegen waterpartij en op een veilige plek zodat het niet meteen een platte dood tegemoet gaat onder de wielen van voorbijrazend verkeer.
Moet je het toch om een of andere reden eventjes bewaren, zorg er dan voor dat het beestje vochtig zit. Stop het in een emmer met wat bladeren en een stukje hout. Een beetje water (max. 5 cm) moet er voor zorgen dat het niet uitdroogt. Plaats de emmer op een donkere, beschaduwde plaats (bv. in de kelder). Bij valavond kan je het diertje terug plaatsen op de plek waar je het vond (of in de directe omgeving, op een veilige stek). Probeer steeds om je handen vochtig te maken als je het diertje vast neemt.
PS: padden zijn giftig. Was altijd je handen nadat je contact met hen had!