Mieren
kale_rode_bosmier_saxifraga-ab_h_baas.jpg

Mieren (Formicidae)
Wie mieren zegt, denkt vooral aan de exemplaren die rondkruipen in onze tuin en op ons terras of die we ontmoeten tijdens een wandeling in het bos. Toch zijn er België zomaar eventjes 76 verschillende soorten mieren. De afgelopen jaren zijn er trouwens heel wat nieuwe mierensoorten in ons land ontdekt. Helaas stelden onderzoekers ook vast dat sommige soorten bij ons niet langer voorkomen.
Samen met o.a. bijen en wespen horen mieren thuis in de orde van de vliesvleugeligen (Hymenoptera). De meeste vliesvleugeligen hebben als kenmerk twee paar doorschijnende vleugels, terwijl vliegen er maar één paar hebben. De mieren vormen hierop de grote uitzondering. Alhoewel er nog andere ongevleugelde Hymenoptera zijn, is de afwezigheid van vleugels bij mieren eerder de regel dan de uitzondering. Alles heeft ongetwijfeld te maken met hun meestal ondergrondse levenswijze waarbij vleugels alleen maar hinderlijk zijn. Bij de mieren hebben dan ook alleen maar de geslachtsdieren, mannetjes en gynen (nog niet uitgevlogen meestal onbevruchte en/of gevleugelde wijfjes die nog niet reproductief zijn), twee paar vleugels. Ook hier zijn er weer uitzonderingen en vinden we zelfs in onze Belgische mierenfauna soorten met vleugelloze geslachtsdieren.
Hoe kan je mieren herkennen?
- Geknikte sprieten die meestal zijn opgebouwd uit meer dan 10 leedjes
- Net als andere insecten is hun lichaam opgebouwd uit kop, borststuk en achterlijf
- een typisch kenmerk aanwezig tussen het borststuk en het achterlijf is de achterlijfssteel. Indien deze uit één enkel deel bestaat, spreken we meestal van een schub; is deze tweeledig dan hebben we het over de knopen van een mier.
- Het borststuk bevat drie paar poten. Elke poot bestaat uit de heup,de dijring, de dij, de scheen en de voetleedjes.
- Vooraan de kop vinden we de kaken die al of niet getand zijn
- De meeste soorten hebben grote facetogen, met daarachter nog drie bij-ogen
Alle mieren die in België in de vrije natuur leven, behoren tot slechts 4 subfamilies, namelijk Dolichoderinae, Formicinae, Myrmicinae en Ponerinae. Een eenvoudig en opvallend kenmerk om leden van de subfamilies Formicinae en de Myrmicinae te onderscheiden, vinden wij tussen het borststuk en het achterlijf. Bij de Formicinae zien we daar een enkele knoop in de vorm van een rechtop staande schub terwijl we bij de Myrmicinae twee knopen waarnemen. We spreken dan ook wel van schubmieren en knoopmieren. Maar ook de twee soorten van de subfamilie Dolichoderinae hebben een enkele knoop in de vorm van een schub, maar die is schuin naar voren gericht en wordt van bovenaf gezien overdekt door het achterlijf. De vier soorten van de Ponerinae die in ons land leven, hebben een dikke rechtopstaande schub maar verschillen van de schubmieren o.a. door een duidelijke insnoering tussen het eerste en het tweede segment van het achterlijf. Bovendien bezitten de Ponerinae een angel in tegenstelling tot de Formicinae die aan het uiteinde van het achterlijf een met afstaande haren omkranste opening hebben waaruit zij zuur spuiten.
Bruidsvluchten
Mieren die paren zorgen voor een wonderlijk schouwspel. Als voorbeeld beschrijven we de bruidsvlucht van de zwartbruine wegmier, een mierensoort die in Vlaanderen vaak voorkomt. Eind juni - begin juli worden massaal nieuwe koninginnen geboren. Ook mannetjes zullen rond die periode geproduceerd worden. Een nest kan zo tientallen nieuwe koninginnen en honderden mannetjes bevatten. Beiden zijn gevleugeld. Op een zwoele, windstille dag gebeurt het dan plots: het nest scheurt open en alle mannetjes en de nieuwe maagdelijke koninginnen laten zich meevoeren met de warme luchtstromingen. Ook omliggende nestkolonies geven op dat moment hun mannetjes en koninginnen vrij. Die voeren met z’n allen een gigantisch luchtballet uit waarbij honderden mieren elkaar hoog in de lucht treffen. Alleen de hoogst vliegende mannetjes krijgen de kans om te paren. Ook warme hellingen en heuveltoppen, zoals mijnterrils, kunnen als ‘rendez-vous’-plaats dienen.
De timing voor de zogenaamde ‘bruidsvluchten’ is cruciaal. Doordat verschillende nesten tegelijkertijd uitvliegen bestaat er een grotere kans dat koninginnen van het ene nest kunnen paren met mannetjes van een ander nest. Zo treedt genetische uitwisseling op. Vogels en kleine zoogdieren zijn er als de kippen bij om te profiteren van de massale schranspartij. De dikke, gevleugelde mieren zijn immers een echte lekkernij. Vooral kokmeeuwen, gierzwaluwen en spreeuwen kunnen buitelend de mieren verschalken.
Na de daad komen de mannetjes en vrouwtjes terug op de grond terecht waar de mannetjes vrij spoedig sterven. De vrouwtjes bijten hun vleugels af en gaan op zoek naar nieuwe nestplaatsen. De mieren mikken voor hun bruidsvluchten op drukkend heet weer, wetend dat er nadien vaak een verkwikkend onweer volgt. Een stevige plensbui zal ervoor zorgen dat de anders ontoegankelijke bodem vochtig en poreuzer wordt. Een nieuwe nestgang is dan ook gemakkelijker te graven.
Kolonie
Mieren leven sociaal in kolonies. Doorgaans bestaan de kolonies uit een of meerdere koningin(nen), de mannetjes en de werksters. Die laatsten hebben verschillende functies. Zo zijn er verkenners die op zoek gaan naar voedsel. En anderen ontfermen zich dan weer over de larven in het nest. Sommige werksters ontfermen zich over bladluizen die ze melken, enz.
Ook fascinerend bij mieren is de manier waarop ze met elkaar communiceren. Zo doen dat op verschillende manieren. Zo is er onder meer visuele communicatie De mannetjes hebben meestal duidelijk grotere facetogen dan de werksters en wijfjes, dit waarschijnlijk in functie van de bruidsvlucht waar zij de wijfjes moeten lokaliseren. Het lichamelijk contact tussen mieren is waarschijnlijk de bekendste communicatievorm tussen de dieren. Mieren die mekaar ontmoeten, raken mekaar aan met de poten maar vooral het druk heen en weer tasten met de sprieten is een opvallende bezigheid. De sprieten staan dan ook vol zintuighaartjes in een verscheidenheid van vormen en structuur. Met hun sprieten tasten de mieren hun omgeving af en nemen daarmee allerlei prikkels op. Het geregeld poetsen van die sprieten met het 'kammetje' of de spoorkam aan de voorpoten is dan ook een belangrijke bezigheid. Mieren die mekaar ontmoeten en betasten met de poten of bekloppen met de sprieten gaan dikwijls over tot voedseluitwisseling.
Deze informatie verzamelden we dankzij de Mierenwerkgroep Polyergus. Op hun website vind je nog een schat aan informatie over mieren.
Meer weten
Mieren van de benelux | Mier - Dieren Allerlei |
![]() | ![]() |
Mieren zijn overal, sociaal, succesvol en van grote invloed op hun omgeving. Met dit boek kan je de verschillende soorten dertermineren. Verder is er per soort aandacht voor de levenswijze en de ecologie. | Neem een kijkje in de boeiende wereld van de mier. Lees hoe ze hun nesten bouwen, voedsel vinden en met elkaar praten. |