Tuinfluiter
vilda_32449_tuinfluiter_yves_adams_a8_40473.jpg

De tuinfluiter (Sylvia borin)
De tuinfluiter is een egaal gruisbruine zangvogel, zonder echt uitgesproken kenmerken. Hij houdt zich vaak op in dichte vegetatie en laat zich moeilijk zien.
Hoe kan je de tuinfluiter herkennen?
- Onopvallende zanger zonder echte kenmerken
- Egaal bruingrijze bovendelen en grijswitte onderdelen
- Vaaggrijze tint op de zijhals
- Vrij krachtige, lichtgrijze poten
- Vrij korte, dikke, stompe, lichtgrijze snavel
Hoe klinkt de tuinfluiter?
Bron: Xeno-Canto.org
Wat eet de tuinfluiter?
In de broedperiode eet de tuinfluiter vooral insecten, maar ook spinnen en slakken. Buiten het broedseizoen bestaat het dieet vooral uit bessen en fruit, goed voor de opbouw van een flinke vetvoorraad alvorens de trektocht naar de zuidelijke overwinteringsgebieden aan te vatten.
Waar leeft de tuinfluiter?
- De tuinfluiter houdt van dichte vegetatie: een dichte kruidlaag, veel struiken en doornige houtkanten. Je vindt tuinfluiters ook aan de rand van open plekken in loofbossen met braamkoepels, wilgenstruweel, opslag van loofhout en veel hoge kruiden. In de meeste parken en tuinen komt de soort echter niet voor.
- Verspreidingskaart van de tuinfluiter
Hoe plant de tuinfluiter zich voort?
De tuinfluiter start met nestelen vanaf begin mei. Het mannetje bouwt eerst een aantal nesten, waaruit het vrouwtje haar keuze maakt. Het ‘uitverkoren’ ontwerp wordt in drie dagen afgewerkt. Het nest wordt meestal op of net boven de grond gebouwd, in dichte vegetatie, met een uitgesproken voorkeur voor braam of hoge kruiden (grote brandnetel, harig wilgenroosje, bastaardwederik, koninginnekruid, …). Een legsel telt meestal vier of vijf eieren die 11 tot 12 dagen worden bebroed. Na tien dagen verlaten de jongen het nest.
Hoe krijg je de tuinfluiter te zien?
De tuinfluiter leeft verborgen en laat zich niet snel zien. De soort laat zich het best vinden door de zang. De beste periode om de zang te horen, is van eind april tot ver in juni, met een piek rond half mei, van een half uur voor zonsopgang tot ver in de ochtend. De tuinfluiter zingt vaak vanuit een zeer verborgen positie, waardoor het moeilijk is om de vogel (goed) te zien te krijgen. Een goede kennis van de zang (de tuinfluiter zingt als een gehaaste merel) en het nodige geduld (vroeg of laat springt hij vast wel even in beeld) moeten doorgaans toch een glimp kunnen opleveren.
Weetjes over de tuinfluiter
- De wetenschappelijke soortnaam borin werd in 1783 door de Nederlandse geneesheer Pieter Boddaert (1730 - 1796) aan de tuinfluiter gegeven.
- De tuinfluiter is een voorbeeld van een soort die over de Sahel heen trekt en schijnbaar weinig last ondervindt van de langdurige droogte die dit gebied in 1970 -1997 getroffen heeft. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat eerstejaars tuinfluiters tijdens de najaarstrek vooral langsheen de (nattere) kust trekken. Vooral in droogteperiodes zal de mortaliteit van onervaren jonge vogels langs de kust lager liggen dan in de woestijn. Marc Herremans, diensthoofd van Natuur.studie, stelde in Mauritanië slechts 26% eerstejaars tuinfluiters vast in het binnenland, tegenover 81% aan de kust. Een gelijkaardige verdeling vond hij ook terug bij kleine karekiet, met resp. 12% vs. 83%. Door deze ‘trekstrategie’ ligt het sterftecijfer bij eerstejaars tuinfluiters en kleine karekieten mogelijk lager dan bij soorten als sprinkhaanzanger (40% eerstejaars langs kust, 57% door binnenland) en nachtegaal (resp. 35% vs. 55%).
- Tuinfluiter is een rare naam voor een soort die je niet al te vaak in tuinen aantreft. En toch zit die link met tuinen ook in heel wat andere talen in de soortnaam verankerd: Gartengrasmücke (Duits), Garden Warbler (Engels), Havesanger (Deens), Hagesanger (Noors), Fauvette des jardins (Frans). Aangezien de tuinfluiter juist helemaal geen typische soort van tuinen is maar eerder dicht struikgewas op vochtige terreinen opzoekt, kan worden aangenomen dat de officiële namen in de meeste talen niet door het volk werden gegeven maar vooral uit boeken waren voortgekomen. Tot 1908 was de wetenschappelijke naam van de tuinfluiter niet Sylvia borin maar Sylvia hortensis, waarbij hortensis afgeleid is van het Latijnse hortus, wat ‘tuin’ betekent.
- In het najaar kan je medewerkers aan wetenschappelijk ringwerk vaak herkennen aan hun purperblauwe vingers. Die krijgen ze door de paars gekleurde uitwerpselen van zwartkop en tuinfluiter, terwijl ze die ze uit de netten halen. De paarse kleur is vooral afkomstig van net verteerde vlier- en braambessen.
Meer weten?