Bedreigde vroedmeesterpad werkt aan comeback

Het voortbestaan van de vroedmeesterpad in Vlaanderen hangt aan een zijden draadje. Afgelopen jaren nam het aantal fluitende dieren, op de meeste plaatsen, af. De overblijvers dragen het lot van hun ganse nageslacht, wat gerust letterlijk genomen mag worden. Dankzij het lopende soortbeschermingsprogramma (SBP) krijgt de soort nu een duwtje in de rug. Vanmiddag werden de eerste vroedmeesterpadden op een gecoördineerde manier uitgezet in Vlaanderen. Een Europese primeur!
Het SBP heeft als hoofddoel om twintig vroedmeesterpad-populaties over heel Vlaanderen zo snel mogelijk naar een veilig niveau van tweehonderd fluitende mannetjes te brengen. Maar omdat ingeschat werd dat de resterende mini-populaties genetisch verarmd zijn en het daardoor niet meer op hun eentje kunnen trekken, is er binnen het SBP, naast het aanleggen en herstellen van geschikte land- en voortplantingsbiotopen, ook een kweekprogramma voorzien.
img_1967-2.jpg

Kweek van vroedmeesterpadden
In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) afgelopen jaar gestart met de kweek van vroedmeesterpadden. Voor de kweekpopulatie werd in de eerste plaats gekeken naar onze eigen Vlaamse populaties zodat met inheems genetisch materiaal gewerkt wordt. Maar omdat deze populaties ondertussen zeer klein en kwetsbaar geworden zijn, werden ook dieren verzameld op verschillende plaatsen in Wallonië en Nederland. Ondertussen draait de kweek op volle toeren.
Paringsritueel
De vroedmeesterpad dankt zijn naam aan een speciaal tafereel dat zich tijdens de ‘paring’ afspeelt. Het mannetje en vrouwtje vinden elkaar met behulp van de typische fluitsignalen. Beide ontmoeten elkaar aan land (dus niet in het water). Eens elkaar gevonden volgt een heel ritueel aan bewegingen waarbij het mannetje uiteindelijk als een vroedvrouw de buik van het vrouwtje masseert tot het eisnoer vrijkomt. Het mannetje spuit zijn zaadcellen over de eieren en begint vervolgens het eisnoer rond zijn achterpoten te wikkelen. Het werk van het vrouwtje zit erop en het mannetje start aan een unieke vorm van broedzorg. De daaropvolgende weken draagt het mannetje de eitjes met zich mee en zorgt hij ervoor dat ze onder de best mogelijke condities gehouden worden. Pas wanneer de eieren voldoende ontwikkeld zijn, gaat het mannetje in het water waarna de eieren uitkomen en de larven hun eigen weg gaan. Omdat de kans op het vinden van een mannetje met eieren zeer klein is, werd voor de kweek gestart met larven die vrij eenvoudig met behulp van een schepnet verzameld kunnen worden in de voortplantingspoelen waar de verschillende populaties zich ophouden.
Uitzetten padden en larven
De overlevingsgraad in de kweek bleek groter dan verwacht. Hierdoor konden dit najaar al zo’n 75 kleine padjes en nog eens 100 larven gecoördineerd uitgezet worden. Een primeur in Europa! Deze uitzettingen gebeurden verspreid over drie locaties, waar nog kwetsbare populaties vroedmeesterpadden aanwezig zijn: Huldenberg, Sint-Genesius-Rode en Borgloon. Dit is een eerste mijlpaal in de succesvolle samenwerking tussen de verschillende betrokken partners: ANB, INBO, Natuurpunt en de Regionale Landschappen. Zonder zo’n samenwerking zijn acties op deze schaal onmogelijk.
dsc_3856.jpg

Anders dan de meeste andere kikker- en paddensoorten heeft de vroedmeesterpad een overwinterende larve. Door de langgerekte voortplantingsperiode tot laat in de zomer, hebben sommige larven, die afkomstig zijn van een late bevruchting, niet genoeg tijd om voor de winter het volledige proces van de metamorfose af te ronden. Daarom kiezen ze ervoor om in het water, als larve te overwinteren en pas in het voorjaar aan land te gaan. Om die reden werden sommige larven uit het kweekprogramma uitgezet in permanente waterpartijen zodat ze rustig de winter kunnen doorkomen.
Overwintering
De larven die in de kweek de metamorfose hebben doorlopen (juvenielen) zijn klaar om aan land op zoek te gaan naar een geschikt winterhabitat. Dankzij de goede zorgen van het kweekteam van Johan Auwerx (INBO) zijn de juvenielen in prima conditie om de winter door te komen. De overwintering aan land gebeurt op vorstvrije plaatsen, diep in steen- of houthopen, in holletjes in de grond, onder een liggende boomstam, … De juvenielen werden vandaag uitgezet in de buurt van zulke locaties zodat de dieren niet al te ver op zoek moeten gaan naar een geschikte overwinteringsplaats en predatie tot een minimum wordt beperkt.
Toekomst
De rest van de larven worden verder grootgebracht in de kwekerij van het INBO in Linkebeek tot ze, vermoedelijk vanaf 2021, nakomelingen kunnen produceren. Deze nakomelingen zullen dan uitgezet worden ter versterking van de bestaande populaties. Maar we staren ons niet blind op deze bestaande populaties die de overblijfselen zijn van een ooit veel groter verspreidingsgebied. Er wordt ook gekeken naar mogelijke locaties waar nieuwe populaties gesticht kunnen worden. Heel wat locaties in Vlaanderen kunnen met een minimum aan ingrepen erg geschikt gemaakt worden voor de soort. Door deze nieuwe locaties strategisch te kiezen, hopen we opnieuw grotere metapopulaties te kunnen vormen zodat de soort op eigen houtje weer verder kan. De terreinbeherende organisaties (ANB, Natuurpunt en de Regionale Landschappen) doen er alles aan om bestaande en mogelijke nieuwe locaties optimaal in te richten en te beheren.
Tekst: Sam Van de Poel (Natuurpunt Studie)
Lees meer nieuws over
Krijg de natuur in je mailbox
Natuurberichten, heet van de naald. 3x per week