Afbeelding
Ijzeren weg
Falcoflight

De IJzerenweg, van transport van goederen en mensen, tot waardevolle, beleefbare natuur(verbinding)

13 mrt 2021
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
LIFE BNIP
Natura 2000
Studie

De IJzerenweg is de bedding van een voormalige spoorlijn die start in Tienen. Dit lineair element doorsnijdt één van de grotere, aaneengesloten riviervalleien, namelijk de Getevallei. Vandaag wordt de voormalige zate gebruikt om zachte recreanten te laten genieten van wat deze unieke riviervallei te bieden heeft. Onderzoek naar de biodiversiteit langsheen de IJzerenweg bracht aan het licht dat hier tal van bijzondere soorten een onderkomen vinden, én dat deze tevens een belangrijke corridorfunctie heeft.

Voormalige spoorwegverbinding

Spoorlijn 22 van Tienen naar Diest werd geopend op 27 mei 1878. De lijn is 32 km lang en had als functie onder meer suikerbieten en seizoensarbeiders uit de omliggende gemeenten van en naar de Tiense Suikerraffinaderij te transporteren. Het personen- en goederenverkeer op spoorlijn 22 (Tienen - Diest) en de daar in Drieslinter van aftakkende spoorlijn 23 (Drieslinter – Sint-Truiden / Tongeren) werd stelselmatig tussen 1957 en 1967 opgeheven. Enkel van Tienen tot Grimde bleef goederenvervoer nog enige tijd voortbestaan tot 1988 in functie van de Suikerraffinaderij in Tienen. Na het stopzetten van de goederendiensten op deze lijn werden de sporen opgebroken. Het laatste deel, tussen Tienen en Grimde werd pas opgebroken in 1997.

Vandaag zijn spoorlijnen 22 en 23 grotendeels verhard en omgevormd tot rustgevende, recreatieve (fiets)paden waarlangs je kan genieten van de natuurwaarden die de Getevallei te bieden heeft. Lokaal staat het traject bekend als ‘den IJzerenweg’, en deze kent momenteel voornamelijk een recreatief gebruik. Het werd opgenomen in het Hagelandse en Limburgse netwerk van fietsknooppunten.

Een droog lint door de natte Getevallei

De IJzerenweg loopt door de Getevallei en doorkruist enkele grote natuurgebieden. Zo loopt de oude spoorlijn ter hoogte van de bezinkingsvijvers van de Suikerraffinaderij in Tienen vlak langs natuurgebied Tiens Broek, en doorsnijdt stroomafwaarts, tussen Neerlinter en Terhagen (Zoutleeuw), de natuurgebieden Doysbroek en Grote Getevallei. De Grote Getevallei is deels eigendom van provincie Vlaams-Brabant, maar wordt sinds 2014 beheerd door Natuurpunt. Net voor Stad Zoutleeuw loopt het traject langs natuurgebied Bolwerk - Leeuwse Getevallei.

Ten zuiden van Geetbets volgt het traject de westelijke flank van de Getevallei, parallel met het natuurgebied Aronst Hoek. Ter hoogte van de dorpskern van Geetbets buigt de IJzerenweg in noordelijke richting om, richting Halen en loopt dan voornamelijk door agrarisch gebied.

Terwijl de Getevallei belangrijk is voor typische valleivogels zoals (een belangrijke populatie) wulp, blauwborst, rietgors, roodborsttapuit maar ook grauwe klauwier, is de IJzerenweg vooral van belang voor struweelvogels. Het traject van de voormalige spoorweg wordt over bijna de volledige lengte langs beide zijden omzoomd door heggen, vaak met overstaanders. Dit resulteert in hoge aantallen grasmus en spotvogel, en voorts soorten als braamsluiper, geelgors en zomertortel. Laatstgenoemde heeft hier één van de weinige resterende bolwerkjes van Vlaanderen…

Afbeelding
Zomertortel Mark Zekhuis

Zomertortel (foto: Mark Zekhuis/Saxifraga)

Habitat en natuurverbinding

Natuurpunt Studie voerde in 2020 een uitgebreid onderzoek uit naar de biodiversiteit langsheen de IJzerenweg. Dit kaderde in een Duurzaam Biodiversiteitsproject, uitgevoerd samen met Regionaal Landschap Zuid-Hageland en Natuurpunt Beheer, en financieel ondersteund door Provincie Vlaams-Brabant.

Het tweejarig onderzoek onderstreept het belang van dit groene lint aan de rand van de Getevallei. Naast de vele struweelvogels, gebruiken vleermuizen de spoorweg als jachtgebied én vormt het een belangrijke verbindingsroute voor de Europees beschermde baard- en watervleermuis. Eén van de conclusies luidt dan ook, dat het cruciaal is dat de IJzerenweg onverlicht blijft, ten einde verstoring te voorkomen.

Uit een recente atlas van de amfibieën en reptielen van Vlaams-Brabant bleek reeds dat de Getevallei één van de belangrijkste bolwerken in de provincie Vlaams-Brabant is voor levendbarende hagedis. Dit onderzoek duidde twee ‘kernpopulaties’, respectievelijk thv. de bezinkingsputten van Tiense Suiker enerzijds en thv. natuurgebied Grote Getevallei anderzijds, met elders verspreide waarnemingen bv. aan natuurgebied Bolwerk. Net als voor de vleermuizen heeft de IJzerenweg een belangrijke corridorfunctie voor de levendbarende hagedis. Zonbeschenen houthopen, stapelplaatsen en schraalbegroeide bermen en taluds langs de zate zijn een vereiste voor deze soort. Een aangepast hakhoutbeheer van de heggen speelt hier zeker op in. Daarnaast is de soort gevoelig voor (snel) verkeer. Op fietssnelwegen elders vallen plaatselijk hoge aantallen verkeersslachtoffers onder de hagedissen…

Het onderzoek naar de flora leerde dat er helaas een sterke afname is van de bloemenrijkdom. Her en der zijn er nog bloemrijke grazige vegetaties, maar typische soorten zoals beemdkroon, gewone agrimonie, hokjespeul en akkerklokje zijn tot relicten teruggedrongen waar een aangepast ecologisch bermbeheer werd afgesproken. Zelfs meer algemene planten zoals knoopkruid en rapunzelklokje komen niet meer wijdverspreid voor. Op een enkele locatie werd de zeldzame kraagroos gevonden. Deze spoorwegbermen vragen een maaibeheer ‘op maat’ van deze bonte vegetaties. Gemiddeld betekent dat jaarlijks tweemaal maaien, waarbij de afvoer van het maaisel noodzakelijk is. Nooit maaien, of het maaisel laten liggen, leidt tot verruiging van de bodem. Waar hoge heggen de zates insluiten, biedt hakhoutbeheer soelaas om, minstens tijdelijk, meer licht en lucht naar de bodem toe te laten. Twee pijnpunten qua beheer zijn gazonbeheer met te frequent maaien en het sluikstorten van groenafval in de spoorwegbermen.

Wat voor de bloemetjes geldt, ook voor de (wilde) bijtjes! Bijenexperts van Natuurpunt Studie telde maar liefst 83 soorten wilde bijen, waaronder zeer bijzondere soorten. Net zoals de plantenrijkdom, kwamen deze meer specialistische soorten relictmatig voor op bepaalde locaties. Dit zijn enerzijds de bloemrijke grazige bermen van de IJzerenweg, met soorten zoals gewone langhoornbij, wikkebij, donkere klaverzandbij, Texelse zandbij en Gelderse zandbij. Een ecologisch bermbeheer kan daar leiden tot een snelle lintvormige toename van bloeiende inheemse kruiden vanuit de nu nog kleine groeiplaatsen, en die hebben een enorme waarde voor wilde bijen-gemeenschap.

Afbeelding
Kleine wolbij Kurt Geeraerts

Kleine wolbij foeragerend op rolklaver. Van deze soort komt een grote populatie voor op de grondhopen langs de IJzerenweg ter hoogte van de Bezinkingsputten van de Tiense Suiker. Foto Kurt Geeraerts.

Een tweede categorie van bijzondere soorten wilde bijen die we vonden, zijn typische bijen van pioniervegetaties, met name kleine wolbij, driedoornige metselbij, koolzwarte zandbij, gedoornde slakkenhuisbij, slangenkruidbij en Pyreneese behangersbij. Deze pioniervegetaties vinden we op het onverharde deel van de Ijzerenweg thv de Bezinkingsputten te Tienen en op de dijken van deze bezinkingsbekkens. Hier is het vooral zaak de aanwezige terreinen in pioniertoestand te houden: de open (al dan niet zandige of stenige) bodem behouden zodat er voldoende nestgelegenheid en een warm microklimaat behouden blijft voor de bijen én voldoende kiemgelegenheid voor de pionierplanten die van belang zijn voor de bijen, zoals het prachtige slangenkruid. 

Nog ruimte voor verbetering

Het onderzoek concludeert dat ‘den IJzerenweg’ een ecologisch zeer waardevol, lineair element is, dat de uitgestrekte natuurrijke riviervallei flankeert. De IJzerenweg herbergt hoge natuurwaarden, de vallei ook, en ze zijn complementair. In de vallei leven namelijk veel soorten van natte terreinen, op de Ijzerenweg eerder van droge terreinen én tal van soorten die het net van de overgang tussen beiden moeten hebben, zoals de Levendbarende hagedis. Zo versterken beide structuren elkaar. Daarenboven is er nog de belangrijke corridorfunctie voor tal van dieren en planten.

Recreanten kunnen vanop de Ijzerenweg optimaal van het rivierlandschap genieten. De migratie langs deze spoorlijn is allesbehalve een halt toegeroepen: naast fietsers, wandelaars en sporadische ruiters die zich via deze route verplaatsen, maken ook de minder opvallende maar vaak unieke dieren en planten integraal deel uit van de rijke geschiedenis van de IJzerenweg.

De mogelijkheden voor verdere versterking van de natuurwaarden zitten vooral in een aangepast maaibeheer van de bermen en hakhoutbeheer van de heggen.

Afbeelding
Beemdkroon Jorg Lambrechts

De prachtige en voor insecten erg interessante beemdkroon is een ambassadeur voor goed natuurbeheer. Momenteel is de soort langs de IJzerenweg terug gebracht tot relictpopulaties, bij goed graslandbeheer zal ze weer uitbreiden. Foto Jorg Lambrechts.

Dat elke aanpalende inwoner een verantwoordelijkheid heeft, wordt duidelijk als we kijken naar de verspreiding van invasieve exoten. Deze verspreiden zich namelijk vaak via gestort tuinafval. Het tuinafval leidt niet enkel tot ‘vermesting’ van de berm, maar bepaalde tuinsoorten gaan zo woekeren. Omgekeerd kunnen tuinen zeker bijdragen tot de natuurwaarde, door bewust te kiezen voor inheemse soorten in je tuin, of via het aanplanten van heggen of streektypische hoogstam(fruit)bomen. We verwijzen hiervoor naar de jaarlijkse samenaankoop van de 5 Regionale Landschappen in Vlaams-Brabant, waarbij er inheemse struiken, hoogstam(fruit)bomen worden aangeboden. Hoogstamfruitbomen zijn (ook) goed voor de Eikelmuis, een mooi zoogdier dat hier vroeger geregeld vastgesteld is.

Het volledige rapport van de IJzerenweg is hier consulteerbaar.

Tekst: Jorg Lambrechts en Griet Nijs, Natuurpunt Studie & Kevin Lambeets, Natuurpunt Beheer.

Foto’s: Falcoflight, Kurt Geeraerts, Jorg Lambrechts