Afbeelding
Heikikker
Jeroen Speybroeck/HYLA

Droogte brengt heikikker verder in problemen

16 apr 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Water

In Limburg wordt een aantal populaties van de heikikker sinds 2005 jaarlijks opgevolgd. In 2019 werd vastgesteld dat het aantal afgezette legsels een spectaculaire daling vertoonde van -86 % tot -100 %, afhankelijk van de locatie.

De droogte van de zomer van 2018 was de oorzaak voor de stevige dip die in 2019 werd opgetekend. Het regende in de zomer van 2018 slechts op 20 dagen. Het was 183 jaar geleden dat het KMI nog zoveel droge dagen optekende in een Belgische zomer. Niet dat de vennen vroegtijdig uitdroogden, dat niet. Uit de afgezette legsels kwamen dus wel degelijk larven voort die tijdig konden metamorfoseren en aan land gingen, ruim voor de voortplantingslocaties uitdroogden. Maar wat was dan wel het probleem? Door een totale verdroging van het landbiotoop konden heikikkers aan land niet voldoende voedsel vinden en ook noodzakelijk vochtige schuilplekjes waren overal volledig opgedroogd. Er werd gehoopt dat de ‘legseldip’ van 2019 eenmalig zou zijn en dat de populaties zich in 2020 deels zouden kunnen herstellen. Helaas …

Ook de zomer van 2019 werd immers extreem warm. Het werd de vierde warmste zomer ooit gemeten in ons land. En het werd opnieuw kurkdroog: vanaf 16 juni 2019 tot en met 11 juli 2019 - 26 dagen lang - viel er geen neerslag in Ukkel. Het was al van 1995 geleden dat in België in de zomer een droge periode van minstens 20 opeenvolgende dagen werd geregistreerd. Warm en droog, opnieuw, net als in 2018. De start van 2020 zag er met de vele regenbuien tijdens het voorjaar echter veelbelovend uit. Alle vennen stonden in maart vol water. Maar toch bleek de afname van 2019 zich verder door te zetten. Het aantal getelde legsels zakte verder weg tot een absoluut dieptepunt. Op locaties waar in 2018 nog 800 legsels werden geteld, konden in 2020 nog slechts 3 legsels worden gevonden.

Afbeelding
Grafiek heikikkers

 

Deze afname wordt ook op andere locaties in Vlaanderen vastgesteld. In de Antwerpse Kempen, op het Klein Schietveld en op de Kalmthoutse heide werden op een aantal vaste leglocaties dit voorjaar geen dril van heikikker meer gevonden. En ook in verschillende Nederlandse heikikkergebieden tekent eenzelfde trend zich af. Een klein lichtpuntje: op enkele plekken werden subadulte dieren gevonden, een bewijs dat de voortplanting van 2019 dan toch geen totaal fiasco was.

In het soortbeschermingsprogramma (SBP) voor de heikikker staat niets over hoe te reageren bij een volledige crash van een populatie. Dit knelpunt was bij de opmaak van dit SBP ook helemaal nog niet aan de orde. De meeste populaties zitten immers binnen de ‘veilige’ grenzen van een natuurgebied en er werd aangenomen dat negatieve invloeden min of meer met relatief eenvoudige ingrepen lokaal zouden kunnen worden gemilderd. Maar door de opeenvolging van droge zomers moet dit standpunt grondig herzien worden, willen we de heikikker in Vlaanderen kunnen behouden. Er moet dringend nagedacht worden over een adaptief beheer, al zal dit niet eenvoudig worden indien warm en droog het nieuwe normaal worden. Hoe het ook zij, er zal nog meer moeten ingezet worden op lokale vernatting en buffering van water. Dit zal niet alleen de heikikker maar ook vele andere waterafhankelijke soorten ten goede komen. Hierdoor zullen ook de toekomstige grondwatertafels - en dus ons drinkwater - positief worden beïnvloed. Op sommige locaties, zoals ‘De Brand’ in Maaseik, weet een kleine populatie heikikkers nog stand te houden. En toch worden ook daar door de lokale ‘waterbeheerder’ - en onder supervisie van de Provincie Limburg -  nog zeer diepe grachten geveegd zodat het water versneld kan worden afgevoerd via sloten en grachten richting Maas. Dit is niet langer wenselijk of aanvaardbaar. Zowel voor de natuur als voor de landbouw moet resoluut alles in het werk worden gesteld om alle water zo lang mogelijk op te houden.

Daarnaast moet er dringend worden nagegaan of het omringende landbiotoop niet anders moet worden beheerd. Vegetaties van dichte pollen pitrus en pijpenstrootje worden nog steeds gemaaid, afgeplagd of intensief begraasd. Laat dit nu net die vegetaties zijn die tijdens hete zomers het water, t.o.v. droge heide en dopheidepercelen, iets langer bufferen. Deze vegetaties vormen omwille van de nodige dekking en vochtgradiënten dan ook een ideaal landhabitat voor de heikikker. En misschien moet er ook proactief worden gedacht om een ‘genenstock’ aan te leggen, alvorens we in een scenario komen waarin er niets meer te redden valt.

Tekst: Peter Engelen, Hyla

Foto: Jeroen Speybroeck/Hyla