Afbeelding
Michel Viskens

Klimaatverandering bezorgt Dagpauwoog extra generatie

16 sep 2016
Categorieën
Natuurbericht
Organisatie
Klimaat
Vlinders


De laatste weken van augustus en de eerste van september 2016 waren uitzonderlijk warm. Het aantal Dagpauwogen dat gemeld werd via waarnemingen.be lag de eerste weken van september wel 4 keer hoger dan de voorbije jaren. Voor het eerst heeft deze soort een grote tweede generatie nakomelingen. Waar komen die vlinders vandaan?

De voorbije weken werd Natuurpunt overstelpt met meldingen van Dagpauwogen. Uiteraard zijn er bij dit mooie weer meer mensen op pad en zijn vlinders actiever. Maar ook als we corrigeren voor de zoekinspanning vlogen er 3 tot 4 keer hogere aantallen dan het gemiddelde van de laatste 5 jaar. Dat is een aanzienlijke toename.

Ondanks een slechte start dit voorjaar, lijken de weersomstandigheden dit jaar voor Dagpauwogen bijzonder goed uit te draaien. Dat hebben ze te danken aan hun flexibiliteit om een extra generatie vlinders te produceren.


De winter van 2015-2016 was een kwakkelwinter, wat klassiek niet goed is voor dagvlinders als de Dagpauwoog, die de winter doorbrengt als volwassen vlinder. Bij veel afwisseling van koud en warm weer, worden ze te vroeg wakker, en verlaten ze soms voortijdig hun overwinteringsplaatsen. Ze vinden dan onvoldoende nectar of worden verrast door een koudeprik. Resultaat: energieverlies of zelfs sterfte. Het voorjaar van 2016 was dan ook nog eens bijzonder koud en nat. De overwinteraars van vorig jaar waren dus met weinigen en konden niet veel rondvliegen. Het leek zelfs een regelrecht rotjaar te worden voor de soort. Maar in de natuur zijn er altijd verrassingen.

Door de vele regen en de warmer wordende temperaturen in juni groeide de Grote brandnetel, de waardplant voor de Dagpauwoog, bijzonder goed. Daardoor was er voor de rupsen van Dagpauwogen meer dan genoeg te eten en was er vermoedelijk minder sterfte dan normaal. Vanaf juli werd het dan ook nog eens lekker warm, waardoor de rupsen goed konden ontwikkelen en de ontpoppende vlinders veel konden rondvliegen. Door deze combinatie werd het alsnog een goede eerste 2016 generatie in juli, die zelfs een tweetal weken vroeger rondvloog dan gemiddeld. Deze vlinders leggen wel eitjes, maar in de meeste jaren ontwikkelen deze niet tijdig tot een nieuwe generatie vlinders en zijn het enkel de ‘juli-vlinders’ die in overwintering gaan. De laatste jaren zagen we wel steeds vaker in september en oktober een gedeeltelijke tweede generatie verschijnen, maar nooit eerder een (bijna) volledige tweede generatie zoals nu.

Maar 2016 had nog meer in petto. Na enkele regendagen in de eerste helft van augustus (zo kregen de waardplanten opnieuw te drinken) passeerde er eind augustus-begin september nog een hittegolf. Die zorgde voor een snelle ontwikkeling van de rupsen en poppen. Uit observaties blijkt dat het amper 20 dagen duurde tussen eileg en nieuw ontpopte vlinders, waar dat normaal 30-60 dagen in beslag neemt. Hierdoor was er plots een massa nieuwe Dagpauwogen van een tweede generatie. Die hadden bovendien optimale omstandigheden om rond te vliegen met het aangename nazomerweer. Hoewel veel nectarplanten al zijn uitgebloeid, is er nog overal wel wat te vinden, en bij warme temperaturen kost het Dagpauwogen weinig moeite om wat verder te vliegen op zoek naar eten.

De eerste én tweede generatie vlinders kunnen nu dus samen de winter doorbrengen. Of dit ook tot meer Dagpauwogen volgend jaar zal leiden hangt ook nog af van hoe de winter verloopt. Maar dat er meer Dagpauwogen de winter in kunnen gaan, dat lijkt wel vast te staan. Ook van het Groot koolwitje, Landkaartje en Bont zandoogje zijn de najaarsgeneraties talrijker dan in dezelfde periode de voorbije jaren.

Overigens is het niet voor alle soorten een topjaar. Zo zit de Gehakkelde aurelia al het hele jaar onder het gemiddelde, en ook dit najaar haalt hij de schade niet in, de Kleine vos is helemaal teruggevallen naar het zeer slechte niveau van 5 jaar geleden en het is een absoluut rampjaar voor het Icarusblauwtje.

Tekst: Wouter Vanreusel & Marc Herremans, Natuurpunt Studie
Foto: Michel Viskens
Video: Jan Vanwynsberghe