Afbeelding
Goedele Verbeylen

Zoektocht naar nesten om zeldzame Hazelmuis te redden

8 mrt 2016
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000
Zoogdieren

De zeldzame Hazelmuis kan alleen beschermd worden met gerichte, lokale beheeringrepen. Maar voor die kunnen gebeuren, moeten we te weten komen waar de schuchtere slaapmuizen gedurende de verschillende seizoenen verblijven. De Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt gaat op zoek naar het antwoord.

De Hazelmuis is de kleinste van alle slaapmuizen. Elke winter gaat ze in een lange, diepe winterslaap. Je kan een Hazelmuis niet missen: een dikke, behaarde staart, oranje pels, grijppoten en zwarte ogen. De soort heeft een verborgen levenswijze en is sterk bedreigd in Vlaanderen. Een van haar laatste bolwerken bevindt zich in de Limburgse Voerstreek, naast een drukke spoorlijn en in de omliggende bossen.

Tijdens het actieve seizoen, dat bij ons meestal loopt van maart-mei tot oktober-december, komen Hazelmuizen zeer weinig op de grond. Ze zitten dan vooral in veilige, dichte vegetatie. Daar kunnen ze zich optimaal verplaatsen met hun pootjes die speciaal aangepast zijn aan het vastgrijpen van takjes en stengels. In deze periode gebruiken ze holle bomen en takken, nestkasten en nestbuizen en dichte vegetatie als dagrustplaats. Dankzij zenderonderzoek in augustus-oktober 2015 weten we dat ze in deze dichte vegetatie niet enkel beschuttende nestjes bouwen, maar er ook regelmatig zonder nest rusten, goed verborgen onder blaadjes of tussen zaadpluizen.

Door hun grijppootjes is lopen over de bosbodem veel moeilijker. Als het tijd is voor de winterslaap, kunnen ze echter niet anders. Want dan moeten ze een nestje bouwen op grondniveau, waar de temperatuur stabieler is zodat ze niet te vaak wakker worden, en waar het vochtiger is zodat ze niet uitdrogen. De kennis over deze winternesten is nog erg beperkt. In het buitenland werden deze gevonden op of net onder de bosbodem onder de bladlaag of een laagje mos, onder dood hout, in bladeren die zich opgestapeld hadden in hakhoutstoven, in klimop op de grond, tussen wortels en de wirwar van takken aan de basis van oude hagen, in holle boomwortels, en soms in rotsspleten en holen van andere knaagdieren. Ook zijn er vondsten net buiten het bos in een wei en op de berm naast een haag, en zelfs op allerlei locaties in tuinen.

Over welke locaties ze bij ons in de winter verkiezen, was tot voor kort zelfs nog helemaal niets geweten. Onderzoek hiernaar is nochtans cruciaal, aangezien wij belangrijke hazelmuispopulaties hebben in een zeer specifiek gebiedstype: spoorwegbermen. In 2013 vonden we daar via een gezenderde Hazelmuis een eerste winternest. Eind oktober 2015 deden we nog eens vijf Hazelmuizen een zender om en volgden deze op met de hulp van ARK Natuurontwikkeling. Kort voordien, op 24 oktober, vonden we toevallig al een eerste – recent gebouwd maar leeg – winternest, vlak bij een aantal dagrustplaatsen van een van onze gezenderde Hazelmuizen.

Een wildcamera leerde ons dat het nest inderdaad van deze Hazelmuis was, want op 5 november kroop hij erin om in winterslaap te gaan. Daar bleef hij tot minstens 10 januari, waarna zijn zender leeg was. Bij een volgende controle op 27 februari bleek hij echter verhuisd te zijn, want het nest was weer verlaten. Een tweede gezenderde Hazelmuis bouwde zelfs twee verschillende winternesten.


Al de gevonden winternesten bleken zich op locaties te bevinden die zeer gemakkelijk verstoord kunnen worden, zeker tijdens beheerwerken. Beheer is echter wel belangrijk, want het leidt tot een dichter struweel met meer voedsel, en daardoor – ondanks de sterfte van een deel van de Hazelmuizen – uiteindelijk toch tot hogere dichtheden. Om de sterfte tot een minimum te beperken, dient dit beheer zeer omzichtig uitgevoerd te worden, waarbij hakhout best niet ter plaatse in kleine stukken gezaagd wordt zodat de volledige bodem verstoord wordt. Ook mogen hakhoutstoven niet te dicht bij de grond afgezaagd worden, of kunnen ze best eerst gecheckt worden op de aanwezigheid van hazelmuisnesten. Daarnaast moet het beheer kleinschalig zijn en gespreid in tijd en ruimte. Hierbij is het aan te raden om tijdens één jaar niet meer dan een tiende van een gebied aan te pakken. Bij onze zeer kleine restpopulaties is zelfs dat misschien al te veel.

Afbeelding
hazelmuizen.jpg

Bij het uitvoeren van hakhoutbeheer dient de bodem zoveel mogelijk ontzien te worden om te vermijden dat Hazelmuizen in hun winternest verpletterd worden, in tegenstelling tot wat hier gebeurde  (foto: Goedele Verbeylen)

De warme decembermaand speelde ons parten tijdens onze zoektocht naar winternesten. Twee van onze gezenderde Hazelmuizen bleven zo lang wakker (tot eind december) dat de zender leeg was vooraleer het winternest gelokaliseerd kon worden. Een vijfde dier bleef ook lang wakker en werd in de derde week van december opgegeten. Naast voordelen zoals langer kunnen aanvetten op een moment dat er nog steeds voedsel aanwezig is (zoals meidoornbessen, bosrankzaadjes en hazelaarkatjes), kan langer wakker blijven ook zeer gevaarlijk zijn. De zoektocht naar voedsel moet dan gebeuren in struiken en bomen die de meeste van hun bladeren verloren hebben, waardoor de Hazelmuizen veel zichtbaarder zijn voor uilen. Dat dit belangrijke predators zijn, blijkt uit het feit dat al drie van onze gezenderde Hazelmuizen teruggevonden werden in een braakbal van een Ransuil.

Over nestlocaties in de lente en vroege zomer weten we ook nog maar heel weinig. De Hazelmuizen gebruiken in de lente regelmatig onze nestkasten en nestbuizen, maar in de vroege zomer zien we ze daar nog amper. Ook vinden we in deze periode bijna nooit nesten in het braam- en bosrankstruweel. Waar ze dan slapen, hopen we dit jaar te ontdekken via verder zenderonderzoek.

Het hazelmuisonderzoek van de Zoogdierenwerkgroep leverde nog andere inzichten op die van belang zijn bij het nemen van beheermaatregelen. Meer hierover kan je lezen in De Levende Natuur.

Woon je niet al te ver van Voeren en wil je regelmatig meehelpen, bv. met het opsporen van gezenderde Hazelmuizen, dan ben je altijd welkom. Ook giften om zenders te kunnen aankopen, zijn meer dan welkom (via Natuurpunt Studie, IBAN: BE12 2300 5247 4592, BIC: GEBABEBB, vermelding “Hazelmuisfonds”).

Een langere versie van dit bericht, met foto’s van de winternesten, kan je vinden op de website van ARK Natuurontwikkeling.

Tekst: Goedele Verbeylen, Natuurpunt Zoogdierenwerkgroep en Anke Brouns, ARK Natuurontwikkeling
Foto’s en film: Goedele Verbeylen