Afbeelding
Ecoduct Groenendaal
Simon Feys

Faunapassages in het Zoniënwoud goed gebruikt door sprinkhanen en loopkevers

26 okt 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Insecten en ongewervelden
Inventarisatie & monitoring
Kevers
LIFE BNIP
LIFE+
Natura 2000


In 2019-2020 onderzocht Natuurpunt Studie - in opdracht van het Departement Omgeving en met medewerking van het Agentschap Natuur en Bos - welke dieren gebruik maken van enkele faunapassages in het Zoniënwoud. Uit een eerder onderzoek bleek al dat heel wat zoogdieren deze passages gebruiken. Verder onderzoek toont nu aan dat ook tal van ongewervelden - waaronder een aantal soorten die erg gevoelig zijn voor versnippering - deze faunapassages gebruiken.

Het Zoniënwoud ligt aan de zuidrand van Brussel en maakt deel uit van het Natura 2000 Netwerk. Het gebied wordt echter doorkruist door drukke verkeersaders als de Brusselse Ring, de E411 en de spoorlijn 161. Om de gebieden die door deze verkeersaders van elkaar werden gescheiden opnieuw met elkaar te verbinden, werden in het kader van het LIFE+ OZON project tussen 2013 en 2018 een aantal tunnels omgevormd tot natuurverbindingen. Er werden ook enkele nieuwe faunapassages aangelegd.

Groenendaal, Leonard-kruispunt en Vierarmen-kruispunt

Er werd een uitgebreid onderzoek uitgevoerd om na te gaan welke soorten gebruik maken van het ecoduct Groenendaal, een ecotunnel en faunabuis aan de Flossendelle. Bij dergelijke onderzoeken wordt meestal vooral aandacht besteed aan gewervelden (zoogdieren, amfibieën, reptielen). Het gaat dan om (relatief) grotere soorten en/of soorten die gemakkelijk kunnen worden opgevolgd met trailcams, fuiken of reptielplaten. Maar ontsnipperende faunapassages zijn ook heel belangrijk voor ongewervelden. Daarom werden bij de faunapassages in het Zoniënwoud ook sprinkhanen, dagvlinders, libellen, loopkevers, spinnen, mieren, pissebedden, miljoenpoten, duizendpoten en hooiwagens onderzocht. Ook wilde bijen en zweefvliegen - beide belangrijke bestuivers - kregen in het onderzoek de nodige aandacht.

Het ecoduct Groenendaal verbindt beide zijden van de R0 ter hoogte van de voormalige koninklijke renbaan en kan een breed gamma aan soorten helpen om zich van de ene zijde van de snelweg naar de andere te verplaatsen. Een bestaande tunnel langsheen de Bezemboomweg (tussen het Leonard-kruispunt en het Vierarmen-kruispunt), was tot voor kort enkel toegankelijk voor voetgangers en fietsers maar werd door een herinrichting nu ook geschikt gemaakt voor gebruik door dieren. 

Sprinkhanen: goede graadmeters voor ontsnipperende maatregelen

Uit onderzoek op andere ecoducten is bekend dat sprinkhanen erg gevoelig zijn voor versnippering van hun leefgebied. Een aantal soorten heeft immers korte of helemaal geen vleugels waardoor ze beperkt zijn in hun mobiliteit. Indien hun leefgebied in twee wordt gedeeld door bv. een snelweg, kunnen ze zich vaak niet of moeilijk verplaatsen van de ene naar de andere kant. Soorten die zich niet (goed) vliegend kunnen verplaatsen, zijn dan ook erg interessant om de impact van ontsnipperende maatregelen aan af te meten. De aanwezigheid van bepaalde sprinkhaansoorten kan ons bovendien erg veel leren over de vegetatiestructuur, waarbij o.a. vochtigheid en warmte bepalend zijn voor hun ontwikkeling. Tijdens het onderzoek werden op het ecoduct Groenendaal vier soorten aangetroffen die (meestal of altijd) kortgevleugeld zijn: krasser, gewoon doorntje, gewoon spitskopje en bramensprinkhaan. In de tunnel werd nog een andere soort aangetroffen: de zuidelijke boomsprinkhaan. Dit was eigenlijk een verrassende waarneming: in de tunnel is het immers donker en koel, terwijl de zuidelijke boomsprinkhaan net een warmteminnende soort is. Deze soort is wel altijd kortgevleugeld en kan dus enkel lopend doorheen de tunnel de andere zijde van de snelweg bereiken.


Afbeelding

De zuidelijke boomsprinkhaan is een kort gevleugelde sprinkhaan die niet kan vliegen. Deze soort werd aangetroffen  in de tunnel van Fossendelle (foto: Jaap Bouwman/Saxifraga). 

66 soorten loopkevers

Net zoals bij sprinkhanen, zijn er ook heel wat loopkevers die altijd kortgevleugeld zijn, die geen vleugels hebben of niet over vliegspieren beschikken. Hierdoor zijn ook loopkevers erg gevoelig voor versnippering door (snel)wegen, spoorwegen of andere transportinfrastructuur. Tijdens het onderzoek aan de faunapassages in het Zoniënwoud werden 66 soorten loopkevers gevonden, waaronder een aantal bedreigde en zeldzame soorten. Op het ecoduct werden 7 kortgevleugelde soorten aangetroffen. Het gaat vooral om grote loopkevers, zoals de graslandschallebijter (Carabus monilis), de gekorrelde schallebijter (Carabus problematicus), de paarse loopkever (Carabus violaceus), de gewone breedborst (Abax ater) en de ovale breedborst (Abax ovalis). Aangezien het ecoduct Groenendaal pas werd afgewerkt in 2018, heeft de vegetatie zich er nog niet volledig kunnen ontwikkelen. Het is dus te verwachten dat er op termijn nog meer soorten zullen profiteren van deze ontsnipperende maatregel. Ook in de ecotunnel werden 4 van deze loopkeversoorten aangetroffen die niet kunnen vliegen, eveneens een mooi resultaat!




Afbeelding

De gekorrelde schallebijter (Carabus problematicus) is een in Vlaanderen algemene, hoofdzakelijk bosbewonende en ongevleugelde loopkever. De soort legt lopend flinke afstanden af en passeert de snelweg R0 zowel via ecoduct Groenendaal als via ecotunnel Flossendelle, zo blijkt uit ons onderzoek (foto: Maarten Jacobs).

Positieve evaluatie, voor herhaling vatbaar

Zowel het ecoduct als de ecotunnel worden door verschillende versnipperingsgevoelige soorten van verschillende diergroepen gebruikt om de snelweg over te steken. Naast de aanleg van ecoducten, kan dus ook het aanpassen of omvormen van weinig gebruikte tunnels tot ‘ecotunnels’ of tot tunnels met gemengd gebruik, positief zijn voor versnipperingsgevoelige soorten. Hiervan wordt trouwens werk gemaakt via het Vlaams Actieprogramma Ecologische Ontsnippering (VAPEO) dat tijdens de huidige regering alvast een vijftiental van dergelijke ontsnipperende maatregelen langs gewestwegen verspreid over heel Vlaanderen aanpakt. De ingrepen van het Life+ OZON project lijken hun ontsnipperend doel te bereiken en moedigen aan om nog meer werk te maken van bijkomende maatregelen om één van de grootste nog resterende wouden in Vlaanderen verder te ontsnipperen. 

Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van het Departement Omgeving van de Vlaamse Overheid, in nauwe samenwerking met het Agentschap Natuur en Bos (ANB), beheerder van het Vlaams deel van het Zoniënwoud, en in overleg met de andere beheerders en partners in het OZON-project. Het gedetailleerde rapport waarin alle resultaten van dit onderzoek worden besproken, is hier terug te vinden.

Tekst: Simon Feys, Jorg Lambrechts, Natuurpunt Studie

Foto’s: Simon Feys, Jaap Bouwman, Maarten Jacobs

Geïnteresseerd in ruimtelijke ordening en natuur?

Bekijk de videopresentatie van Leo Van Broeck (Vlaams bouwmeester van 2016 tot 2020) over ‘Ruimtelijke ordening en natuur’ en kom meer te weten over het toekomsttraject van Natuurpunt op www.natuurinhethart.be.