Afbeelding
Bomen planten
Ward Stulens

Inheems versus uitheems: welke bomen planten we best aan?

8 feb 2023
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Bomen planten
Onze Natuur


Onze Natuur. Na het bioscoopsucces van Onze natuur is er nu ook de langverwachte docureeks op Canvas en VRT MAX. Water, aarde, lucht, vuur, hout en steen. Die zes elementen in de natuur vormen de rode draad doorheen de reeks. In de zevende en laatste aflevering brengen wetenschappers, filmmakers en natuurexperten extra duiding bij de rol die wij als mens al dan niet kunnen spelen in onze natuur. Hoofdrolspelers in de reeks zijn uiteraard de dieren en planten. Natuurpunt zoomt de komende weken ook uit naar het leefgebied van deze soorten. Hoe is daarmee gesteld? Wat loopt er goed en wat kan beter?

Vandaag: HOUT

Inheems versus uitheems: wat planten we best aan?

Deze week staat ‘Onze natuur’ in het teken van hout. Bomen en bos dus. Het besef dat die belangrijk zijn, is de afgelopen decennia sterk gegroeid, niet in het minst bij de publieke opinie. Ook deze winter worden er weer volop boomplantacties georganiseerd. Er werd altijd veel belang gehecht aan inheemse boomsoorten, maar dwingt de klimaatverandering ons daarvan af te stappen?

Bossen hebben altijd een veelheid aan functies vervuld. Hout is een waardevolle grondstof (economische functie), bossen zijn leefgebieden voor tal van soorten (biodiversiteit), in bossen kunnen mensen zich ontspannen (recreatieve functie), bomen hebben een verkoelend effect op het lokale klimaat en leggen koolstof vast, ... Terwijl lange tijd de economische functie het meest op het voortouw stond, hebben de andere functies tijdens de afgelopen decennia aan belang gewonnen. Nu klimaat een alsmaar belangrijker thema wordt, worden her en der heuse zogenaamde klimaatbossen aangeplant. Daarbij wordt steeds vaker gekozen voor uitheemse bomen. Het Limburgse klimaatbomenproject omvat 109 boomsoorten, waarvan er slechts 17 inheems zijn. Naast de winterlinde, hazelaar en ratelpopulier worden even goed Japanse zelkova, Perzische slaapboom en witte bitternoot aangeraden, bomen van andere continenten.

Hierdoor ontstaat een spanningsveld tussen biodiversiteit en klimaat. Want hoewel exotische bomen hun lokale klimaatfunctie goed kunnen vervullen (zeker in stedelijke context), blijven het op vlak van biodiversiteit vooral lege dozen. Op bomen leven tal van ongewervelden, maar de aantallen lopen sterk uiteen van boomsoort tot boomsoort. Een bekende Engelse studie uit 1984 rangschikte boomsoorten volgens de insectenrijkdom die ze herbergen. Op nummer één staat de wilg, met 450 soorten, op de voet gevolgd door zomer-/wintereik met 423 soorten. In Duitsland werd dat onderzoek in 2001 overgedaan en bleken de soortenaantallen nog hoger te liggen (728 soorten op wilg, 699 op inheemse eik). De onderzoeken betrokken weinig uitheemse boomsoorten maar het contrast is enorm. De Engelse studie vermeldt voor Amerikaanse eik 12 soorten insecten en voor robinia 2. Sinds 1984 hebben wellicht meer insecten zich aangepast, maar in de databank van waarnemingen.be vinden we slechts waarnemingen van 18 soorten rupsen op Amerikaanse eik. Dat blijft enorm weinig in vergelijking met de enorme diversiteit die we op zomer- en wintereik vinden temeer omdat Amerikaanse eik in ons land wordt aangeplant sinds 1803.

Past de natuur zich dan niet aan? Toch wel, maar dat gaat dus erg traag. De diversiteit van ongewervelden op inheemse bomen is precies zo groot omdat ze gedurende vele duizenden jaren konden coëvolueren.

Afbeelding
Grote wintervlinder Leo Janssen

Rupsen van de grote wintervlinder vormen in de lente een belangrijke voedselbron voor zangvogels (foto: Leo Janssen).

Een bos met een rijke ongewerveldenfauna is niet enkel van belang voor die ongewervelden zelf, maar ook voor alle andere soorten die van de ongewervelden afhankelijk zijn: vleermuizen, heel wat zangvogels en andere insecteneters. Een weinig divers bos dat vrijwel uitsluitend uitheemse boomsoorten bevat, is eigenlijk een café zonder bier. Er liggen intussen tal van studies voor die het broedsucces van bijv. mezen koppelen aan de continue beschikbaarheid van voldoende voedsel. Die beschikbaarheid wordt vooral beïnvloed door de aanwezige boomsoorten.

Niet enkel voor insecten(eters) is het contrast tussen inheemse en uitheemse boomsoorten groot, dat geldt ook voor zwammen. In ons land zijn er enkele honderden soorten zwammen die in symbiose leven met bomen (de zogeheten ectomycorrhizasymbionten). Zowel in bossen als in meer antropogene omgeving (dreven en stadsparken) is de diversiteit van dergelijke paddenstoelen vaak groot. Maar opnieuw zien we grote verschillen op vlak van begeleidende boomsoort: bij eiken, beuken, populieren en berken vinden we tal van soorten, terwijl je onder robinia’s, Perzische slaapbomen of Japanse zelkova’s geen symbionten vindt.

Steeds vaker lezen we de oproep ‘beoordeel een boom niet op zijn afkomst’. Die leuze onderschrijven we: we beoordelen bomen liever op het aantal ecologische relaties dat ze hebben. Maar uit die vergelijking blijkt nog steeds dat inheemse boomsoorten voor biodiversiteit veel belangrijker zijn dan het gros van de uitheemse bomen. De nadruk die de natuurbeweging op inheemse bomen legt, is dus niet ingegeven vanuit een misplaatst eco-racisme (‘eigen bomen eerst’), maar wel vanuit de bekommernis om gezonde ecosystemen.

Zijn uitheemse bomen dan altijd uit den boze?

Dat zeker niet. Ze hebben ook een esthetische functie in parken bv., maar de grote meerderheid van aangeplante bomen zou dus best uit inheemse boomsoorten bestaan. Wie in functie van ‘klimaatslim bos’ toch wil experimenteren met zuidelijke, meer klimaatresistente boomsoorten, raden we aan om boomsoorten uit naburig Zuid-Europa te nemen, die zijn vaak nauwverwant met de boomsoorten van de Benelux. De kans dat onze insecten zich kunnen aanpassen aan een moseik of boomhazelaar uit Zuid-Europa is immers groter dan dat ze zich gaan thuisvoelen op Amerikaanse of Australische boomsoorten. Bovendien is het ook mogelijk om te gaan variëren op vlak van je bronbomen: je kan ook zomereiken of lindes uit midden-Frankrijk uitproberen. Die zijn mogelijk beter aangepast aan ons veranderend en zeker het warmer stedelijk klimaat.

Verschilt het bomenbeleid niet tussen stedelijk gebied en platteland?

In steden is het belang van bomen zo mogelijk nog groter dan op het platteland. Bomen in de stad hebben een positief effect op de fysieke en mentale menselijke gezondheid en vervullen een belangrijke klimaatregulerende functie. Het aspect ‘biodiversiteit’ komt er vaak niet op de eerste plaats. Beter een stadslaan met grote platanen dan een kale straat. Beter een stadstuin met een kleine exotische boom dan een tuin zonder boom. 

Maar waar het enigszins mogelijk is om in de stad toch voor inheems te kiezen, zouden we dat ons inziens ook moeten doen. Zo benadrukken veel van de bovenvermelde onderzoeken over broedsucces bij zangvogels (van pimpelmezen in Glasgow tot koolmezen in Malmö) het belang van inheemse bomen, ook in de stad. Omgekeerd is er dan weer a priori geen reden waarom een inheemse boomsoort het lokale klimaat minder zou beïnvloeden dan een uitheemse. Aanplant van een inheemse boomsoort is dus, in tegenstelling tot gebruik van een uitheemse boomsoort, een win-win situatie voor beide.

Wie meer wil lezen over de problematiek, kan dat in dit forumartikel uit Natuurfocus: ‘Moeten we in tuinen enkel inheemse planten aanplanten? De voor- en nadelen van inheemse versus uitheemse planten voor onze biodiversiteit.’

Tekst: Wim Veraghtert & Pieter Vanormelingen (Natuurpunt Studie)