Afbeelding

Interview met Mark Lehouck, beheerder van Wijgmaalbroek

29 apr 2022
Categorieën
Lokaal nieuws
Organisatie


Interview met Mark Lehouck, beheerder van Wijgmaalbroek

Mark Lehouck is bijna 30 jaar lang beheerder van Wijgmaalbroek. Hoog tijd dus voor een babbel over zijn taak in dit prachtige gebied. Boeiend is ook het interview met Mark in de reeks Vrijwilliger in de kijker. 

Ik ontmoet Mark op een zonnige maartse werkdag in Wijgmaalbroek. Samen met andere werklustigen bouwen we takkenrillen en verslepen we omgewaaide takken en stammen terwijl Mark tekst en uitleg geeft over het hoe en waarom. Hij kan bogen op bijna 30 jaar ervaring als beheerder van Wijgmaalbroek. Ook al was die taak niet meteen zijn eigen keuze. ‘Ik werd een beetje gepusht om beheerder te worden van het pas aangekochte gebied aangezien ik praktische ervaring had als tuinarchitect. Van beheer wist ik nog niet veel af, maar een cursus heeft me daarover de nodige kennis opgeleverd.’ Mark was al sinds de jaren ‘70 lid van Natuurreservaten vzw, de voorloper van Natuurpunt, en raakte gebiologeerd door biodiversiteit. ‘Mijn ouders waren nogal reislustig en we gingen vaak naar het zuiden van Frankrijk en Zwitserland. Daar zie je andere vlinders en andere kevers dan hier, en dat boeide me.’

Als ik hem vraag naar de mooiste verwezenlijking tot nu toe, dan krijgt de aanpak van de ‘paardenweide’ die eer. ‘Dat was een volledig vernietigde weide, vol distels en ruigte. We wilden eigenlijk ecologisch meer interessante gebieden aankopen, maar die kregen we niet te pakken.’ De paardenweide kwam dus onder de vleugels van Mark. ‘Ik dacht: ‘Wat gaan we hier mee aanvangen?’ Het gebied was door de distels amper toegankelijk en doorploegd met diepe tractorsporen. Gelukkig kwamen scholen snel helpen om de distels te verwijderen en de putten en bandensporen op te opvullen Zo konden we vrij snel ons poelenplan realiseren, met prachtige resultaten voor de kamsalamander.’ 

Afbeelding
salamander.png

‘Het ‘parkbos’, een naam die gegeven werd door de vlinderspecialist van Natuurpunt, is ook een mooi project geworden in Wijgmaalbroek. Op die plek was er oorspronkelijk een populierenplantage, maar vele bomen waren er aan het sterven. De eigenaar heeft dan besloten om het gebied aan ons te verkopen.’ De ecologische waarde was — wederom — laag, maar Mark en zijn team ondernamen actie om de biodiversiteit te verhogen. ‘We moesten er eerst structuur en reliëf in krijgen, om daarna te zorgen voor  variatie  van bomen en andere beplantingen.’ Die schijnbaar eenvoudige taak had echter heel wat voeten in de aarde. Voor alle bomen — gezonde, zieke en dode — werd de afweging gemaakt tussen kappen en laten staan. ‘Het was een heel arbeidsintensief proces. Elk jaar deden we een stukje en zo brachten we stap voor stap structuur in dat gebied. Eerst hadden we de vele essen laten staan, omdat ze een  valleisoort zijn met veel interessante ondergroei aangezien de es laat in blad komt. Maar twee jaar nadien brak de essenziekte uit (lacht). Ondanks die pech is het parkbos op relatief korte termijn een mooi bos aan het worden.’

Beide verhalen tonen aan hoe schijnbaar ecologische arme gebieden mits een aangepast beheer omgetoverd kunnen worden tot biodiverse natuurparels. ‘De grond van Wijgmaalbroek mag dan wel helemaal ontgonnen zijn, de insecten kunnen er nog steeds massaal aangetrokken worden. En juist die insecten vormen het fundament van de voedselpiramide. Zo kwam de natuurstudiegroep Dijleland enkele jaren geleden langs en spotte de ortolaan, een zeldzame vogel. De bezoekers prezen het werk van onze afdeling, maar hadden niet meteen een verklaring voor de komst van die zeldzame soort naar Wijgmaalbroek. Ik wel: dat komt door die insecten! Ik hoorde wel eens: ‘Och, hij is daar weer, met zijn insecten!’ (lacht). Nu is het belang van die diertjes gelukkig al beter bekend.’

Marks favoriete plek in Wijgmaalbroek? Daarvoor keert hij terug naar parkbos. ‘Vorig jaar heb ik er zes bramensprinkhanen gezien en dan merk je: we zijn goed bezig. Ook de verbeterde situaties voor de sleedoornpage en zelfs voor de zeldzame grote weerschijnvlinder zijn successen die tonen dat we op de goede weg zitten.’ 

Stijn Paredis (foto’s: Hugo Willocx)